Leuker kunnen we het niet maken, maar simpeler blijkbaar ook niet!

Door: Irene Thuis, directeur/bestuurder van MEE Zuid-Limburg

Hier klinkt enige frustratie in door. En inderdaad, die voel ik ook! Ergernis zelfs, al helpt dat helemaal niks.

Ik dacht altijd dat ik een redelijk opgeleid mens was met een behoorlijke portie gezond boerenverstand. Oké, ik behoor inmiddels niet meer tot de jongsten, maar probeer mijn skills te blijven ontwikkelen.

En toch loop ik vast, vast in de systemen die we met elkaar bedenken. Systemen die ervoor zouden moeten zorgen dat het eenvoudiger is om een aantal zaken vooral zelf te regelen, zodat de overheid of een bedrijf dat niet voor ons hoeft te doen. Een zelfredzame burger dus. Dat dácht ik. Valt de afgelopen maanden behoorlijk tegen. Brieven van allerlei glasvezelleveranciers die mijn stoep opbreken, brengen me in verwarring. Moet ik overstappen naar een andere partij? En wat als ik het niet doe? Brieven die dreigen dat netwerken worden uitgeschakeld als ik geen toestemming geef om kabels te leggen richting mijn huis. Zelfs telefoontjes hierover verschaffen me geen echte zekerheid om te weten waar ik goed aan doe. En dan de bankzaken. Niet privé, dat lukt nog wel, maar de zakelijke aanpassingen die nodig zijn krijg ik niet geregeld. Ik moet chatten, maar lees regelmatig “ik begrijp u niet”. Nee, ik jullie ook niet! Na veel zoeken een telefoonnummer om van een aardige medewerker te horen te krijgen dat ik de gewenste wijzigingen zelf kan doorvoeren. “Heel makkelijk!” Maar waarom lukt het dan niet? Na weken en letterlijk uren achter een scherm?

Ik sta op de grens van boos worden; verontschuldig mij aan de telefoon op voorhand al netjes voor mijn geïrriteerde toon. Maar ik snap het gewoon niet! Ben ik nou zo dom……?

Inmiddels is op TV het programma gestart rondom het thema laaggeletterdheid. Het kreeg veel aandacht. In menige talkshow mochten de presentator en de deelnemers vertellen waarom de extra aandacht hiervoor zo nodig is. En terecht! Er kwamen ook veel emoties bij: geen boosheid maar gewoon verdriet. Ook dat is heel begrijpelijk.

Maar misschien wordt het zo langzamerhand wel tijd om collectief boos te worden. We hebben systemen ontwikkeld die voor veel mensen niet meer te volgen zijn. Met complexe formulieren en aanvraagprocedures is de toegang tot zorg of ondersteuning nauwelijks in je eentje geregeld te krijgen. We willen alles digitaliseren terwijl breed bekend is dat er een aardig grote groep mensen hier niet mee overweg kan. Of sterker nog, er zelfs ook bang voor zijn. Bang om iets fout te doen waardoor ze financieel risico lopen of dat iets anders verkeerd gaat. Een ziekenhuis kiest ervoor om volledig cashloos te gaan werken. Dus als je nerveus een kopje koffie wil drinken in afwachting van je spannende onderzoek, kun je alleen elektronisch betalen. Maar hoeveel ouderen betalen eigenlijk met hun smartwatch? Of kan je vol vertrouwen het briefje met je pincode laten lezen omdat je zelf nou eenmaal de code niet kunt onthouden?

En in plaats van zelfredzamer te worden, zijn én voelen mensen zich steeds afhankelijker van anderen. Daarbij gaat het zeker niet alleen om laaggeletterde mensen, maar ook veel ouderen of mensen met een beperking voelen zich op deze manier nog steeds of steeds meer buitengesloten.

Wie stopt het wensdenken? De gedachte dat ons landje alleen bestaat uit slimme, rappe mensen die de hele wereld aankunnen? De gedachte dat met nog meer systemen de zaken vast wel makkelijker worden? Wie stopt de klok en neemt even de tijd om af te vragen waar we nu écht mee bezig zijn? Om dan, hopelijk, het tij te keren en te snappen dat een inclusieve samenleving betekent dat je álle mensen én hun mogelijkheden of beperkingen erkent.

’t Stationnetje

Door: Julia Ram, deelnemer maatschappelijke diensttijd bij ‘t Stationnetje

‘t Stationnetje, een plek voor eigen ontwikkeling, het werken aan school of het maken van sociale contacten. Voor jongeren die graag willen werken aan hun doelen, ongeacht wat die doelen zijn, is het de perfecte plek. Wat voor mogelijkheden zijn er allemaal bij ’t Stationnetje?

Wat is ’t Stationnetje?

‘t Stationnetje is een plek voor jongeren tussen de 14 en 28 jaar. Er zijn verschillende locaties in Friesland en je kunt hier terecht als je aan je doelen wil werken. Wil je weer naar school, beginnen met een baan maar weet je niet waar je moet beginnen of wil je een heel ander doel bereiken? Dit kan hier allemaal en je kunt je ontwikkelen op tal van verschillende punten. Je komt snel in gesprek met het team projectmedewerkers van ’t Stationnetje, zij hebben interesse in wat jouw doelen zijn. Zo kunnen zij jou het beste helpen en zich inzetten om jou deze doelen te laten bereiken.

Ontstaan

’t Stationnetje is ontstaan met het idee om jongeren een stem te geven. Voor de medewerkers is het belangrijkste doel dat jongeren zelf een grote rol in hun eigen ontwikkeling spelen, maar dat ook doen met een helpende hand van het team van ‘t Stationnetje. Eigen ideeën van jongeren worden vaak niet serieus genomen en daar willen ze bij ’t Stationnetje verandering in brengen. Je mag er zijn wie je bent, en worden wie je wilt zijn op welke manier dan ook en dat wordt enorm gestimuleerd.

MDT

MDT, ofwel maatschappelijke diensttijd, is eigenlijk een ontdekkingsreis naar jouw talenten of de dingen die je leuk vindt. Het gaat over je vrijwillig inzetten voor de maatschappij. Je kan hier terecht voor alle soorten doelen die je wilt bereiken, dit kan dus ook in de vorm van een MDT. Bij ’t Stationnetje geven jongeren zelf invulling aan hun MDT en kan je dus van alles bedenken waarmee jij je wil inzetten voor een ander. Voor deze MDT-reis staat ongeveer 80 uur in 6 maanden. Als je deze reis hebt afgerond, krijg je een landelijk erkend certificaat en een waardering van 175,-. Dit certificaat kan je zelfs toevoegen aan je cv!

Bij MDT is het vooral belangrijk dat je de eigen touwtjes in handen hebt. Bij dit eigenaarschap wordt aangesloten, zodat jouw idee uiteindelijk uitgewerkt kan worden. Er worden hier twee vormen van MDT ‘reizen’ aangeboden: ‘MDT ’t Stationnetje’ en ‘MDT ’t Stationnetje gaat naar school’. Bij ‘MDT ‘t Stationnetje gaat naar school’, wordt het traject via school gevolgd. Dit traject is opgebouwd uit twee delen. Ten eerste volgen de leerlingen een training over zelfontwikkeling en talentontdekking. Na deze proeftraining van twee uur kunnen de leerlingen er zelf voor kiezen om de rest van de training te volgen onder schooltijd. Daarna gaan de leerlingen hun opgedane vaardigheden inzetten voor een maatschappelijk project (60 uur). Natuurlijk kan je ook gewoon binnen lopen met je eigen idee. Dat wordt bij ‘t Stationnetje zeker op prijs gesteld.

Zelf doe ik ook aan MDT, hiermee wil ik mijn schrijftalent ontwikkelen. Later wil ik graag Journalistiek studeren om daarna journalist te worden en voor bijvoorbeeld een tijdschrift te werken. Tijdens mijn MDT wil ik schrijven voor iets als een krant en daarin met een stukje mensen informeren over drugsgebruik bij jongeren. Als zij dit stukje nou goed vinden, en interesse hebben in meer, dan zou ik het ook hartstikke leuk vinden om stukjes te schrijven over onderwerpen die de krant zelf aankaart. Ik heb samen met Angelique Wesselo (jongerenwerker) een mindmap gemaakt over alles wat ik wilde schrijven. Daarna zijn we op zoek gegaan naar kranten die mogelijk interesse hebben. Je wordt dus ontzettend goed geholpen en gestimuleerd om je doelen te behalen.

Themaweken

Naast workshops organiseert ‘t Stationnetje ook themaweken. Een paar van deze activiteiten vonden een aantal maanden geleden plaats. Zo vond ‘Halte Voor Ondernemers’ plaats, waarbij gastlessen gevolgd werden en er in tien weken tijd heuse startende ondernemers van de deelnemers werd gemaakt. Dit is natuurlijk ontzettend handig voor later, en een hele leuke ervaring. Voor de mensen die liever overnachten in zelfgemaakte onderkomens en willen leren overleven in het bos, was er ook zeker een leuke themaweek, Er werd een survivalkamp georganiseerd waarbij deelnemers dit alles en nog veel meer konden doen. Ook was er een zomerkamp, dit was een leuk alternatief voor wie er in de zomer niet op vakantie kon, maar toch wel iets van de zomer wilde maken.

Geen woorden maar daden

Door: Jan van Leijenhorst, voorzitter Landelijke Armoedecoalitie

Al lange tijd vragen organisaties die zich bezighouden met armoede en schulden, aandacht voor de groeiende groep mensen die zware problemen hebben op het gebied van bestaanszekerheid. Daaruit is ook het initiatief voortgekomen om via de Landelijke Armoedecoalitie[1] regelmatig samen op te trekken en zo de politieke aandacht te richten op de kern van die problematiek. We maken vaak gebruik van portretten van mensen als illustratie voor die problematiek:

Frouke – moeder van twee kinderen - werkt 24 uur per week in de zorg. Ze verdient niet veel, maar net te veel om voor de energietoeslag in aanmerking te komen. Hierdoor zit ze in haar slecht geïsoleerde huurwoning in de kou. Ze worstelt elke dag met de vraag: ‘hoe kan ik voldoende avondeten op tafel zetten? Welke rekening ga ik betalen?’

Bas heeft een chronische ziekte en komt met zijn elektronische hulpmiddelen boven het energieplafond uit en kan alleen dankzij giften rondkomen.

Tamara probeert zich staande te houden in haar dorp op het Groningse platteland en wijst op de veel schralere regelingen en voorzieningen in veel dorpen. In haar dorp bestaat geen participatiepas en is geen stichting Leergeld, maar de kosten om te leven zijn even duur. Om over de kosten van het openbaar vervoer maar niet te spreken.

Wij zijn erover verheugd dat de aandacht voor armoede maatschappelijk en politiek is toegenomen. In bijna alle politieke partijprogramma’s is van links tot rechts de bestaanszekerheid als prominent punt opgenomen. Maar nu komt het aan op daden. De voorgestelde 2 miljard euro extra voor huishoudens met een laag inkomen én de extra ophoging van de Tweede Kamer bij de begroting, juichen wij toe als eerste stap. Die is namelijk hard nodig. Het is echter niet voldoende. De Commissie Sociaal Minimum berekende dat jaarlijks 6,7 miljard euro noodzakelijk is om de financiële bestaanszekerheid van huishoudens te garanderen.

Het is natuurlijk heel erg goed dat er brede politieke aandacht is. Dat moedigen wij alleen maar aan. De vraag is echter natuurlijk waar het toe leidt. We zien dat de VVD bijvoorbeeld voorstelt de benzineaccijnsverhoging uit te stellen “omdat dat ten goede zou komen aan de groep mensen die daardoor getroffen kunnen worden”. Klaarblijkelijk is het de VVD niet helemaal duidelijk welke groep te kampen heeft met problemen rondom bestaanszekerheid. Kortom, er wordt natuurlijk ook weer veel politiek bedreven rond dit thema. Het cynisme wat daarvan het gevolg kan zijn, kunnen we beter parkeren en hopen dat er kamerbreed fundamentele stappen worden gezet.

Jan van Leijenhorst

Voor de Armoedecoalitie staat de politiek voor de volgende uitdagingen:

  • De door de Commissie Sociaal Minimum voorgestelde verhoging van het wettelijk minimumloon en de uitkering over te nemen, en hiervoor binnen de begroting ruimte te maken. Zo kunnen mensen daadwerkelijk rondkomen, de inflatie het hoofd bieden en de energierekening betalen;
  • Rekening houden met de stapeling van zorgkosten en extra energie-uitgaven voor mensen met een chronische ziekte en beperking;
  • Zorgen voor een voorspelbaar en toegankelijk stelsel van regelingen en toeslagen dat uitvoerbaar en houdbaar is, zoals de Commissie Sociaal Minimum adviseert.
  • Zorgen dat de hulpverlening toereikend is, zodat iedereen die zich meldt met een hulpvraag daadwerkelijk geholpen kan worden. Investeer daarom in sociaal werkers, schuldhulpverleners en in versterking van vrijwillige dienstverleners;
  • Toewerken naar een systeem waarin kleine schulden klein blijven en overheidsschulden via één Rijksincasso worden geïnd;
  • Investeren in het betrekken van mensen met langdurige eigen ervaring in armoede en schulden bij het bedenken en uitvoeren van beleid.
  • Zorgen voor voldoende financiering voor de sociale werkvoorziening zodat de werkgelegenheid voor mensen met een beperking die intensieve ondersteuning nodig hebben niet wegvalt;
  • Wij realiseren ons dat er veel wordt gevraagd. De keuzes die nu gemaakt moeten worden vormen een antwoord op de vraag of Nederland, wat een rijk land is, zorgt voor zijn inwoners zodat deze een menswaardig bestaan kunnen opbouwen. Een grote groep mensen, we spreken over een miljoen personen, lukt dit op dit moment niet. Daarom: de aandacht is mooi maar de daad moet ook eens bij het woord gevoegd worden. Vanuit de Armoedecoalitie zullen wij de ontwikkelingen scherp blijven volgen! Geen woorden maar daden.


    [1]             De Landelijke Armoedecoalitie is een netwerk van landelijke partijen die armoede en schulden aanpakken. Aangesloten zijn: Aedes, ATD Vierde Wereld, Alliantie Vrijwillige Schuldhulpverlening, Burgerkracht De Pijler, CNV, FNV, Gemeente Utrecht, Horus, Ieder(in), Landelijke Cliëntenraad, Sociaal Werk Nederland, Sociale Alliantie, SUNN, Valente, Woonbond, Armoedecoalitie Utrecht. De kenniscentra Movisie, Nibud en NVVK ondersteunen de coalitie.

    De cruciale rol van samenwerking in de strijd tegen eenzaamheid bij jongeren

    Door: Jolanda van Gerwe, directeur en oprichter van Join Us

    Eenzaamheid onder jongeren is een groeiend probleem in onze samenleving. Wanneer jongeren zich langdurig eenzaam voelen kan dit verstrekkende gevolgen hebben voor hun fysieke en mentale gezondheid. Op dit moment voelt zo’n 11 procent van de jongeren in Nederland zich chronisch eenzaam, zij vinden het moeilijk om zelf hun eenzaamheid te doorbreken.

    Gelukkig zijn er organisaties zoals Join Us die zich inzetten om eenzaamheid onder jongeren aan te kaarten en aan te pakken. Daarbij is één ding zeer duidelijk: de aanpak tegen eenzaamheid moet een gezamenlijke inspanning zijn. In deze blog gaan we dieper in op de noodzaak van samenwerking in de strijd tegen eenzaamheid bij jongeren.

    De opkomst van individualisme en digitale communicatie

    Een belangrijke constatering uit onderzoek van Join Us is dat onze samenleving steeds individualistischer wordt. Sociale media geven jongeren het gevoel dat ze verbonden zijn, maar in werkelijkheid kan het digitale contact juist afstand creëren. Het is een paradox waar veel jongeren mee te maken hebben. Daarnaast ervaren jongeren steeds meer druk en angst met betrekking tot hun toekomst. Studieschulden, stijgende huizenprijzen en hoge verwachtingen leggen een enorme druk op hun schouders. Bovendien is er nog weinig aandacht voor sociale gezondheid in de opvoeding en het onderwijs.

    Samenwerken in de regio: de kracht van een netwerk

    Om effectief te kunnen handelen, werkt Join Us samen met alle partijen die bij het leven van jongeren betrokken zijn. Dit zijn de jongeren zelf, hun ouders, leerkrachten, jongerenwerkers, coaches en professionals bij lokale instanties, gemeenten en huisartsenpraktijken. Om deze partijen goed te ondersteunen zijn er regiocoördinatoren betrokken. Zij hebben een diepgaand begrip van hun regio en beschikken over een uitgebreid netwerk om de gemeenschap te betrekken bij de aanpak tegen eenzaamheid.

    Dit begint met een netwerkmeeting waar verschillende disciplines samenkomen om na te denken over de regionale aanpak van eenzaamheid onder jongeren. De regiocoördinator is vervolgens letterlijk en figuurlijk dichtbij betrokken om de eenzaamheid succesvol aan te pakken. Samenwerking op regionaal niveau vergroot namelijk de efficiëntie en effectiviteit van de aanpak.

    Ook zijn er vanaf het voorjaar van 2024 e-learnings voor ouders, scholen, coaches en bedrijven om het taboe rond eenzaamheid te doorbreken en hun te leren hoe ze eenzaamheid bij jongeren kunnen herkennen en aanpakken.

    Eenzaamheid bespreekbaar maken

    Er heerst een groot taboe op eenzaamheid, jongeren durven er vaak niet over te praten. Een jongen (16) zei me eens: “Ik wist wel dat ik dit gevoel niet fijn vond, maar dacht dat het geen eenzaamheid kon zijn, dat is toch iets voor ouderen achter de geraniums.” Of een meisje dat me zei: “Ik wil mijn ouders en vriendinnen van vroeger niet kwetsen, dadelijk denken ze dat zij mijn eenzaamheid mee veroorzaken. Terwijl het niet aan hen ligt.” We hebben met elkaar de taak om eenzaamheid meer bespreekbaar te maken, door eens dieper aan een ander te vragen hoe het met diegene is. Vonden ze dat weekend thuis chillen echt relaxed of hadden ze eigenlijk behoefte aan iets anders? Dat gesprek mogen we vaker voeren. Om dat aan te wakkeren willen we meer bewustwording creëren over eenzaamheid, dat doen we samen met jongeren. Zij helpen ons om andere jongeren aan te spreken op hun gevoelens, maar ook op hun verantwoordelijkheid om naar elkaar om te kijken. Hierin hebben we nog veel te winnen!

    Begeleiding van jongeren

    Samen met sociaalwerkorganisaties biedt Join Us verschillende diensten aan jongeren die hun gevoelens van eenzaamheid willen verminderen. Jongeren van 12 tot 30 jaar kunnen terecht bij real-life groepen (ingedeeld op leeftijdscategorie) en bij online groepen die op regionaal niveau aangeboden worden. Bij alle groepsbijeenkomsten is professionele begeleiding aanwezig die ondersteund wordt door een ervaringsvrijwilliger. Jongeren komen er voor plezier met anderen en werken ondertussen via uitdagende opdrachten aan het versterken van hun sociale redzaamheid.

    Voor jongeren die nog niet aan een groep willen of durven deel te nemen is er vanaf 23 oktober ook een individueel traject mogelijk. Via de online community van Join Us krijgen ze handvatten aangereikt om zelf aan de slag te gaan. Middels de community dagen ze zichzelf in kleine stappen uit om nieuw gedrag aan te leren en meer te weten te komen over eenzaamheid. Dit helpt hen om sociaal sterk te worden. Ook kunnen jongeren via de community terecht bij ervaringsvrijwilligers als zij vragen hebben over hun proces.

    Masterclasses voor jeugdprofessionals

    Om jeugdprofessionals te ondersteunen in hun werk, introduceert Join Us masterclasses. Deze bieden de mogelijkheid om dieper in te gaan op specifieke onderwerpen die samenhangen met eenzaamheid, zoals suïcidepreventie, autisme en LHBTQI+-kwesties, evenals de methode van Join Us zelf. Het doel is om jeugdprofessionals nog beter uit te rusten in het aanpakken van eenzaamheid en aanverwante thema's. Externe specialisten worden bij de masterclasses betrokken om voortdurende kennisontwikkeling te garanderen.

    Kortom, de aanpak van eenzaamheid bij jongeren vereist een collectieve inspanning. Samenwerking is de sleutel tot succes. Door de krachten te bundelen van jongeren, ouders, scholen, coaches, en professionals uit diverse disciplines, kunnen we eenzaamheid onder jongeren effectief aanpakken en hen helpen om zich weer verbonden te voelen met onze samenleving. Samen laten we jongeren meedoen!

    De voldoening van een maatschappelijke bijdrage

    Door: Mark Homan

    Vakantie, wie vindt het niet heerlijk? Eindelijk tijd voor dingen waar je anders niet aan toekomt en ze op gemak kunnen doen. Na een vakantie moet ik altijd weer even wennen aan het dagritme, maar eigenlijk vind ik het helemaal niet zo erg om aan het werk te gaan. Door het werk dat ik doe heb ik het gevoel dat ik iets kan betekenen voor de maatschappij en dit geeft voldoening. Hiernaast geeft het me meestal intellectuele uitdaging. Als ik dit een tijdje niet heb, ga ik me al snel vervelen. Misschien dat een deel van wie ik ben graag toewerkt naar een doel. Dit had ik tijdens mijn carrière als wielrenner ook al. Een doel stellen en hier een aantal maanden naar toewerken. Dit geeft me voldoening. Je kan met voldoening terugkijken op wat je hebt bereikt, en als het resultaat tegenvalt kun je leren van het proces dat je hebt doorstaan.

    Op het moment zit ik ongeveer 3 maanden in de Ziektewet. Een jaar geleden kreeg ik last van pijn in mijn handen, voeten en nek. Sindsdien zijn deze klachten langzaam toegenomen, en uiteindelijk was het zo erg dat het hinderlijk werd voor mijn werk. Uit de scans die in het ziekenhuis zijn gemaakt is naar voren gekomen dat er bij mijn nekwervels een zenuw in de vernauwing zit, dit blijkt de oorzaak te zijn van de pijn. Gelukkig kan het verholpen worden. Gedurende de periode dat ik nu thuis zit ben ik me weer gaan realiseren welke betekenis werk voor me heeft. Ik verveel me niet, ik lees veel, kijk veel sport, documentaires en tv-series, en doe binnen de mogelijkheden die ik op dit moment wel heb leuke dingen met familie en vrienden. Echter begon ik na een tijdje iets te missen, namelijk intellectuele uitdaging en een doel. Naast mijn werk haal ik dit soms uit het schrijven van blogs of het meedenken met de werkgroep Arbeid van Iederin, en het maken van een Zweedse puzzel prikkelt af en toe mijn denkvermogen, maar dat is het dan ook wel.

    De intellectuele uitdaging haal ik vooral uit mijn werk. Als ik taken met enige complexiteit zonder tijdsdruk kan uitvoeren voel ik me goed. Door mijn beperking vraag ik al mijn hele leven best veel van mijn lichaam. Hierdoor ben ik de afgelopen jaren achteruitgegaan in mijn fysieke functioneren. Volgens mij is dit de reden dat het nog belangrijker is dat ik iets doe wat bij mijn cognitieve capaciteiten past, want dit geeft me voldoening. Daarom ben ik blij dat ik een werkgever heb die met mij de zoektocht is aangegaan naar werkzaamheden die bij mij passen. Ook krijg ik de ruimte om me verder te ontwikkelen.

    Vorig jaar heb ik de interne overstap gemaakt naar de afdeling Burgerzaken. Dit was voor mij een relatief onbekend terrein, maar met mijn bestuurskundige competenties ben ik aardig in staat om een beleidsterrein snel te doorgronden en er over te adviseren. Soms is het nog wel een uitdaging om om te gaan met de dynamiek van het werk. Bijvoorbeeld als een advies van mij richting het besluitvormingsproces gaat, dan wordt er namelijk een hoger werktempo verwacht. Het is nog steeds wel een uitdaging voor mij om aan te geven of ik in dit stadium het tempo kan bijbenen en wanneer het een goed moment is om werk over te dragen aan een collega.

    De overheid zet zich terecht in om zoveel mensen met een beperking aan het werk te helpen. Volgens mij is het goed als iedereen zijn steentje bijdraagt. In de berichtgeving erover lees je vooral de cijfers: het aantal mensen dat de overheid aan een baan wilt helpen en het aantal mensen dat hieraan is geholpen. Wat mij betreft zou het wat meer mogen gaan over wat werk voor mensen kan betekenen. Natuurlijk biedt het ze in eerste instantie een inkomen. Het kan ze echter ook de mogelijkheid bieden om zich te ontwikkelen, het kan ze het gevoel geven dat ze van betekenis zijn voor de maatschappij en het kan ze uitdaging en voldoening geven. Dit kan ook bijdragen aan een positiever zelfbeeld.

    Het is zeer belangrijk dat deze waarden ook worden meegenomen bij de inspanningen om mensen met een beperking aan het werk te helpen. Werkgevers kunnen ook op deze waarden worden gewezen. Hieraan bijdragen is volgens mij ook een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bij commerciële ondernemingen ligt de focus vaak vooral op het maken van winst, dus bij hen is er misschien veel voor nodig om ze hiervan te overtuigen. Volgens mij zit er bij de hoger opgeleide mensen met een beperking juist veel creativiteit omdat zij in het dagelijks leven met drempels te maken hebben waar ze oplossingen voor moeten bedenken. Deze creativiteit kan van meerwaarde zijn voor werkgevers.

    Taal

    Door: Eric van Oosterhout

    Als de neefjes (groep 3 en 6) komen logeren, is het feest. Het is schitterend weer, dus de helft van de tijd liggen ze in ons zwembad. ’s Avonds zitten ze toch wat uitgeput bij het kampvuur. Dat is best wel een beetje spannend. Het bosje achterin de tuin maakt soms rare geluiden. De jongste ligt stevig tegen mij aan, zijn oudere broertje houdt zich stoer.

    We hebben het over de eerste schooldagen. Als je net de eerste dagen van groep 3 wat ziek was, is dat best vervelend. “Want weet je, oom Eric, dan leer je lezen, en nu weet ik niet alle letters”. Ik troost hem met de gedachte dat leren lezen iets langer duurt dan een paar dagen. We gaan meteen aan de slag. In het donker bedenken we rijmwoorden (bus-kus), en spellen we wat woorden. Zijn oudere broer vindt ‘chauffeur’ makkelijk en laat meteen zijn oom 'therapie' spellen.

    Toen ik zo oud was als hij, vond ik taal ook al zo leuk. Zo waren we weekenden bezig met zoveel mogelijk woorden uit een ander woord halen: treinconducteur, ei, deur, in, roet, reu etc.

    Niet iedereen vindt taalspelletjes even leuk. Meer dan tien procent van alle volwassen mensen heeft moeite met lezen en schrijven. We besteden er aandacht aan in de Week van Lezen en Schrijven. Op een mooie bijeenkomst in Assen vieren we het tienjarig bestaan van het 'Bondgenootschap voor een Geletterd Drenthe'. In 2013 nam ik het initiatief om een heleboel partijen bij elkaar te brengen, die wat zouden kunnen doen aan de laaggeletterdheid: gemeenten, de provincie, bibliotheken, huisartsen, bedrijven etc.

    We zijn nu tien jaar verder en inmiddels heb ik meer dan honderd Bondgenoten. We proberen in onze eigen omgeving laaggeletterden te herkennen en door te verwijzen naar een passende cursus. Ook proberen we ons eigen taalgebruik zo eenvoudig mogelijk te houden (wat best moeilijk is). We organiseren geregeld activiteiten om kennis te delen en te inspireren.

    In de Nieuwe Kolk maken we er met elkaar een mooie avond van. Zo luisteren we ademloos naar Dennis, die onlangs werd uitgeroepen tot landelijke Taalheld. Hij was een van die mensen die lezen heel moeilijk vond. Met veel doorzettingsvermogen en hulp van docenten kreeg hij het onder de knie. Daarmee werd het leven voor hem een stuk makkelijker.

    We zijn er nog niet. Nog steeds zijn er in Drenthe te veel mensen die we zouden kunnen helpen. Het peloton Bondgenoten is hiervoor heel gemotiveerd.

    Ook u kan helpen. Als u iemand kent, die wel eens ‘laaggeletterd’ zou kunnen zijn, wijs hem of haar dan door naar het Taalpunt in de bibliotheek. Dat zou de start kunnen zijn van een nieuw gelukkig leven met taal.

    Basisvaardigheden op de Kaart: Het Belang van Netwerksamenwerking

    Door: Leone Verweij, Menno Fenger en Agnieszka Kanas

    Bijna 1 op de 6 mensen in Nederland beheersen niet de lees-, schrijf-, reken- of digitale vaardigheden die nodig zijn om zelfstandig te kunnen participeren in de samenleving. Deze beperkte beheersing van de basisvaardigheden leidt tot allerlei problemen voor deze groep. Ze hebben bijvoorbeeld vaker minder goed betaalde banen, verminderd zelfvertrouwen en verminderd grip op hun geldzaken. Het brengt veel onzekerheid met zich mee: mensen zijn angstig voor contact met de overheid, online betalingen doen of reizen met het openbaar vervoer. Het schrijnende is dat er allerlei initiatieven zijn om de beheersing van de basisvaardigheden te verbeteren. Er zijn taallessen, taalcafés, computercursussen, taalmaatjes en nog veel meer. Toch lukt het nog onvoldoende om de doelgroep te bereiken. In het onderzoeksproject ‘Laaggeletterdheid als Barrière voor Participatie’ onderzoeken we hoe de brug tussen de doelgroep en het aanbod kunnen slaan.

    De doelgroep bereiken

    Dat de doelgroep nog onvoldoende bereikt wordt, komt deels omdat mensen nu vooral ‘toevallig’ in aanraking komen met de bestaande initiatieven, via de wijkteams of via hun eigen contacten bijvoorbeeld. In ons onderzoek kiezen wij daarom voor een andere, meer structurele aanpak. Mensen met beperkte basisvaardigheden zijn bijna drie keer zo vaak afhankelijk van een uitkering als mensen die de basisvaardigheden beheersen. Het is daarom aannemelijk dat onder bijstandsgerechtigden het aandeel mensen dat moeite heeft met basisvaardigheden hoog ligt. Toch is er nog een grote afstand tussen de ‘wereld van werk en inkomen’ en de ‘wereld van basisvaardigheden’. In de wereld van werk en inkomen wordt nog maar weinig gebruik gemaakt van het instrumentarium van volwasseneneducatie. Ons onderzoek focust dan ook op hoe het versterken van basisvaardigheden als integraal onderdeel van de uitvoering van de Participatiewet kan worden vormgegeven.

    Het onderzoek

    In september 2022 hebben we de handen ineengeslagen met de regio’s Drechtsteden, Pijnacker-Nootdorp, IJsselgemeenten en Zoetermeer, en de organisaties Stichting Lezen en Schrijven, Divosa, Sam en de Vrije Universiteit Brussel. Samen gaan we de volgende vragen beantwoorden:

  • Hoe kunnen we op een respectvolle manier het niveau van iemands basisvaardigheden meten?
  • Hoe kunnen mensen die moeite hebben met de basisvaardigheden gemotiveerd worden om naar voor hen relevant aanbod te gaan?
  • Wat zijn de effecten van het aanbod op de basisvaardigheden, arbeidsmatige- en maatschappelijke participatie en het fysiek en mentaal welzijn van de deelnemers?
  • Co-creatie

    Er is één grote uitdaging als we de wereld van werk en inkomen en de wereld van laaggeletterdheid op elkaar willen aansluiten, en dat is precies het feit dat het twee verschillende werelden zijn. De wereld van werk en inkomen staat bekend als streng, repressief en wantrouwend – ook onder mensen met beperkte basisvaardigheden. De wereld van de bibliotheken, taalhuizen en – meer algemeen – de maatschappelijke zorg en het welzijnswerk heeft een positiever imago, maar is ook vrijblijvender. En we weten ook dat verbetering van de basisvaardigheden alleen slaagt als de klant daar uit zichzelf intrinsiek voor gemotiveerd is. Dus hoe brengen we die twee werelden bij elkaar? Om daar antwoord op te krijgen, vragen we het aan betrokkenen zelf, in co-creatie sessies.

    Dit zijn bijeenkomsten waarin we met betrokken partijen, zoals beleidsmedewerkers op het gebieden van werk en inkomen en laaggeletterdheid, bijstandsconsulenten, adviseurs van Stichting Lezen en Schrijven en partners uit het maatschappelijk middelveld, om tafel zitten en brainstormen over de hoe-vraag: hoe kan je basisvaardigheden meten, hoe kan je mensen motiveren en hoe kan dat in de huidige dienstverlening worden toegepast?

    In elke regio leidt dit tot andere inzichten en vraagt het om een andere aanpak. Voor ons als onderzoeksteam is het belangrijk dat de input van de professionals leidend is tijdens de sessies, gezien zij de praktijk kennen op een manier die wij dat niet doen. Zo komen de knelpunten die de werk en inkomen professionals ervaren op het gebied van basisvaardigheden aan het licht en kunnen we gezamenlijk oplossingen ontwerpen. Denk bijvoorbeeld aan een training ‘herkennen van laaggeletterdheid’ voor bijstandsconsulenten of een overzicht van het bestaande basisvaardighedenaanbod.

    Ervaringsdeskundigen

    Ook voeren we gesprekken met ervaringsdeskundigen om te leren welke barrières zij (hebben) ervaren in het verbeteren van hun basisvaardigheden. Van de ene naar de andere leslocatie te worden gestuurd, startniveau-eisen waaraan niet iedereen kan voldoen, angst voor negatieve reacties en aanbod dat ophoudt te bestaan: het is duidelijk dat het mensen niet makkelijk wordt gemaakt, terwijl ze vaak al een enorme horde over moeten om te vertellen dat ze moeite hebben met hun basisvaardigheden. De kennis die wij opdoen in deze gesprekken delen we vervolgens in de co-creatie sessies met de professionals, zodat we de stem van de ervaringsdeskundigen vertegenwoordigen in ons onderzoek.

    Een wereld te winnen

    Er valt nog veel te winnen op de intersectie tussen werk en inkomen en laaggeletterdheid. Zo worden mensen met Nederlands als moedertaal die moeite hebben met hun basisvaardigheden nauwelijks herkend (terwijl zij de grootste groep vormen), vinden mensen niet altijd het juiste aanbod, en is er weinig zicht op de effectiviteit van het aanbod. En dit alles terwijl het in de wereld van basisvaardigheden alom bekend is dat werken aan de basisvaardigheden loont: mensen worden vaardiger, voelen zich meer onderdeel van de maatschappij en hebben meer kansen op de arbeidsmarkt. Zoals een ervaringsdeskundige het omschreef: “Lezen en schrijven maakt vrij”. En gunnen we dit gevoel niet iedereen?

    Leone Verweij is promovenda, Menno Fenger is hoogleraar Institutionele Beleidsanalyse en Agnieszka Kanas is universitair hoofddocent, allen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
    Voor vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met Leone via a.l.verweij@essb.eur.nl

    De inclusieve arbeidsmarkt van en voor iedereen


    Tot en met 2022 kwam er binnen de Banenafspraak 81.117 nieuwe banen bij voor mensen met een arbeidsbeperking. Het bedrijfsleven presteerde goed, de overheid minder en het detacheringsaandeel kelderde. Een analyse en een blik vooruit.

    Het klinkt misschien gek, maar het jaar 2022 werd pas op 6 juli afgerond. Toen stuurde minister Schouten een brief naar de Tweede Kamer met de definitieve Banenafspraakcijfers over vorig jaar. Vraag mij trouwens niet waarom dat zo lang moet duren voor de cijfers gepubliceerd worden.

    Kwartaalcijfers met Banenafspraak-tussenstanden komen gemiddeld vier maanden na afloop van dat kwartaal uit en de jaarcijfers worden steeds in juli gepubliceerd. De cijfers zullen wel ergens zitten in de blackbox van het ministerie of het UWV.
    Maar goed. De cijfers zijn nu definitief bekend. Werkgeversverenigingen VNO-NCW en MKB-Nederland vierden een klein feestje. Voor het achtste jaar op rij werd de cumulatieve doelstelling gehaald. Er zijn nu meer dan 70.000 banen gerealiseerd sinds de start van de Banenafspraak in 2015. Dat is voorwaar een fraaie prestatie van de bedrijven die eraan meedoen. Geen arbeidsmarktproject heeft ooit zo'n trackrecord behaald.

    Bij de overheid was de stemming minder. Ze zitten op iets meer dan de helft van hun doelstelling en daalden in 2022 zelfs iets ten opzichte van 2021. In de brief van de minister staan wel heel veel uitvluchten. Zo wordt er verwezen naar SROI en naar ingekochte diensten. Zouden deze aantallen aan overheidszijde meetellen, dan wordt de overheidsprestatie florissanter.

    De Banenafspraak gaat echter om zo mogelijk structurele plekken in de hele brede overheidssector, dus inclusief het gehele onderwijs, alle rijksdiensten, gemeenten, provincies etc., etc. Daarom loont het te kijken naar de stijging in vaste aanstellingen. Die bedroeg vorig jaar een slordige 1.700. Ter informatie: bij de Nederlandse overheid werken bijna een miljoen mensen. We hebben het dus slechts over promilles. Toch wil het maar niet lukken.

    Uitzenden en detacheren

    Bijzonder aan de jaarcijfers is de dramatische teruggang van het aandeel ‘uitzenden en detacheren’ binnen de Banenafspraak. In 2018 waren binnen de Banenafspraak nog bijna 13.000 mensen via een uitzend- of detacheringsconstructie aan het werk. Nu zijn daar nog 1.700 van over.

    Oorzaken zijn te vinden in demografische ontwikkelingen (pensioneringen) en uitdiensttredingen bij de Sociale Werkvoorziening. En ook voor de aandacht voor andere groepen (denk bijvoorbeeld aan Oekraïners) bij uitzendbedrijven.

    De Sociaal Ontwikkelbedrijven hebben de slag gemist om grotere groepen uit de participatiewet naar de markt via detachering te brengen. Daar zijn veel oorzaken voor.
    Soms mochten ze dat niet van hun gemeente omdat de budgetten vaak te laag waren om ze verantwoord in dienst te nemen. Nieuwe wetgeving op de arbeidsmarkt hielp ook al niet, want detachering is soms erg duur geworden.

    Maar we moeten vooruitkijken. In eerste instantie naar 1 januari 2026. Dan loopt het ingroeipad van de Banenafspraak af (de overheid krijgt toch evenveel tijd als het bedrijfsleven om de doelen te behalen).

    Allereerst mijn statement, op deze plek al eerder gesteld: de Banenafspraak mag nooit aflopen. Je kunt niet zeggen: ‘na 2026 zijn we klaar met het plaatsen van mensen met een arbeidsbeperking’. Je bent nooit klaar. Ik pleit voor een structurele regeling die er wat mij betreft al lang had mogen zijn. De projectfase duurt te lang, maar laten we nu inzetten op een permanente regeling per 1 januari 2026.

    Dan moeten er eenvoudige regelingen zijn op het gebied van loonkostensubsidie, jobcoaching en no-risk (verzekering voor doorbetaling bij ziekte), dan is de loonwaarde voor iedereen 50%. Kortom: dan geldt voor iedereen in Nederland hetzelfde beleid. De bestanden zijn transparant en toegankelijk en de WSP’s (WerkgeversServicePunten) adequaat toegerust op de dienstverlening aan alle werkgevers in Nederland.

    En het belangrijkste: de doelgroep is uitgebreid tot iedereen die niet zelfstandig aan het werk kan komen. Daarbij hoort een bredere definitie van ‘arbeidshandicap’ en ondersteuning van mensen in de WIA, die het zelf niet redden.

    Er is in de afgelopen acht jaar gebleken dat het kan. In de woorden van voormalig VNO-NCW directeur Niek Jan van Kesteren is dit het eerste arbeidsmarktproject sinds de Tweede Wereldoorlog dat lukt. En ondanks de mindere prestaties als geheel laat ook de overheid dat zien; er zijn binnen die overheid namelijk genoeg sectoren die het gewoon wel waarmaken,. Denk aan de gemeenten in hun rol van werkgever, aan provincies en bijvoorbeeld ook de IND en de Belastingdienst. Het wonderlijke is bovendien ook dat binnen sectoren die achterblijven, er soms parels zijn die wel voor veel banen zorgen. Daaruit blijkt dat de Banenafspraak eigenlijk overal kan.

    We moeten naar die inclusieve samenleving, naar die inclusieve arbeidsmarkt in het belang van allen die het treft: ons allemaal.

    Aart van der Gaag is namens de werkgeversorganisaties boegbeeld en inspirator Banenafspraak

    ‘Move verbindt en verruimt blikken’

    Leuk zo'n slogan, maar wat betekent dat nou eigenlijk? De kinderen van de Johannesschool in Overvecht weten precies wat dat betekent. Dat is ook de reden dat de uitvoering van hun Move Je Buurt-project zo'n succes was. Samen met de studenten van roeivereniging ORCA organiseerden ze een sportfestival in de wijk. Bijzonder, omdat ze dit juist voor leerlingen van een school om de hoek deden waar wel eens ruzie mee was!

    Beweging & Gezondheid

    De studenten vroegen de kinderen wat ze wilden verbeteren aan hun wijk. Bij een Move Je Buurt-project zijn er vijf thema’s waarbinnen de kinderen een actie op kunnen zetten: Beweging & Gezondheid, Kunst & Cultuur, Natuur & Milieu, Ontmoeting & Contact en Veiligheid & Vrijheid. Al vrij snel waren de kinderen het eens: “we willen iets doen met het thema sporten”. Een erg goede match was het daarom met de vrijwilligers van roeivereniging ORCA door sport als gemene deler. Daarop volgde de brainstorm met als hoofdvraag: hoe kunnen we de wijk verbeteren met het thema sport? In het organiseren van een sportfestival kwamen alle pitches van de kinderen samen.

    Roeibak bij ORCA

    Spanning tussen de basisscholen

    Bij Move-projecten staat centraal dat de kinderen iets goeds doen voor de buurt waar ze in wonen. Dus moesten er ook andere buurtbewoners worden uitgenodigd. Maar toen de juf voorstelde om de kinderen van groep 7 van de Klopvaart uit te nodigen, bleek er enige rivaliteit tussen de twee Overvechtse basisscholen te bestaan.

    Sport verbindt

    Ondanks dat de studenten van ORCA even bang waren dat samenkomst van de groepen leerlingen tot ruzie zou leiden, hebben ze het plan doorgezet. En wat bleek: al bij het eerste fluitsignaal was de strijdbijl volledig begraven en speelden álle kinderen met veel plezier samen:
    Move verbindt en verruimt blikken.

    “We waren een beetje bang dat de kinderen ruzie zouden gaan maken met de andere basisschool, maar toen het eerste fluitsignaal klonk, was de strijdbijl volledig begraven.”

    Vera Versteegh, studentvrijwilliger

    Een kijkje in elkaars leefwereld

    Zowel de kinderen als de studenten krijgen bij Move een kijkje in elkaars leefwereld. De studenten kregen een rondleiding van de kinderen in wijk Overvecht en andersom gingen de kinderen op bezoek bij de roeivereniging in Hoograven. Voor beiden een deel van hun eigen stad waar ze niet of nauwelijks kwamen.

    Vrijwilliger Vera en leerling

    Wat doet Move?

    Move koppelt studenten aan kinderen die minder kansen krijgen dan hun leeftijdsgenoten. Ze duiken in elkaars leefwereld, ontdekken hun talenten en komen samen in actie voor een ander. In onze projecten, gericht op kansengelijkheid en burgerschap, zetten we in op het verkleinen van de kloof in de maatschappij. Stichting Move is opgericht in 2009 door Utrechtse studenten. Ondertussen zijn we actief in 14 steden. In 2022 bereikten we met onze projecten in het hele land maar liefst 5.935 kinderen.

    Ook je steentje bijdragen?

    Dat kan! Move is altijd op zoek naar enthousiaste vrijwilligers. Ben je student of young professional en lijkt het je ook tof om met kinderen uit jouw eigen stad aan de slag te gaan? Meld je aan! Check: stichtingmove.nl/doe-mee

    Ties de Theije, Communicatie & Marketing bij Stichting Move

    Van blijdschap over ratiffcering van het VN-Verdrag naar een sceptische verwachting over de uitvoering

    Sinds kort heb ik een nieuwe auto. Een aantal jaren geleden kon ik nog zelfstandig in en uit mijn auto stappen, maar door achteruitgang van mijn fysieke gesteldheid is dit helaas niet meer mogelijk. Mijn auto is een door het UWV geleverde voorziening voor het woon-werkverkeer. Twee jaar geleden heb ik het UWV laten weten dat het niet meer lukte om zelfstandig mijn auto in te komen. Het bleek mogelijk te zijn om de auto te vervangen voor een nieuwe. Zo geschiede, en in de nieuwe auto zit een lift waarmee ik met mijn scootmobiel naar binnen komen. Hierdoor kan ik weer zelfstandig naar mijn werk en hiernaast heb ik ook privé weer de vrijheid om mij voort te bewegen. Dit is één van de positieve kanten van het Nederlandse voorzieningen stelsel.

    Laatst heb ik mijn auto laten zien aan een vriend en we hebben er gelijk een rondje mee gereden. Dit hebben we gelijk gecombineerd met een lunch. Ruim van tevoren hebben we gezocht naar een horecagelegenheid met een invalidetoilet. In Nederland zijn er namelijk nog veel uitgaansgelegenheden zonder een invalidetoilet, of het pand is te krap om met een rolstoel of scootmobiel te bezoeken. Veel mensen met een beperking zijn dus veel tijd aan kwijt aan de voorbereiding op een uitstapje, en spontaan iets ondernemen is vaak onmogelijk.

    Grondwetswijzing

    Op 17 januari van dit jaar werd de grondwetswijziging van artikel 1 bekrachtigd. Hiermee is het hebben van een handicap toegevoegd als discriminatiegrond aan de Nederlandse grondwet. Dit betekent dat bij het vaststellen van nieuw beleid de overheid moet toetsen of de inhoud ervan niet in strijd is met het grondwettelijke anti-discriminatieverbod. Deze bepaling moet de rechter ook laten meewegen in discriminatiezaken. Minister Dijkgraaf zei bij de laatste ondertekening van de grondwetswijziging: “Ik heb het gevoel aan het begin van een oerknal van onze democratische rechtsstaat te staan met heel veel gevolgen”. Ik ben echter wat terughoudender in de verwachtingen hiervan. Bij het lezen van de euforische woorden van de minister moest ik terugdenken aan het moment dat in 2016 het VN-Verdrag Handicap werd geratificeerd in Nederland. Toen waren er ook zeer enthousiaste reacties en de hoopvolle verwachting op een toegankelijkere samenleving. Ook ik was hoopvol. We zijn nu 7 jaar verder, helaas is er nog geen sprake van verbetering.

    Periodiek laat het College voor de Rechten van de Mens onderzoek doen naar positie van mensen met een beperking. In het onderzoek uit 2022 kwam naar voren dat mensen met een beperking op het gebied van werk en de toegang tot buurtvoorzieningen een achterstand hebben ten opzichte van de algemene bevolking [1].  Hiernaast vond twee derde van de mensen met een beperking in 2021 dat de Nederlandse maatschappij er nog onvoldoende op is toegerust om hen volwaardig te laten meedoen[2]. De vertaling van het VN-Verdrag Handicap komt nog maar traag op gang. Zo hebben nog lang niet alle gemeenten een lokale inclusie agenda en is het landelijke Bouwbesluit nog niet aangepast waardoor er nog steeds gebouwen worden neergezet die niet toegankelijk zijn voor mensen met een beperking.

    Sceptisch

    Ik denk dat een grondwetswijziging hier ook niet zo snel verander in gaat brengen. In de grondwet staat namelijk ook dat mensen recht hebben op een bewoonbaar land. Veel inwoners van Groningen hebben meerdere keren meegemaakt dat de grond onder hun woning beefde door de winning van aardgas, het herstel van de schade die dit heeft veroorzaakt verloopt zeer langzaam. Artikel 20 van de Grondwet verplicht de overheid om de inwoners van Nederland te voorzien in hun bestaanszekerheid. Echter, in de Toeslagenaffaire zijn veel mensen ten onrechte als fraudeur bestempeld en door het hardvochtige terugvorderingsbeleid zijn zij met hoge schulden opgezadeld, en dit heeft onder andere hun bestaanszekerheid aangetast.  Wat waren de sociale grondrechten waard tijdens deze twee affaires? Wat heb je als burger aan deze grondrechten als de rechter overheidsbeleid niet hieraan mag toetsen? En wat is vanuit dit perspectief de waarde van de grondwettelijke bepaling dat mensen niet op basis van hun handicap mogen worden gediscrimineerd?

    Ik ben geen pessimist, maar de realiteit zorgt ervoor dat ik sceptisch ben over de verwezenlijking van de rechten van mensen met een beperking in Nederland. Helaas denk ik dat de euforie van veel mensen bij de ratificering van het VN-Verdrag en bij de hier eerdergenoemde grondwetswijziging langzaam zullen overgaan in gevoelens van teleurstelling. De komende decennia verwacht ik wel enige verbetering van de positie van mensen met een beperking, maar het zal een proces van vallen en opstaan zijn. De economische situatie zal hierop van grote invloed zijn. Waar het vooral van zal afhangen is het bewustzijn bij ambtenaren en politici van de obstakels waar mensen met een beperking in hun leven mee te maken hebben. Het benutten van ervaringsdeskundigheid is essentieel hierbij. Dit kan bijvoorbeeld door het opzetten van panels die adviseren over beleid of mensen met een beperking te stimuleren politiek actief te worden. Hiernaast zullen de beleidsmakers- en bepalers een visie moeten hebben over een inclusieve samenleving en het commitment om deze te realiseren.

    Mark Homan, kwaliteitssmedewerker Burgerzaken.
    Gemeente Dijk & Waard


    [1] https://www.nivel.nl/nl/nieuws/naleving-vn-verdrag-verloopt-moeizaam-qua-betaald-werk-en-gebruik-voorzieningen-voor-mensen

    [2] https://pointer.kro-ncrv.nl/mensen-met-beperking-ontevreden-over-toegankelijkheid-nederlandse-maatschappij

    Inloggen


    Sluit venster