@ease: soms helpt het als iemand gewoon naar je luistert!

‘Het is de eerste keer dat ik hier over praat.’ ‘Ik wil m’n ouders liever niet lastigvallen, ze hebben het al moeilijk genoeg.’ ‘Nee, ik heb eigenlijk geen vrienden waar ik me OK bij voel.’ ‘Ik weet niet zeker of die problemen van mij wel erg genoeg zijn.’ ‘Ik ben bang dat het nooit stopt. Daar word ik wel wanhopig van soms.’ ‘Ik schaam me hiervoor. Ik durf niet naar de huisarts.’ ‘Eigenlijk voel ik me helemaal niet goed, maar dat laat ik niet merken.’

Zomaar wat uitspraken die de vrijwilligers van @ease regelmatig horen van jongeren. Jongeren die niet zo lekker in hun vel zitten en behoefte hebben aan iemand om mee te praten. Het zijn vaak pittige gesprekken: grensoverschrijdend gedrag, concrete gedachten aan de dood of onveilige thuissituaties zijn helaas geen uitzonderlijke gespreksonderwerpen.

Daarom is @ease er!

We weten dat veel jongeren het moeilijk vinden om hulp te vragen, te vinden en te krijgen wanneer ze te maken hebben met psychische en sociale problemen. Schaamte, wachtlijsten, financiën, het zelf willen oplossen of geen klik voelen met een behandelaar spelen daarbij een rol. We weten ook dat praten over problemen helpt… Het voelt minder eenzaam en het kan erger voorkomen.

Om die reden werd @ease ruim vijf jaar geleden opgericht door Prof. dr. Thérèse van Amelsvoort (psychiater en hoogleraar transitiepsychiatrie aan Maastricht University) en dr. Rianne Klaassen (opleider en kinder- en jeugdpsychiater bij Levvel Amsterdam). Een (inloop)plek waar jongeren een luisterend oor vinden bij leeftijdsgenoten: veilig, anoniem, zonder afspraak, gratis, zonder verplichtingen en evt. ook via chat. Is er meer hulp nodig, dan kunnen jongeren via @ease (online) therapie vinden of samen met onze vrijwilligers en professionals op zoek gaan naar meer ondersteuning in de buurt.

Open-minded luisteren staat centraal bij @ease. We willen jongeren het gevoel geven dat hun verhaal belangrijk is, dat ze niet alleen zijn en dat ze veilig en in alle rust over hun problemen kunnen praten. Omdat veel van onze eigen vrijwilligers zelf heel goed weten hoe het is om psychisch niet goed in je vel te zitten, zijn ze ontzettend goed in staat om jongeren die ons bezoeken te woord te staan. Het voelt voor hen al snel ontspannen en normaal…alsof ze gewoon met vrienden praten. In dit filmpje vertellen onze eigen vrijwilligers hoe het werkt.

We maken het @ease…

We zijn er voor alle jongeren tussen 12 en 25 jaar die óf zelf een luisterend oor nodig hebben óf advies zoeken voor iemand anders. Ook jongeren die op een wachtlijst voor psychische hulp staan, ergens anders al zorg krijgen of juist al klaar zijn met therapie kunnen gewoon langskomen. Gesprekken bij @ease zijn gratis en kunnen zowel in het Nederlands als in het Engels gevoerd worden. De inhoud blijft anoniem en alles is bespreekbaar.

Bij @ease praten jongeren met leeftijdsgenoten. Deze leeftijdsgenoten (vrijwilligers) worden goed getraind om écht naar onze bezoekers te kunnen luisteren en mee te denken als dat nodig is. Ze staan er niet alleen voor, want ze werken bij @ease samen met (zorg)professionals van lokale organisaties. Zij coachen de vrijwilligers ter plaatse of sluiten aan bij een gesprek. Achterwachtpsychiaters zijn telefonisch beschikbaar voor overleg en leggen - indien nodig - direct verbinding naar de lokale crisisdienst.

Via een jongerenraad en wetenschappelijk onderzoek toetsen we doorlopend of we ook echt aansluiten op de behoeften van jongeren. De ervaringen bij @ease zijn zeer positief en laten zien dat deze ontspannen ‘peer-to-peer’ aanpak werkt. Bezoekers van @ease geven aan heel tevreden te zijn. Ze voelen zich echt gehoord en gesteund. Ook onze jonge (soms ervaringsdeskundige) vrijwilligers halen veel voldoening uit het feit dat ze van betekenis kunnen zijn voor anderen. Het vrijwilligerswerk zorgt ervoor dat ze onderdeel zijn van een hele fijne gemeenschap. In dit filmpje legt Deniece, vrijwilliger bij @ease Maastricht, uit hoe dat voor haar voelt.

Maak het gemakkelijk en normaal

Veel jongeren denken dat ze de enige zijn met bepaalde klachten. Bij @ease komen ze erachter dat dat niet zo is. Ze spreken met andere jongeren die hun verhaal écht snappen en ook laten zien dat het uiteindelijk weer beter gaat. In alles wat we bij @ease doen proberen we het normaliseren van praten over gevoelens mee te geven. Dat doen we op social media, als we langskomen op scholen, bij groepsactiviteiten en natuurlijk in onze gesprekskamers of via de chat. We zijn er trots op dat we dit met al onze vrijwilligers, professionals en andere partners kunnen bewerkstellingen. Natuurlijk willen we @ease breed beschikbaar maken in heel Nederland, zodat meer jongeren dichtbij en gemakkelijk een luisterend en meedenkend oor kunnen vinden. Heb jij daar ideeën over of wil je meedoen? Je bent welkom! Samen maken we het @ease voor jongeren!

Meer informatie?

Op dit moment zijn de inlooplocaties van @ease te vinden in 9 gemeenten (Maastricht, Heerlen, Amsterdam, Rotterdam, Groningen, Leiden, Leeuwarden, Haarlem en Zwolle). Dit jaar zullen onze locaties in Eindhoven, Roermond en Amersfoort starten. De landelijke chatlijn is bereikbaar via de website www.ease.nl.

Wil je meer weten? Of misschien wel vrijwilliger worden in één van onze teams? Ga naar www.ease.nl of neem contact op via info@ease.nl. We informeren je graag!

Mensenrechten en armoedebestrijding

Door: Naomi Persoon, College voor de Rechten van de Mens

Op 10 december 2023 vieren we de 75ste verjaardag van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. Het universele idee ‘dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en rechten worden geboren’ werd in 1948 wereldwijd erkend. In de Verklaring staat onder andere dat alle mensen recht hebben op een behoorlijke levensstandaard, waaronder voeding, kleding, huisvesting, toegang tot gezondheidszorg, sociale voorzieningen en bijstand.

In de afgelopen 75 jaar is er veel verbeterd als het gaat om die behoorlijke levensstandaard van mensen. Maar we zijn er nog niet. Armoede is een groot en groeiend probleem, zowel in Europees als Caribisch Nederland. Denk aan mensen die op straat prullenbakken inspecteren om er blikjes uit te halen voor het statiegeld. Of mensen die fulltime werken, die alsnog geld te kort komen aan het eind van de maand.

Wisselwerking tussen armoede en mensenrechten

Maar armoede is veel meer dan een gebrek aan geld. Het raakt verschillende delen van het leven van mensen en dus ook aan verschillende mensenrechten. Denk bijvoorbeeld aan het recht op gelijkheid en non-discriminatie, onderwijs, huisvesting, arbeid en gezondheid. Wanneer deze rechten niet goed gewaarborgd zijn, kunnen de effecten daarvan en de mate van armoede elkaar over en weer beïnvloeden. Bijvoorbeeld dat je door een gebrek aan geld een ongezond voedingspatroon hebt, of woont in een huis met schimmelplekken op de muren. Dit zorgt voor problemen met je gezondheid. Of dat je geen nette kleding meer hebt, waardoor het vinden of behouden van een baan lastig is. Je recht op arbeid staat dan onder druk, terwijl je net zoveel recht hebt op werk als ieder ander.

Kinderen in armoede kunnen niet altijd ontbijten. Als je met honger naar school gaat, heb je minder energie voor je concentratie. Daardoor kun je meer moeite hebben met het leren van bijvoorbeeld lezen en schrijven. Andersom is het ook zo. Als je geen toegang tot kwalitatief goed en betaalbaar onderwijs hebt gehad, kun je meer moeite hebben met sollicitaties. Bijvoorbeeld doordat je bepaalde vaardigheden mist voor een baan die je graag wilt.

Als je in armoede leeft, is het moeilijker om je recht te halen. Je kunt bijvoorbeeld geen dure advocaat betalen. Ook kan het zijn dat je zoveel zorgen hebt, dat je geen tijd hebt om uit te zoeken waar je eigenlijk allemaal recht op hebt. En andersom bekeken: als je minder gebruik kunt maken van je recht, kom je sneller in armoede. Bijvoorbeeld als je niet weet bij welk juridisch loket je moet zijn, niet goed overweg kunt met computers, niet goed kunt lezen, of niemand om hulp kunt vragen.

Mensenrechten centraal

Armoede en mensenrechten zijn dus onlosmakelijk verbonden en beïnvloeden elkaar over en weer. Het is dus belangrijk om in armoedebeleid niet alleen uit te gaan van de financiële aspecten van armoede, maar juist ook de doorwerking op andere vlakken en dit te koppelen aan mensenrechten. Zoals de voorbeelden al laten zien kan een goede bescherming van de rechten van mensen die in armoede leven, de nadelige gevolgen die armoede op hun leven heeft verminderen. Bovendien kan de bescherming van mensenrechten juist ook het risico op armoede helpen verkleinen. Het College voor de Rechten van de Mens vindt daarom dat de veelzijdigheid van de effecten van armoede én mensenrechten centraal moeten staan in armoedebeleid.

Bijvoorbeeld: maatregelen die de belemmeringen voor de participatie van mensen in armoede wegnemen kunnen hun sociale uitsluiting tegengaan. Inkomensondersteunende maatregelen die ervoor zorgen dat mensen hun huur kunnen betalen en hun aandacht kunnen richten op hun toekomst, helpen hun gezondheid verbeteren en vergroten hun kansen op de arbeidsmarkt.

Concrete maatregelen om de gezondheid te verbeteren leveren gezondheidswinst op en bevorderen bovendien maatschappelijke participatie en toegang tot de arbeidsmarkt. Het garanderen van het recht op onderwijs aan kinderen uit arme gezinnen kan bijdragen aan een toekomst voor hen zonder armoede.

Zet ervaringsdeskundigen in

De centrale overheid en lokale overheden vervullen een cruciale rol in de bescherming van mensenrechten en alle bestuurslagen dragen deze verantwoordelijkheid. Armoede stoppen waar zij nog voorkomt en voorkomen waar die dreigt te ontstaan is een kerntaak van de overheid. Ambtenaren die in direct contact staan met mensen in armoede hebben een bijzondere rol. Zij komen in hun dagelijkse werk in aanraking met mensenrechtelijke vraagstukken. Deze ambtenaren hebben een sleutelpositie bij de implementatie van mensenrechten in de praktijk. 

Armoedebeleid kan namelijk alleen effectief zijn als het samen gemaakt (en uitgevoerd) wordt met ervaringsdeskundigen en het maatschappelijk middenveld: mensen die weten hoe het is om arm te zijn en hulpverleners die in nauw contact staan met diverse gemeenschappen. Zij weten als geen ander aan wat voor maatregelen behoefte is en waaraan juist niet. Zo kunnen mensen in armoede en hulpverleners meepraten over problemen en meebeslissen over oplossingen en de uitvoering ervan. Zij zijn dan een gelijkwaardige gesprekspartner en vervullen een belangrijke signalerings- en doorverwijsfunctie.

In een effectief armoedebeleid is bijzondere aandacht nodig voor risicogroepen. Zoals eenoudergezinnen, maar ook mensen met een migratieachtergrond, mensen die bijstand ontvangen en mensen met een beperking. Daarnaast is er een toenemende groep werkenden in loondienst en zelfstandigen die in armoede komt of dreigt te komen. Al deze mensen moeten betrokken worden, omdat ze uit zichzelf niet zo snel mee zouden doen.

Mensenrechten moeten dus het uitgangspunt zijn bij de ontwikkeling van armoedebeleid. En praten met en luisteren naar mensen in armoede het begin.

Over het College voor de Rechten van de Mens

Het College voor de Rechten van de Mens is het mensenrechteninstituut van Nederland. Als onafhankelijke toezichthouder belichten, beschermen en bevorderen wij de mensenrechten in Europees en Caribisch Nederland. Daarnaast oordeelt het College over discriminatieklachten. 

Kies de Banenafspraak!

Door: Aart van der Gaag, namens de werkgeversorganisaties boegbeeld en inspirator van Banenafspraak

Ik vrees dat niemand behoefte heeft aan nog een politieke analyse na deze verkiezingen. Doch ‘Op naar de 125.000 banen’ had ook een verkiezingsthema: Kies de Banenafspraak.

Daarmee gingen we de Maand van de 1000 Voorbeelden van november in. Tijdens deze actie- en evenementenmaand werden ruim 62 evenementen georganiseerd, werden prijzen uitgereikt en werkgevers op andere manieren geïnformeerd en geïnspireerd. Kortom: alle ogen waren weer eens op de Banenafspraak gericht.

Zelf schreef ik verschillende columns, waaronder een reactie op het nieuwe wetsvoorstel rond de Banenafspraak en een serie van 12 columns uitmondend in een verkiezingsmanifest met 7 aanbevelingen voor de komende kabinetsperiode:

  • Verbreed de doelgroep
  • Laat werk lonen
  • Zorg voor een goed inzichtelijk bestand
  • Zorg voor eenvoud in de systemen
  • Geen snelle samenvoeging van bedrijfsleven en overheid rondom de Banenafspraak.
  • Verander de financieringsmethodiek
  • Voer een permanente campagne
  • Ook mooi was dat zeven zittende en aanstaande Kamerleden columns schreven waarmee ook hun denken over de Banenafspraak onder de aandacht kwam. Snel samenvat staat er het volgende in de columns: niemand is tegen de Banenafspraak, eigenlijk is iedereen voor. Ook voor uitbreiding van de doelgroep. Bovendien leven er zorgen bij de meeste van hen over de prestaties van de overheid.

    In de verkiezingscampagnes speelde de arbeidsmarkt nauwelijks een rol. Dat is zeer wonderlijk. Er zijn namelijk nu al tekorten en er is één ding zeker: door demografische ontwikkelingen worden die alleen maar erger. Waar het wel over ging was het sluiten van de grenzen voor arbeidsmigratie. Los van het feit dat dat niet kan zolang we in de EU zitten, staat het vooral haaks op wat er nodig is.

    De arbeidsmarkt hoort altijd een verkiezingsthema te zijn: iedereen heeft er mee te maken en iedereen merkt de gevolgen van factoren die de arbeidsmarkt beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan AI, robotisering of verouderde opleidingen. De ontwikkelingen volgen elkaar in razend tempo op en wet- en regelgeving horen dat snel op te volgen.

    Sociale wetgeving hoort zich aan te passen met bijvoorbeeld een leerbudget voor iedereen in de plaats van ontslagvergoedingen.

    De overheid gaat niet over werving en selectie maar er zijn gelukkig allerlei veranderingen waarneembaar. Zo komt open hiring steeds meer voor en wordt er anders gekeken naar sollicitanten. De focus ligt bijvoorbeeld veel meer op competenties en veranderingsgezindheid dan op aspecten van traditionele cv’s.

    En dat is dan weer goed voor het miljoen mensen dat als onbenut arbeidspotentieel geldt. Daar moet je anders naar kijken, die kunnen ook een rol spelen bij het invullen van allerlei plekken op de arbeidsmarkt.

    Dat kan je bewijzen met modellen en visies. Ik doe dat door om me heen te kijken. In de Maand van de 1000 Voorbeelden kom je nog eens ergens. Je ontmoet in persoon veel gemotiveerde werkgevers én supergemotiveerde mensen met een arbeidsbeperking. Dan besef je weer dat mensen met een arbeidsbeperking over het algemeen een enorme motivatie hebben, ze beter tegen tegenslagen kunnen dan mensen zonder een arbeidsbeperking en dat ze gewoon écht aan het werk willen. Ik vind dan wel dat ze beter beloond moeten worden, daarom ook de tweede aanbeveling in het bovenstaande lijstje.

    Kortom: er is werk aan de winkel voor een nieuw kabinet, van welke samenstelling dan ook. En laten ze zich dan niet bezighouden met dat nieuwe wetsontwerp ‘Vereenvoudiging Banenafspraak’, want dat spant het paard achter de wagen.

    Ik heb bezwaren tegen de timing van deze wet en tegen de inhoud. Er is niet geluisterd naar de mensen in de praktijk en de vernieuwde regelingen doen niets om de grootste bedreiging van de Banenafspraak aan te pakken. Want als het misgaat met de Banenafspraak is het niet doordat werkgevers niet willen, maar gewoon omdat de WSP’s de kandidaten niet meer kunnen vinden.

    We moeten meer aandacht aan het beschikbare bestand besteden. De 100.000 banen waar het bedrijfsleven voor staat, zijn nog steeds on track. Aan de werkgevers ligt het niet, zo’n 36.000 bedrijven en instellingen doen mee. Dat is 200% van de oorspronkelijke doelgroep van de quotumwet (bedrijven boven de 25 fte, waarvan er ongeveer 18.000 in Nederland zijn). Met als motto ‘beter doen, minder regelgeving’ redden we het met de Banenafspraak wel de komende regeerperiode. Ook met de door ons nagestreefde uitbreiding naar 200.000 banen. Dat hebben we in de afgelopen 9 jaar bewezen.

    Het stille midden

    Door: Eric van Oosterhout, burgemeester van Emmen

    Van kinds af aan ben ik een groot supporter van Feyenoord. Dat leverde mooie gesprekken op met fans van die club uit Amsterdam. Zo nu en dan paste ons enige bescheidenheid, gelet op de magere prestaties in De Kuip. Maar op andere momenten konden we weer met de borst vooruit lopen. In deze tijden durfe ik mijn Ajax-vrienden weer te bellen met de vraag hoeveel hun club nu weer had verloren.

    Het zijn de bekende onschuldige grappen over en weer. Er is één ding zeker: we zullen het nooit eens worden. Iedereen draagt zijn shirtje en steunt zijn club in goede en slechte tijden.

    Buiten de voetbalwereld ligt het een stuk gecompliceerder. Bij veel politieke vraagstukken kan je geen duidelijke voor- of tegen houding aannemen. Daarvoor is de zaak te complex. Wellicht is het in het geval van de oorlog in Oekraïne makkelijker een kant te kiezen. Behalve een enkele partij, is er een overgrote meerderheid in het parlement en het land die het gedrag van Poetin en consorten volledig verwerpt. Een militaire invasie van een soevereine staat is onder geen enkel beding te rechtvaardigen.

    Maar in de strijd tussen Israël en Palestina wordt het al een stuk ingewikkelder. Natuurlijk, is de nu al historische barbaarse 7 oktober-invasie van de Palestijnen op geen enkele manier te verdedigen. Daar past alleen maar afschuw en veroordeling bij. De vraag is of de reactie van Israël niet eenzelfde reactie oproept. Hier lijkt aan elke vorm van zelfverdediging voorbij te worden gegaan. Er wordt voor gekozen voor een aanvalsvorm die dicht bij het doel van de totale vernietiging van de Palestijnse aartsvijand komt. Zelfverdediging wordt vertaald in vormen van wraak en vergelding.

    Dat leidt ook in Nederland tot een tweespalt, die tot uiting komt in vele gedaanten. Aan de ene kant staan de mensen die onvoorwaardelijk achter Israël blijven staan. Gedreven door de nasleep van de Holocaust wordt een legitimatie gevonden voor elke denkbare Israëlische actie. De Palestijnen hebben erom gevraagd. En een al te slappe reactie is geen optie. Zorgelijk dat de winnaar van de laatste verkiezingen in dit geval zijn eenzijdige invalshoek kiest.

    Aan de andere kant zien we demonstraties waarbij enkel en alleen met Palestijnse vlaggen wordt gezwaaid. De beruchte slogan “from the river to the sea” galmt uit vele kelen van mensen, die amper de diepere betekenis van deze slogan kennen. Nu zal niet iedere demonstrant uit zijn op de vernietiging van Israël, maar erg verbindend klinken dit soort teksten niet.

    Bij een bezoek aan een van mijn dochters in Amsterdam belandde ik midden in een demonstratie tussen de twee kampen. Nu ben ik niet zo bang uitgevallen, maar de sfeer was ernaar om een veiliger weg achterlangs de beide groepen te kiezen.

    En in een veel rustigere setting bemerkte ik ook ineens de oplaaiende agressie tussen de kampen. Op een leuk feest van het plaatselijke Mbo-college, begon een meisje van hooguit een jaar of 15 op het podium ineens met een Palestijnse vlag te zwaaien, met het uitslaan van allerlei ongetwijfeld pro-Palestina teksten.

    Elke avond zitten we bedroefd te kijken naar de gevolgen van dit langslepende conflict. De familieleden van de Joodse gijzelaars lopen in een droevige kilometerlange om aandacht te vragen voor het lot van hun onbereikbare geliefden. Aan de andere kant van de grens zien we dagelijks de smeulende puinhopen van de zoveelste raketaanval van de Israëli’s op scholen, ziekenhuizen en dorpen.
    Zelfs de grootste optimisten zien het somber in. De oorlog tussen Israël en Palestina is ver van een bemiddeling. Daarvoor ontbreken de meest essentiële voorwaarden. De polarisatie is tot zulke onblusbare temperaturen opgelaaid, dat vernietiging dichterbij lijkt dan verzoening. Er wordt aan weerskanten brandstof getankt voor vurige jarenlange haatgevoelens, die elk moment olie op het vuur kunnen gooien.

    Toch zal het op de een of andere manier richting een soort van adempauze moeten komen. Elke vorm van polarisatie kent een punt waarop zelfs het meest gespannen koord knapt.

    Als burgemeesters zijn we vooral getraind in het bouwen van bruggen, het overbruggen van tegenstellingen. Filosoof Bart Brandsma biedt een ander kader. Hij concentreert zich op het ‘stille midden’: “Zolang het stille midden er is dat weerstand biedt aan wij-zij denken, is er ook ergens in de samenleving rust en vrede. Daarom is het belangrijk juist dat midden te blijven versterken”. Daarbij weerstaat hij de druk om je vooral uit te spreken voor de ene of de andere kant. Dat lijkt te leiden tot een soort van onverschilligheid, maar als je het goed aanpakt, ontstaat er juist ruimte. Je wordt immers niet in het één of het andere kamp getrokken.

    Ik vrees dat het conflict in het Midden-Oosten de theorie van Brandsma overvraagt. Maar dichter bij huis biedt het veel meer kansen. We hebben mensen nodig die in dreigende polariserende conflicten het ’stille midden’ op zoeken en zo een uitweg zoeken in een dreigende impasse. Bij voetbal is dat niet zo belangrijk, maar in wat overspannen binnenlandse politieke thema’s biedt dat zeker kansen. Of het nu gaat om stikstof of asielzoekers, het stille midden lijkt een goed vertrekpunt voor de oplossing.

    Leuker kunnen we het niet maken, maar simpeler blijkbaar ook niet!

    Door: Irene Thuis, directeur/bestuurder van MEE Zuid-Limburg

    Hier klinkt enige frustratie in door. En inderdaad, die voel ik ook! Ergernis zelfs, al helpt dat helemaal niks.

    Ik dacht altijd dat ik een redelijk opgeleid mens was met een behoorlijke portie gezond boerenverstand. Oké, ik behoor inmiddels niet meer tot de jongsten, maar probeer mijn skills te blijven ontwikkelen.

    En toch loop ik vast, vast in de systemen die we met elkaar bedenken. Systemen die ervoor zouden moeten zorgen dat het eenvoudiger is om een aantal zaken vooral zelf te regelen, zodat de overheid of een bedrijf dat niet voor ons hoeft te doen. Een zelfredzame burger dus. Dat dácht ik. Valt de afgelopen maanden behoorlijk tegen. Brieven van allerlei glasvezelleveranciers die mijn stoep opbreken, brengen me in verwarring. Moet ik overstappen naar een andere partij? En wat als ik het niet doe? Brieven die dreigen dat netwerken worden uitgeschakeld als ik geen toestemming geef om kabels te leggen richting mijn huis. Zelfs telefoontjes hierover verschaffen me geen echte zekerheid om te weten waar ik goed aan doe. En dan de bankzaken. Niet privé, dat lukt nog wel, maar de zakelijke aanpassingen die nodig zijn krijg ik niet geregeld. Ik moet chatten, maar lees regelmatig “ik begrijp u niet”. Nee, ik jullie ook niet! Na veel zoeken een telefoonnummer om van een aardige medewerker te horen te krijgen dat ik de gewenste wijzigingen zelf kan doorvoeren. “Heel makkelijk!” Maar waarom lukt het dan niet? Na weken en letterlijk uren achter een scherm?

    Ik sta op de grens van boos worden; verontschuldig mij aan de telefoon op voorhand al netjes voor mijn geïrriteerde toon. Maar ik snap het gewoon niet! Ben ik nou zo dom……?

    Inmiddels is op TV het programma gestart rondom het thema laaggeletterdheid. Het kreeg veel aandacht. In menige talkshow mochten de presentator en de deelnemers vertellen waarom de extra aandacht hiervoor zo nodig is. En terecht! Er kwamen ook veel emoties bij: geen boosheid maar gewoon verdriet. Ook dat is heel begrijpelijk.

    Maar misschien wordt het zo langzamerhand wel tijd om collectief boos te worden. We hebben systemen ontwikkeld die voor veel mensen niet meer te volgen zijn. Met complexe formulieren en aanvraagprocedures is de toegang tot zorg of ondersteuning nauwelijks in je eentje geregeld te krijgen. We willen alles digitaliseren terwijl breed bekend is dat er een aardig grote groep mensen hier niet mee overweg kan. Of sterker nog, er zelfs ook bang voor zijn. Bang om iets fout te doen waardoor ze financieel risico lopen of dat iets anders verkeerd gaat. Een ziekenhuis kiest ervoor om volledig cashloos te gaan werken. Dus als je nerveus een kopje koffie wil drinken in afwachting van je spannende onderzoek, kun je alleen elektronisch betalen. Maar hoeveel ouderen betalen eigenlijk met hun smartwatch? Of kan je vol vertrouwen het briefje met je pincode laten lezen omdat je zelf nou eenmaal de code niet kunt onthouden?

    En in plaats van zelfredzamer te worden, zijn én voelen mensen zich steeds afhankelijker van anderen. Daarbij gaat het zeker niet alleen om laaggeletterde mensen, maar ook veel ouderen of mensen met een beperking voelen zich op deze manier nog steeds of steeds meer buitengesloten.

    Wie stopt het wensdenken? De gedachte dat ons landje alleen bestaat uit slimme, rappe mensen die de hele wereld aankunnen? De gedachte dat met nog meer systemen de zaken vast wel makkelijker worden? Wie stopt de klok en neemt even de tijd om af te vragen waar we nu écht mee bezig zijn? Om dan, hopelijk, het tij te keren en te snappen dat een inclusieve samenleving betekent dat je álle mensen én hun mogelijkheden of beperkingen erkent.

    ’t Stationnetje

    Door: Julia Ram, deelnemer maatschappelijke diensttijd bij ‘t Stationnetje

    ‘t Stationnetje, een plek voor eigen ontwikkeling, het werken aan school of het maken van sociale contacten. Voor jongeren die graag willen werken aan hun doelen, ongeacht wat die doelen zijn, is het de perfecte plek. Wat voor mogelijkheden zijn er allemaal bij ’t Stationnetje?

    Wat is ’t Stationnetje?

    ‘t Stationnetje is een plek voor jongeren tussen de 14 en 28 jaar. Er zijn verschillende locaties in Friesland en je kunt hier terecht als je aan je doelen wil werken. Wil je weer naar school, beginnen met een baan maar weet je niet waar je moet beginnen of wil je een heel ander doel bereiken? Dit kan hier allemaal en je kunt je ontwikkelen op tal van verschillende punten. Je komt snel in gesprek met het team projectmedewerkers van ’t Stationnetje, zij hebben interesse in wat jouw doelen zijn. Zo kunnen zij jou het beste helpen en zich inzetten om jou deze doelen te laten bereiken.

    Ontstaan

    ’t Stationnetje is ontstaan met het idee om jongeren een stem te geven. Voor de medewerkers is het belangrijkste doel dat jongeren zelf een grote rol in hun eigen ontwikkeling spelen, maar dat ook doen met een helpende hand van het team van ‘t Stationnetje. Eigen ideeën van jongeren worden vaak niet serieus genomen en daar willen ze bij ’t Stationnetje verandering in brengen. Je mag er zijn wie je bent, en worden wie je wilt zijn op welke manier dan ook en dat wordt enorm gestimuleerd.

    MDT

    MDT, ofwel maatschappelijke diensttijd, is eigenlijk een ontdekkingsreis naar jouw talenten of de dingen die je leuk vindt. Het gaat over je vrijwillig inzetten voor de maatschappij. Je kan hier terecht voor alle soorten doelen die je wilt bereiken, dit kan dus ook in de vorm van een MDT. Bij ’t Stationnetje geven jongeren zelf invulling aan hun MDT en kan je dus van alles bedenken waarmee jij je wil inzetten voor een ander. Voor deze MDT-reis staat ongeveer 80 uur in 6 maanden. Als je deze reis hebt afgerond, krijg je een landelijk erkend certificaat en een waardering van 175,-. Dit certificaat kan je zelfs toevoegen aan je cv!

    Bij MDT is het vooral belangrijk dat je de eigen touwtjes in handen hebt. Bij dit eigenaarschap wordt aangesloten, zodat jouw idee uiteindelijk uitgewerkt kan worden. Er worden hier twee vormen van MDT ‘reizen’ aangeboden: ‘MDT ’t Stationnetje’ en ‘MDT ’t Stationnetje gaat naar school’. Bij ‘MDT ‘t Stationnetje gaat naar school’, wordt het traject via school gevolgd. Dit traject is opgebouwd uit twee delen. Ten eerste volgen de leerlingen een training over zelfontwikkeling en talentontdekking. Na deze proeftraining van twee uur kunnen de leerlingen er zelf voor kiezen om de rest van de training te volgen onder schooltijd. Daarna gaan de leerlingen hun opgedane vaardigheden inzetten voor een maatschappelijk project (60 uur). Natuurlijk kan je ook gewoon binnen lopen met je eigen idee. Dat wordt bij ‘t Stationnetje zeker op prijs gesteld.

    Zelf doe ik ook aan MDT, hiermee wil ik mijn schrijftalent ontwikkelen. Later wil ik graag Journalistiek studeren om daarna journalist te worden en voor bijvoorbeeld een tijdschrift te werken. Tijdens mijn MDT wil ik schrijven voor iets als een krant en daarin met een stukje mensen informeren over drugsgebruik bij jongeren. Als zij dit stukje nou goed vinden, en interesse hebben in meer, dan zou ik het ook hartstikke leuk vinden om stukjes te schrijven over onderwerpen die de krant zelf aankaart. Ik heb samen met Angelique Wesselo (jongerenwerker) een mindmap gemaakt over alles wat ik wilde schrijven. Daarna zijn we op zoek gegaan naar kranten die mogelijk interesse hebben. Je wordt dus ontzettend goed geholpen en gestimuleerd om je doelen te behalen.

    Themaweken

    Naast workshops organiseert ‘t Stationnetje ook themaweken. Een paar van deze activiteiten vonden een aantal maanden geleden plaats. Zo vond ‘Halte Voor Ondernemers’ plaats, waarbij gastlessen gevolgd werden en er in tien weken tijd heuse startende ondernemers van de deelnemers werd gemaakt. Dit is natuurlijk ontzettend handig voor later, en een hele leuke ervaring. Voor de mensen die liever overnachten in zelfgemaakte onderkomens en willen leren overleven in het bos, was er ook zeker een leuke themaweek, Er werd een survivalkamp georganiseerd waarbij deelnemers dit alles en nog veel meer konden doen. Ook was er een zomerkamp, dit was een leuk alternatief voor wie er in de zomer niet op vakantie kon, maar toch wel iets van de zomer wilde maken.

    Geen woorden maar daden

    Door: Jan van Leijenhorst, voorzitter Landelijke Armoedecoalitie

    Al lange tijd vragen organisaties die zich bezighouden met armoede en schulden, aandacht voor de groeiende groep mensen die zware problemen hebben op het gebied van bestaanszekerheid. Daaruit is ook het initiatief voortgekomen om via de Landelijke Armoedecoalitie[1] regelmatig samen op te trekken en zo de politieke aandacht te richten op de kern van die problematiek. We maken vaak gebruik van portretten van mensen als illustratie voor die problematiek:

    Frouke – moeder van twee kinderen - werkt 24 uur per week in de zorg. Ze verdient niet veel, maar net te veel om voor de energietoeslag in aanmerking te komen. Hierdoor zit ze in haar slecht geïsoleerde huurwoning in de kou. Ze worstelt elke dag met de vraag: ‘hoe kan ik voldoende avondeten op tafel zetten? Welke rekening ga ik betalen?’

    Bas heeft een chronische ziekte en komt met zijn elektronische hulpmiddelen boven het energieplafond uit en kan alleen dankzij giften rondkomen.

    Tamara probeert zich staande te houden in haar dorp op het Groningse platteland en wijst op de veel schralere regelingen en voorzieningen in veel dorpen. In haar dorp bestaat geen participatiepas en is geen stichting Leergeld, maar de kosten om te leven zijn even duur. Om over de kosten van het openbaar vervoer maar niet te spreken.

    Wij zijn erover verheugd dat de aandacht voor armoede maatschappelijk en politiek is toegenomen. In bijna alle politieke partijprogramma’s is van links tot rechts de bestaanszekerheid als prominent punt opgenomen. Maar nu komt het aan op daden. De voorgestelde 2 miljard euro extra voor huishoudens met een laag inkomen én de extra ophoging van de Tweede Kamer bij de begroting, juichen wij toe als eerste stap. Die is namelijk hard nodig. Het is echter niet voldoende. De Commissie Sociaal Minimum berekende dat jaarlijks 6,7 miljard euro noodzakelijk is om de financiële bestaanszekerheid van huishoudens te garanderen.

    Het is natuurlijk heel erg goed dat er brede politieke aandacht is. Dat moedigen wij alleen maar aan. De vraag is echter natuurlijk waar het toe leidt. We zien dat de VVD bijvoorbeeld voorstelt de benzineaccijnsverhoging uit te stellen “omdat dat ten goede zou komen aan de groep mensen die daardoor getroffen kunnen worden”. Klaarblijkelijk is het de VVD niet helemaal duidelijk welke groep te kampen heeft met problemen rondom bestaanszekerheid. Kortom, er wordt natuurlijk ook weer veel politiek bedreven rond dit thema. Het cynisme wat daarvan het gevolg kan zijn, kunnen we beter parkeren en hopen dat er kamerbreed fundamentele stappen worden gezet.

    Jan van Leijenhorst

    Voor de Armoedecoalitie staat de politiek voor de volgende uitdagingen:

  • De door de Commissie Sociaal Minimum voorgestelde verhoging van het wettelijk minimumloon en de uitkering over te nemen, en hiervoor binnen de begroting ruimte te maken. Zo kunnen mensen daadwerkelijk rondkomen, de inflatie het hoofd bieden en de energierekening betalen;
  • Rekening houden met de stapeling van zorgkosten en extra energie-uitgaven voor mensen met een chronische ziekte en beperking;
  • Zorgen voor een voorspelbaar en toegankelijk stelsel van regelingen en toeslagen dat uitvoerbaar en houdbaar is, zoals de Commissie Sociaal Minimum adviseert.
  • Zorgen dat de hulpverlening toereikend is, zodat iedereen die zich meldt met een hulpvraag daadwerkelijk geholpen kan worden. Investeer daarom in sociaal werkers, schuldhulpverleners en in versterking van vrijwillige dienstverleners;
  • Toewerken naar een systeem waarin kleine schulden klein blijven en overheidsschulden via één Rijksincasso worden geïnd;
  • Investeren in het betrekken van mensen met langdurige eigen ervaring in armoede en schulden bij het bedenken en uitvoeren van beleid.
  • Zorgen voor voldoende financiering voor de sociale werkvoorziening zodat de werkgelegenheid voor mensen met een beperking die intensieve ondersteuning nodig hebben niet wegvalt;
  • Wij realiseren ons dat er veel wordt gevraagd. De keuzes die nu gemaakt moeten worden vormen een antwoord op de vraag of Nederland, wat een rijk land is, zorgt voor zijn inwoners zodat deze een menswaardig bestaan kunnen opbouwen. Een grote groep mensen, we spreken over een miljoen personen, lukt dit op dit moment niet. Daarom: de aandacht is mooi maar de daad moet ook eens bij het woord gevoegd worden. Vanuit de Armoedecoalitie zullen wij de ontwikkelingen scherp blijven volgen! Geen woorden maar daden.


    [1]             De Landelijke Armoedecoalitie is een netwerk van landelijke partijen die armoede en schulden aanpakken. Aangesloten zijn: Aedes, ATD Vierde Wereld, Alliantie Vrijwillige Schuldhulpverlening, Burgerkracht De Pijler, CNV, FNV, Gemeente Utrecht, Horus, Ieder(in), Landelijke Cliëntenraad, Sociaal Werk Nederland, Sociale Alliantie, SUNN, Valente, Woonbond, Armoedecoalitie Utrecht. De kenniscentra Movisie, Nibud en NVVK ondersteunen de coalitie.

    De cruciale rol van samenwerking in de strijd tegen eenzaamheid bij jongeren

    Door: Jolanda van Gerwe, directeur en oprichter van Join Us

    Eenzaamheid onder jongeren is een groeiend probleem in onze samenleving. Wanneer jongeren zich langdurig eenzaam voelen kan dit verstrekkende gevolgen hebben voor hun fysieke en mentale gezondheid. Op dit moment voelt zo’n 11 procent van de jongeren in Nederland zich chronisch eenzaam, zij vinden het moeilijk om zelf hun eenzaamheid te doorbreken.

    Gelukkig zijn er organisaties zoals Join Us die zich inzetten om eenzaamheid onder jongeren aan te kaarten en aan te pakken. Daarbij is één ding zeer duidelijk: de aanpak tegen eenzaamheid moet een gezamenlijke inspanning zijn. In deze blog gaan we dieper in op de noodzaak van samenwerking in de strijd tegen eenzaamheid bij jongeren.

    De opkomst van individualisme en digitale communicatie

    Een belangrijke constatering uit onderzoek van Join Us is dat onze samenleving steeds individualistischer wordt. Sociale media geven jongeren het gevoel dat ze verbonden zijn, maar in werkelijkheid kan het digitale contact juist afstand creëren. Het is een paradox waar veel jongeren mee te maken hebben. Daarnaast ervaren jongeren steeds meer druk en angst met betrekking tot hun toekomst. Studieschulden, stijgende huizenprijzen en hoge verwachtingen leggen een enorme druk op hun schouders. Bovendien is er nog weinig aandacht voor sociale gezondheid in de opvoeding en het onderwijs.

    Samenwerken in de regio: de kracht van een netwerk

    Om effectief te kunnen handelen, werkt Join Us samen met alle partijen die bij het leven van jongeren betrokken zijn. Dit zijn de jongeren zelf, hun ouders, leerkrachten, jongerenwerkers, coaches en professionals bij lokale instanties, gemeenten en huisartsenpraktijken. Om deze partijen goed te ondersteunen zijn er regiocoördinatoren betrokken. Zij hebben een diepgaand begrip van hun regio en beschikken over een uitgebreid netwerk om de gemeenschap te betrekken bij de aanpak tegen eenzaamheid.

    Dit begint met een netwerkmeeting waar verschillende disciplines samenkomen om na te denken over de regionale aanpak van eenzaamheid onder jongeren. De regiocoördinator is vervolgens letterlijk en figuurlijk dichtbij betrokken om de eenzaamheid succesvol aan te pakken. Samenwerking op regionaal niveau vergroot namelijk de efficiëntie en effectiviteit van de aanpak.

    Ook zijn er vanaf het voorjaar van 2024 e-learnings voor ouders, scholen, coaches en bedrijven om het taboe rond eenzaamheid te doorbreken en hun te leren hoe ze eenzaamheid bij jongeren kunnen herkennen en aanpakken.

    Eenzaamheid bespreekbaar maken

    Er heerst een groot taboe op eenzaamheid, jongeren durven er vaak niet over te praten. Een jongen (16) zei me eens: “Ik wist wel dat ik dit gevoel niet fijn vond, maar dacht dat het geen eenzaamheid kon zijn, dat is toch iets voor ouderen achter de geraniums.” Of een meisje dat me zei: “Ik wil mijn ouders en vriendinnen van vroeger niet kwetsen, dadelijk denken ze dat zij mijn eenzaamheid mee veroorzaken. Terwijl het niet aan hen ligt.” We hebben met elkaar de taak om eenzaamheid meer bespreekbaar te maken, door eens dieper aan een ander te vragen hoe het met diegene is. Vonden ze dat weekend thuis chillen echt relaxed of hadden ze eigenlijk behoefte aan iets anders? Dat gesprek mogen we vaker voeren. Om dat aan te wakkeren willen we meer bewustwording creëren over eenzaamheid, dat doen we samen met jongeren. Zij helpen ons om andere jongeren aan te spreken op hun gevoelens, maar ook op hun verantwoordelijkheid om naar elkaar om te kijken. Hierin hebben we nog veel te winnen!

    Begeleiding van jongeren

    Samen met sociaalwerkorganisaties biedt Join Us verschillende diensten aan jongeren die hun gevoelens van eenzaamheid willen verminderen. Jongeren van 12 tot 30 jaar kunnen terecht bij real-life groepen (ingedeeld op leeftijdscategorie) en bij online groepen die op regionaal niveau aangeboden worden. Bij alle groepsbijeenkomsten is professionele begeleiding aanwezig die ondersteund wordt door een ervaringsvrijwilliger. Jongeren komen er voor plezier met anderen en werken ondertussen via uitdagende opdrachten aan het versterken van hun sociale redzaamheid.

    Voor jongeren die nog niet aan een groep willen of durven deel te nemen is er vanaf 23 oktober ook een individueel traject mogelijk. Via de online community van Join Us krijgen ze handvatten aangereikt om zelf aan de slag te gaan. Middels de community dagen ze zichzelf in kleine stappen uit om nieuw gedrag aan te leren en meer te weten te komen over eenzaamheid. Dit helpt hen om sociaal sterk te worden. Ook kunnen jongeren via de community terecht bij ervaringsvrijwilligers als zij vragen hebben over hun proces.

    Masterclasses voor jeugdprofessionals

    Om jeugdprofessionals te ondersteunen in hun werk, introduceert Join Us masterclasses. Deze bieden de mogelijkheid om dieper in te gaan op specifieke onderwerpen die samenhangen met eenzaamheid, zoals suïcidepreventie, autisme en LHBTQI+-kwesties, evenals de methode van Join Us zelf. Het doel is om jeugdprofessionals nog beter uit te rusten in het aanpakken van eenzaamheid en aanverwante thema's. Externe specialisten worden bij de masterclasses betrokken om voortdurende kennisontwikkeling te garanderen.

    Kortom, de aanpak van eenzaamheid bij jongeren vereist een collectieve inspanning. Samenwerking is de sleutel tot succes. Door de krachten te bundelen van jongeren, ouders, scholen, coaches, en professionals uit diverse disciplines, kunnen we eenzaamheid onder jongeren effectief aanpakken en hen helpen om zich weer verbonden te voelen met onze samenleving. Samen laten we jongeren meedoen!

    De voldoening van een maatschappelijke bijdrage

    Door: Mark Homan

    Vakantie, wie vindt het niet heerlijk? Eindelijk tijd voor dingen waar je anders niet aan toekomt en ze op gemak kunnen doen. Na een vakantie moet ik altijd weer even wennen aan het dagritme, maar eigenlijk vind ik het helemaal niet zo erg om aan het werk te gaan. Door het werk dat ik doe heb ik het gevoel dat ik iets kan betekenen voor de maatschappij en dit geeft voldoening. Hiernaast geeft het me meestal intellectuele uitdaging. Als ik dit een tijdje niet heb, ga ik me al snel vervelen. Misschien dat een deel van wie ik ben graag toewerkt naar een doel. Dit had ik tijdens mijn carrière als wielrenner ook al. Een doel stellen en hier een aantal maanden naar toewerken. Dit geeft me voldoening. Je kan met voldoening terugkijken op wat je hebt bereikt, en als het resultaat tegenvalt kun je leren van het proces dat je hebt doorstaan.

    Op het moment zit ik ongeveer 3 maanden in de Ziektewet. Een jaar geleden kreeg ik last van pijn in mijn handen, voeten en nek. Sindsdien zijn deze klachten langzaam toegenomen, en uiteindelijk was het zo erg dat het hinderlijk werd voor mijn werk. Uit de scans die in het ziekenhuis zijn gemaakt is naar voren gekomen dat er bij mijn nekwervels een zenuw in de vernauwing zit, dit blijkt de oorzaak te zijn van de pijn. Gelukkig kan het verholpen worden. Gedurende de periode dat ik nu thuis zit ben ik me weer gaan realiseren welke betekenis werk voor me heeft. Ik verveel me niet, ik lees veel, kijk veel sport, documentaires en tv-series, en doe binnen de mogelijkheden die ik op dit moment wel heb leuke dingen met familie en vrienden. Echter begon ik na een tijdje iets te missen, namelijk intellectuele uitdaging en een doel. Naast mijn werk haal ik dit soms uit het schrijven van blogs of het meedenken met de werkgroep Arbeid van Iederin, en het maken van een Zweedse puzzel prikkelt af en toe mijn denkvermogen, maar dat is het dan ook wel.

    De intellectuele uitdaging haal ik vooral uit mijn werk. Als ik taken met enige complexiteit zonder tijdsdruk kan uitvoeren voel ik me goed. Door mijn beperking vraag ik al mijn hele leven best veel van mijn lichaam. Hierdoor ben ik de afgelopen jaren achteruitgegaan in mijn fysieke functioneren. Volgens mij is dit de reden dat het nog belangrijker is dat ik iets doe wat bij mijn cognitieve capaciteiten past, want dit geeft me voldoening. Daarom ben ik blij dat ik een werkgever heb die met mij de zoektocht is aangegaan naar werkzaamheden die bij mij passen. Ook krijg ik de ruimte om me verder te ontwikkelen.

    Vorig jaar heb ik de interne overstap gemaakt naar de afdeling Burgerzaken. Dit was voor mij een relatief onbekend terrein, maar met mijn bestuurskundige competenties ben ik aardig in staat om een beleidsterrein snel te doorgronden en er over te adviseren. Soms is het nog wel een uitdaging om om te gaan met de dynamiek van het werk. Bijvoorbeeld als een advies van mij richting het besluitvormingsproces gaat, dan wordt er namelijk een hoger werktempo verwacht. Het is nog steeds wel een uitdaging voor mij om aan te geven of ik in dit stadium het tempo kan bijbenen en wanneer het een goed moment is om werk over te dragen aan een collega.

    De overheid zet zich terecht in om zoveel mensen met een beperking aan het werk te helpen. Volgens mij is het goed als iedereen zijn steentje bijdraagt. In de berichtgeving erover lees je vooral de cijfers: het aantal mensen dat de overheid aan een baan wilt helpen en het aantal mensen dat hieraan is geholpen. Wat mij betreft zou het wat meer mogen gaan over wat werk voor mensen kan betekenen. Natuurlijk biedt het ze in eerste instantie een inkomen. Het kan ze echter ook de mogelijkheid bieden om zich te ontwikkelen, het kan ze het gevoel geven dat ze van betekenis zijn voor de maatschappij en het kan ze uitdaging en voldoening geven. Dit kan ook bijdragen aan een positiever zelfbeeld.

    Het is zeer belangrijk dat deze waarden ook worden meegenomen bij de inspanningen om mensen met een beperking aan het werk te helpen. Werkgevers kunnen ook op deze waarden worden gewezen. Hieraan bijdragen is volgens mij ook een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bij commerciële ondernemingen ligt de focus vaak vooral op het maken van winst, dus bij hen is er misschien veel voor nodig om ze hiervan te overtuigen. Volgens mij zit er bij de hoger opgeleide mensen met een beperking juist veel creativiteit omdat zij in het dagelijks leven met drempels te maken hebben waar ze oplossingen voor moeten bedenken. Deze creativiteit kan van meerwaarde zijn voor werkgevers.

    Taal

    Door: Eric van Oosterhout

    Als de neefjes (groep 3 en 6) komen logeren, is het feest. Het is schitterend weer, dus de helft van de tijd liggen ze in ons zwembad. ’s Avonds zitten ze toch wat uitgeput bij het kampvuur. Dat is best wel een beetje spannend. Het bosje achterin de tuin maakt soms rare geluiden. De jongste ligt stevig tegen mij aan, zijn oudere broertje houdt zich stoer.

    We hebben het over de eerste schooldagen. Als je net de eerste dagen van groep 3 wat ziek was, is dat best vervelend. “Want weet je, oom Eric, dan leer je lezen, en nu weet ik niet alle letters”. Ik troost hem met de gedachte dat leren lezen iets langer duurt dan een paar dagen. We gaan meteen aan de slag. In het donker bedenken we rijmwoorden (bus-kus), en spellen we wat woorden. Zijn oudere broer vindt ‘chauffeur’ makkelijk en laat meteen zijn oom 'therapie' spellen.

    Toen ik zo oud was als hij, vond ik taal ook al zo leuk. Zo waren we weekenden bezig met zoveel mogelijk woorden uit een ander woord halen: treinconducteur, ei, deur, in, roet, reu etc.

    Niet iedereen vindt taalspelletjes even leuk. Meer dan tien procent van alle volwassen mensen heeft moeite met lezen en schrijven. We besteden er aandacht aan in de Week van Lezen en Schrijven. Op een mooie bijeenkomst in Assen vieren we het tienjarig bestaan van het 'Bondgenootschap voor een Geletterd Drenthe'. In 2013 nam ik het initiatief om een heleboel partijen bij elkaar te brengen, die wat zouden kunnen doen aan de laaggeletterdheid: gemeenten, de provincie, bibliotheken, huisartsen, bedrijven etc.

    We zijn nu tien jaar verder en inmiddels heb ik meer dan honderd Bondgenoten. We proberen in onze eigen omgeving laaggeletterden te herkennen en door te verwijzen naar een passende cursus. Ook proberen we ons eigen taalgebruik zo eenvoudig mogelijk te houden (wat best moeilijk is). We organiseren geregeld activiteiten om kennis te delen en te inspireren.

    In de Nieuwe Kolk maken we er met elkaar een mooie avond van. Zo luisteren we ademloos naar Dennis, die onlangs werd uitgeroepen tot landelijke Taalheld. Hij was een van die mensen die lezen heel moeilijk vond. Met veel doorzettingsvermogen en hulp van docenten kreeg hij het onder de knie. Daarmee werd het leven voor hem een stuk makkelijker.

    We zijn er nog niet. Nog steeds zijn er in Drenthe te veel mensen die we zouden kunnen helpen. Het peloton Bondgenoten is hiervoor heel gemotiveerd.

    Ook u kan helpen. Als u iemand kent, die wel eens ‘laaggeletterd’ zou kunnen zijn, wijs hem of haar dan door naar het Taalpunt in de bibliotheek. Dat zou de start kunnen zijn van een nieuw gelukkig leven met taal.

    Inloggen


    Sluit venster