Met de invoering van de Participatiewet op 1 januari 2015 is, zoals bekend, de derde decentralisatie ingevoerd.
Met de invoering van de Participatiewet op 1 januari 2015 is, zoals bekend, de derde decentralisatie ingevoerd. De wet kent zijn oorsprong rond 2011 toen het toenmalige kabinet de Wet werken naar vermogen (Wwnv) introduceerde. Hiermee wilde het de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten (Wajong), de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet sociale werkvoorziening (WSW) samen laten uitvoeren door de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat: de gemeente. Met de komst van de Wwnv zou beter maatwerk kunnen worden geboden aan de burger. Wat met die wet is gebeurd, is bekend en historie: door de val van het kabinet haalde ze net niet de eindstreep.
Centralisatieboom
Het nieuwe kabinet diende haar opvolger in en ook hiermee zouden gemeenten een zeer ruime beleidsvrijheid krijgen om dicht bij de burger maatwerk te bieden. Geen regels meer vanuit Den Haag, maar ruimte voor burger en professional… Dachten we, want de Participatiewet was nog niet behandeld in de Tweede Kamer of de eerste centralisatie was een feit. Weliswaar via de toenmalige WWB, maar toch. Het betrof de uniformering van re-integratieverplichtingen die nog voor de invoering van de Participatiewet werden geïntroduceerd. Een set van verplichtingen om aan het werk te komen, onder meer een verhuisplicht en een verplichte reistijd van drie uur per dag, die voor iedereen geldt. En bij niet nakomen een uniforme maatregel voor iedereen.