Nog zoveel winst te behalen

Deze week is het de Week van Lezen en Schrijven. Daarom plaatsen we dagelijks een blog van iemand die zich met hart en ziel inzet voor het verminderen van laaggeletterdheid in Nederland. Klik hier voor de blogs tot nu toe.

Veel belangrijke informatie komt niet aan. Aan de ene kant omdat veel mensen moeite hebben met taal en met het verwerken van informatie. Maar ook omdat veel informatie onnodig ingewikkeld is. Taal voor allemaal helpt om informatie begrijpelijk te maken.

En dat levert winst op voor iedereen. We kennen het allemaal: dat oncomfortabele gevoel dat je niet helemaal, of helemaal niet begrijpt wat er staat. Of wat er gezegd wordt. Denk maar aan een huur- of koopcontract. Of aan de privacyverklaringen van websites of een gesprek met een arts. Voor zo’n 2,5 miljoen volwassenen in Nederland geldt dat gevoel ook voor veel alledaagse informatie. Zij hebben lage taalvaardigheden; ze zijn laaggeletterd.

Het is goed om in te zetten op het verbeteren van de taalvaardigheden. Maar er is ook een andere kant. Een kant waarmee veel winst te behalen is.

Er is dan ook werk aan de winkel voor de zenders van informatie. Want veel informatie is onnodig ingewikkeld door een combinatie van: te moeilijke taal, te lange zinnen, te veel informatie ineens, een onoverzichtelijke opmaak, een vage structuur en een onlogische volgorde van de informatie. Veel mensen missen daarom belangrijke informatie van bijvoorbeeld de overheid, zorginstellingen en bedrijven.

Maar makkelijk schrijven of praten is best moeilijk. Taal voor allemaal heeft daar een antwoord op. Taal voor allemaal maakt informatie voor een zo groot mogelijke groep begrijpelijk. Mensen kunnen daardoor weloverwogen een eigen keuze kunnen maken, ze kunnen besluiten hoe ze willen handelen en ze weten wat ze moeten doen. Bijvoorbeeld bij het aanvragen van een regeling, het opvolgen van een medisch advies of het voldoen aan een betalingsregeling. Taal voor allemaal is taal waar iedereen mee uit de voeten kan. Rekening houdend met mensen voor wie taal en informatieverwerking lastig is.

Testen hoort er ook bij. Taal voor allemaal werkt daarin samen met ervaringsdeskundigen, bijvoorbeeld met leerlingen van praktijkonderwijs en bewoners, patiënten en cliënten van zorginstellingen. Taal voor allemaal is ook lid van Nederlandse en buitenlandse netwerken waarmee kennis wordt uitgewisseld en samengewerkt. Bijvoorbeeld van de Alliantie gezondheidsvaardigheden. [1]

Taal is dynamisch. Er is nooit één gouden oplossing. Daarnaast hangt de inhoud en opbouw af van voorkennis en taalvaardigheidsniveaus van de ontvangers. Belangrijk startpunt is dan ook: ‘wie is mijn lezer of toehoorder of gesprekspartner?’. En je eindigt met de ontvangers. Door een informatieproduct eerst te testen bij je potentiële ontvanger, maak je je boodschap altijd nog weer beter. En dan gaat het om zowel het begrijpen van de inhoud als het accepteren van de informatie: ‘Dit ga ik lezen en er iets mee doen’. [2]

De eerste onderzoeken laten zien dat Taal voor allemaal werkt voor mensen met allerlei taalvaardigheden. Mensen begrijpen beter wat ze moeten doen en waarderen de begrijpelijke informatie goed. Winst dus, en niet alleen voor de ontvanger. Ook voor de zender van informatie is er winst. Mensen die informatie goed begrijpen en tot zich kunnen nemen, komen op tijd op afspraken, verschijnen goed voorbereid en weten van welke diensten ze gebruik kunnen maken. Dat betekent dus een fijnere, betere en snellere afhandeling van een aanvraag of verloop van dienst- of hulpverlening. Er gaat minder ‘mis’. En het leidt misschien ook tot minder ergernis. Maar dat hebben we (nog) niet onderzocht. Hoe fijn zou het zijn om brieven te krijgen, die je maar één keer hoeft te lezen om te begrijpen wat er nu precies staat. Voor iedereen.

Enid Reichrath, ontwikkelaar en trainer bij Taal voor allemaal
www.taalvoorallemaal.com

Noten

[1] www.gezondheidsvaardigheden.nl; Netwerk van organisaties die zich inzetten voor begrijpelijke
informatie over gezondheid en gezondheidszorg.

[2] Meer informatie over (testen met) Taal voor allemaal staat in het artikel: Reichrath, E., Moonen, X., Willemsen, F., Nooijens, I. (2021). Zo begrijpelijk dat iedereen wint; Sociaal Bestek, nr. 1.

Addy, de glossy

Deze week is het de Week van Lezen en Schrijven. Daarom plaatsen we dagelijks een blog van iemand die zich met hart en ziel inzet voor het verminderen van laaggeletterdheid in Nederland. Klik hier voor de blogs tot nu toe.

Van toiletjuf naar Taalambassadeur, vlogger en boegbeeld van een eigen glossy. Het verhaal van Addy van Meerten (63 jaar).

Ik heb 8 jaar lagere school gedaan. Ik ben daar twee keer blijven zitten. Daarna ging ik naar het ihno, de individuele huishoudschool. Die heb ik niet afgemaakt, ik werd gepest en had geen zin meer in school. Op mijn 15e ben ik daarvan af gegaan en ben direct aan het werk gegaan. Ik heb van alles gedaan: bij een slagerij gewerkt, een wasserette, een atelier, thuis inpakwerk gedaan enzovoort. Uiteindelijk ben ik als toiletjuffrouw terecht gekomen bij V&D La Place. Nou, iedereen weet wat daarmee is gebeurd: ik kreeg mijn ontslag en kwam in de WW. Ik was toen 57 jaar. Van de UWV moest ik 4 keer per maand solliciteren. En ik wilde graag werk, dus schreef ik sollicitatiebrieven.

Een keer kreeg ik na twee uur al een afwijzing. Wat was ik kwaad! Het was ook nog van een bedrijf waar ik al eerder had gewerkt. Hoe kan het nou dat ze me na 2 uur al kennen en afwijzen. Toen heeft iemand van een forum op internet die brief gelezen en die heeft mij gezegd: als je zulke brieven schrijft dan is het logisch dat ze je afwijzen. Ik schreef alles aan elkaar, geen punten en komma’s en ook geen hoofdletters. Toen moest ik ook nog een tetst doen bij de UWV en daar hebben ze me ook gezegd dat ik mijn schrijven moet verbeteren. Ze hebben mij naar Stichting Lezen en Schrijven verwezen. Die heb ik gebeld, want ik wou echt weer aan het werk. En die hebben een telefoonnummer gegeven van school, van het ROC.

Dus ging ik op mijn 57ste terug naar school. Die stap was wel groot. Maar toen ik hoorde dat we een klein klasje hadden in onze eigen bibliotheek in Beneden-Leeuwen viel dat toch mee. We zaten daar ook maar met z’n 5-en. In dat Taalhuis kregen we telkens een halve dag les. We moesten iets opschrijven en dat dan voordragen aan elkaar. Het bleek zo te zijn, dat wat ik vertelde heel wat anders was dan dat ik opschreef. Het praten ging veel beter dan het schrijven. Ik schreef zonder punten, ik vergat woorden, ik kon eigenlijk geen zinnen netjes opschrijven.

Mijn lerares heeft toen gezegd dat ik veel heb meegemaakt in mijn leven en dat ik gewoon door moest gaan met schrijven over wat ik heb meegemaakt. Ik ging toen schrijven over wat ik meemaakte als toiletjuffrouw, want daar hoor je natuurlijk van alles. Dat schrijven vond ik steeds leuker. Op een gegeven moment heeft onze wethouder gevraagd of ik Taalambassadeur wilde worden. Dat heb ik toen graag gedaan, want je kunt het verschil maken. Dat je moeilijk leest en schrijft zie je niet van de buitenkant. Je kunt anderen motiveren om weer naar school te gaan door je eigen verhaal te vertellen. En we geven advies aan organisaties, zoals banken, ziekenhuizen, de GGD etc. We testen bijvoorbeeld brieven of ze begrijpelijk zijn. Zelf heb ik nu veel meer zelfvertrouwen dan vroeger.

Ik heb ook een eigen glossy, de Addy, met mijn verhalen erin. Die ligt nu bij de bibliotheken en het ROC. Twee jaar geleden heb ik kennis gemaakt met José. Zij heeft altijd op de kermis gewerkt en moest ook weer leren lezen en schrijven. José durfde geen Taalambassadeur te worden en ik heb haar toen over de streep getrokken. Zij kwam op het idee om te vloggen. Dat doen we nu als de Taalmeiden.

In deze Week van Lezen en Schrijven gaan we de hort op, we gaan naar allerlei instanties om ons verhaal te doen en om te testen. We hopen dat bijvoorbeeld de UWV en de Belastingdienst ook eens door ons een test laten doen. Die maken het zo moeilijk. Daarom is het belangrijk om ons verhaal te blijven vertellen.

Addy van Meerten, taalambassadeur Rivierenland

(opgetekend door Yvet Bommelje, red. Sociaal Bestek)

Verplaats je niet in de ander.

'Deze week is het de Week van Lezen en Schrijven. Daarom plaatsen we dagelijks een blog van iemand die zich met hart en ziel inzet voor het verminderen van laaggeletterdheid in Nederland. Klik hier voor de blogs tot nu toe.

DOOR Lodewijk van Noort

Een paar maanden geleden verwees mijn huisarts me door naar de neuroloog. Ik word altijd vrij zenuwachtig als ik iets in een ziekenhuis moet. Dus de spanning steeg meteen. Ik kreeg een doorverwijzing naar een ziekenhuis op loopafstand van mijn huis. “Mooi!” dacht ik. “Dan kan ik rustig wandelen en even zo tot rust komen voor ik het onderzoek heb.”

Een paar weken later kreeg ik via de post de bevestiging van mijn afspraak. De tijd en datum schreef ik direct in mijn agenda. Twee weken later meldde ik me bij de balie neurologie. De medewerker aan de balie kon mij niet vinden in het systeem. “Vreemd” dacht ik. “Ik heb toch heel precies de datum en tijd in mijn agenda geschreven.” Gelukkig had ik de bevestiging van de afspraak bij me en overhandigde die vol zelfvertrouwen aan de medewerker van het ziekenhuis. “Ah, ik zie het al meneer: U moet in een andere vestiging van ons ziekenhuis zijn. Kijk maar.” En inderdaad, ik moest niet in Den Haag zijn waar ik met de huisarts over had gesproken, maar in Leidschendam. Ik voelde me zo stom. Het stond er inderdaad. Zwart op wit. Ik had er door de zenuwen niet goed naar gekeken.

Onverrichter zake en met een nieuwe afspraak op zak wandelde ik naar huis. Boos om mezelf, maar ik dacht ook meteen: Dit is dus het gevoel dat je hebt als je de taal niet machtig bent. Als je gewone dingen als een afsprakenbriefje van een ziekenhuis, een brief over een wegafsluiting in je straat of een nieuwsbrief van de school van kinderen gewoonweg niet kan begrijpen.

In Nederland zijn er nog veel te veel mensen die hier dagelijks last van hebben. Omdat ze de taal om wat voor reden dan ook niet machtig zijn. Gelukkig zijn er veel mogelijkheden voor hen om daar iets aan te doen. Bijvoorbeeld door het volgen van taallessen, maar ook bij ons, de makers van die teksten, ligt een verantwoordelijkheid. Wij maken die teksten onnodig ingewikkeld en beseffen niet hoe een tekst bij een ontvanger overkomt. En of die ontvanger de tekst wel echt goed begrijpt.

Als oplossing hiervoor, hoor ik vaak zeggen: “Probeer je eens te verplaatsen in die persoon.” Na heel wat jaren met heldere communicatie bezig te zijn geweest, weet ik inmiddels dat dat gewoonweg niet kan. Ik kan mij, als geletterd persoon, niet verplaatsen in het iemand met lees- en schrijfproblemen. Wat ik wel kan doen, is met hen in gesprek gaan en blijven. En vragen hoe wij onze communicatie beter kunnen maken. Geloof me: er gaat een wereld voor je open.

In de podcast ‘Wat bedoel je?!’ die ik met Paula van Gemen en Sanne Boswinkel maak, spraken we onlangs met Marc Mulder, ervaringswerker armoede en schulden. Een heftig gesprek waar wij stil van werden. Marc vertelde dat hij zelf op een gegeven moment 5 brieven per week kreeg van de Belastingdienst en deze niet meer opende. Puur door de officiële, ingewikkelde en dreigende taal. Marc vertelde dat mensen bang worden van de dreigende taal en dat die angst niet bijdraagt aan het oplossen van het probleem. En dat het daarom zo belangrijk is om echt te luisteren. Marc helpt nu, namens grote organisaties, mensen die in diezelfde problemen zitten. Gewoon van mens tot mens, zonder tussenkomst van een brief of formulier.

Mijn advies is daarom: stop met je proberen te verplaatsen in de ander, maar zoek de ander op en luister naar de ander. Leer van hem of haar hoe jij beter kan communiceren en pas je communicatie daarop aan. Zo gaan we samen op weg naar een begrijpelijke wereld!

Ik ben inmiddels bij het juiste ziekenhuis bij de neuroloog geweest. De uitslag van mijn onderzoek zal ik jullie besparen. Die heeft mijn huisarts voor mij gelukkig kunnen vertalen in gewone taal.

Lodewijk van Noort is Ambassadeur Heldere Taal voor de Overheid en projectleider Direct Duidelijk bij de Gemeente Den Haag. Dit jaar won zijn team de prijs voor meest heldere Corona-communicatie van Nederland.

Luister de podcast “Wat bedoel je?!” via Apple of Spotify. Of ga naar de website.

Als je iets niet begrijpt dan maak je fouten, de echte oorzaak van de toeslagenaffaire.

Deze week is het de Week van Lezen en Schrijven. Daarom plaatsen we dagelijks een blog van iemand die zich met hart en ziel inzet voor het verminderen van laaggeletterdheid in Nederland. Klik hier voor de blogs tot nu toe.

DOOR Kay Bemelen

De toeslagenaffaire leidde begin dit jaar tot de val van het kabinet. Premier Rutte en zijn ploeg namen hun ´verantwoordelijkheid´. Ze namen ´ontslag´. Vervolgens konden ze met behoud van salaris door in hun baan alsof er niks gebeurd was. Het kan zomaar dat woorden als ´ontslag´ en ´verantwoordelijkheid´ voor veel mensen een andere betekenis hebben dan voor de leden van het kabinet. Om het beter uit te leggen wat de betekenis wel is zijn woorden als ´demissionair´ nodig.

En dan begrijpt de gemiddelde Nederlander het helemaal niet meer. Laat staan mensen die moeite hebben met lezen en schrijven. Tot zover duidelijke communicatie naar een breed publiek. Hieronder beschrijf ik waarom ik denk dat begrijpelijke communicatie eigenlijk aan de basis ligt van de hele toeslagenaffaire.

Begrijpelijke overheidscommunicatie is mede door de toeslagenaffaire weer een belangrijk thema. Binnen de ministeries is er een uitgebreid plan om te zorgen dat zoiets als de toeslagenaffaire nooit meer opnieuw gebeurt. Ambtenaren gaan het vanaf nu echt helemaal anders doen... Een belangrijke reden voor de hernieuwde aandacht is de communicatie tussen de belastingdienst/ ministerie van financiën en de slachtoffers van de toeslagenaffaire. Die liet nogal te wensen over. Echter op dat moment was het leed al geleden. Als we echt iets willen veranderen moeten we naar de kern: ´leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker´.

De toeslagenaffaire heeft kunnen gebeuren omdat mensen bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag fouten hebben gemaakt. Vervolgens zijn ze door de belastingdienst onterecht als fraudeur aangemerkt en ook zo behandelt. Met alle vervelende (financiële) gevolgen van dien. Natuurlijk was de opstelling van de belastingdienst te star en zijn ze -nadat mensen als fraudeur zijn aangemerkt- de menselijke maat uit het oog verloren. Ook heerste er een cultuur waarin dit blijkbaar niet bespreekbaar te maken was. Allemaal waar en allemaal relevant. Het leed had op allerlei momenten nog hersteld kunnen worden en dat is niet gebeurd, maar het zijn geen van alle fundamentele oorzaken.

Wat is dat dan wel? De slachtoffers zijn dus onterecht als fraudeur aangemerkt. Er is een groot verschil tussen menselijke fouten en bewust de boel proberen te flessen (frauderen dus). Achteraf blijkt dat er veel minder echte fraudeurs waren en veel meer mensen die gewoon een fout hadden gemaakt bij het aanvragen van toeslagen. De vraag is, waarom maakten zoveel mensen fouten? Daarvoor wil ik terug naar een heel simpel principe dat we allemaal als kind op school hebben geleerd: als je iets echt begrijpt maak je minder fouten bij de toets. Andersom kun je zeggen dat de kans op fouten toeneemt als je iets niet (goed) begrijpt. Zo zijn onder de groep slachtoffers relatief veel mensen met een migratie achtergrond. Deze mensen hebben Nederlands vaak niet als eerste taal. Het is logisch dat zij gemiddeld nog meer moeite hebben met het begrijpen van de aanvraagformulieren en dat zij daarom oververtegenwoordigd zijn onder de slachtoffers.

Je mag volgens mij dus redelijkerwijs concluderen dat de directe oorzaak van de toeslagenaffaire te maken heeft met onbegrip of onduidelijkheid bij de mensen die afhankelijk zijn van toeslagen. Dus de belastingdienst wil het wel al jaren makkelijker maken, maar is daar hier niet in geslaagd. Het is dan ook hier waar een belangrijke verbetering ligt: ga met mensen in gesprek en maak het op basis van hun aanwijzingen eenvoudiger om (foutloos!) toeslagen aan te vragen.       

Kay Bemelen werkt sinds februari 2020 als projectmanager Direct Duidelijk voor het ministerie van BZK. Direct Duidelijk is een programma dat overheden op weg helpt met begrijpelijke communicatie. Zie voor meer informatie www.directduidelijk.nl 

Geen betere adviseur dan een taalambassadeur

Deze week is het de Week van Lezen en Schrijven. Daarom plaatsen we dagelijks een blog van iemand die zich met hart en ziel inzet voor het verminderen van laaggeletterdheid in Nederland. Klik hier voor de blogs tot nu toe.

DOOR Jos Niels

In Nederland zijn 2,5 miljoen mensen laaggeletterd. Zij hebben moeite met lezen, schrijven en/of digitale vaardigheden. Daarbij wordt onze maatschappij steeds digitaler, waardoor het alleen maar moeilijker wordt om mee te doen. Met ingewikkelde brieven en websites bereiken we deze doelgroep onvoldoende. De vraag is hoe we kunnen zorgen dat we deze mensen wel bereiken en hoe halen we ze over om te gaan leren lezen en schrijven?

De getrainde taalambassadeurs van Stichting ABC zijn ervaringsdeskundigen op deze terreinen. Zij adviseren beleidsmakers, politici, communicatiemedewerkers en gaan in gesprek met anderen over wat bijscholing hun kan brengen. Jos Niels is een ervaren taalambassadeur. Hij vertelt u zijn verhaal.

Beste Lezers,

Ik ben Jos Niels, ik ben taalambassadeur, ervaringsdeskundige, vader, opa, bestuurslid, hondenliefhebber en vroeger was ik laaggeletterd. Ik weet hoe het is als je de ondertiteling op de tv, een brief van de overheid en dat voorleesboekje niet goed kan lezen. Als je bij elke stap die je zet, elke afspraak die je maakt bang bent dat je iets moet lezen of schrijven. Dat je geen hulp durft te vragen omdat iemand erachter kan komen dat je niet goed kunt lezen en schrijven.

Gelukkig ligt die ervaring achter mij. Ik ben weer naar school gegaan. Door deze bijscholing kan ik nu wel blij naar de brievenbus lopen om de post op te halen. Ik lees mijn kleinkinderen voor en dan ben ik trots. Ik begrijp veel beter wat een arts tegen mij zegt als ik een afspraak heb in het ziekenhuis, en zo kan ik nog wel 100 voorbeelden geven.

Nu ben ik taalambassadeur bij stichting ABC. Als taalambassadeur kom ik op heel veel plekken. Bijvoorbeeld in een buurthuis waar ik mijn verhaal mag delen met vrijwilligers. Maar ik ben ook op bezoek geweest in de tweede kamer om die mensen bewust te maken van het probleem. Soms geef ik lezingen samen met mijn dochter. Ik kon haar vroeger niet voorlezen of helpen met het huiswerk. Gelukkig vind ze mij de liefste vader van de wereld, maar ik heb er wel spijt van dat ik haar toen niet kon helpen.

Ik ga ook in gesprek met gemeentes en organisaties over duidelijker schrijven. Het is belangrijk dat iedereen in deze maatschappij mee kan doen en dat betekent ook dat je zelf de post kan lezen over die rolstoel die je nodig hebt. Het hoeven geen brieven te zijn in Jip-en-Janneke taal. Probeer minder lange en moeilijke woorden te gebruiken. En ook wat minder Engelse woorden en afkortingen, dat helpt al.

Er komen steeds meer organisaties die ABC vragen om hun brieven en websites te testen. Daar ben ik heel blij mee want er zijn in Nederland nog steeds veel te veel mensen die moeite hebben met Lezen en Schrijven. Deze mensen schamen zich. Ik schaamde mij ook en vertelde het niemand. Als iemand mij toen had geholpen, was ik misschien eerder naar school gegaan. Dus als je mensen spreekt of als je een brief moet schrijven, denk dan nog eens aan mij, en dit verhaal.

Je kunt in een gesprek iemand vragen of hij wel echt snapt wat er geschreven staat. Vertel dat er heel veel mensen in Nederland moeite hebben met Taal, rekenen en Digitale vaardigheden. Geef mensen een zetje om naar school te gaan. Zorg dat je brief voor iedereen te lezen is. En als je hulp wilt, neem contact op met stichting ABC daar sta ik met mijn collega’s voor je klaar.

www.st-abc.nl

06 – 83 51 82 84
secretaris@a-b-c.nu

Alweer een rapport…. En nu actie!

DOOR Irene Thuis

In juni verscheen de Monitor cliëntondersteuning 2020 van het RIVM met cijfers en ervaringen. Een serieus instituut met een serieus rapport en serieuze bevindingen. Vijf jaar nadat “cliëntondersteuning” als een wettelijke verplichting in de Wmo en Wlz is opgenomen, is er weliswaar een beetje vooruitgang te zien, maar ik word nog steeds niet heel blij van de conclusies. Zeker 50% van de potentiële gebruikers (en dat zijn mensen die cliëntondersteuning écht goed kunnen gebruiken in onze complexe wereld) weten helemaal niet dat cliëntondersteuning bestaat. Misschien nog erger; zo’n 46% van de zorgprofessionals die mensen zouden kunnen verwijzen, weten er niet van. Hoe kan dat nou? Zo blijven er heel veel kansen liggen om mensen, waar mogelijk preventief, te helpen.

Niet handig

Gemeenten en zorgkantoren zijn in de basis verantwoordelijk voor de communicatie. En dat is logisch op dit moment, want iedere gemeente heeft de cliëntondersteuning op haar eigen manier geregeld. Maar deze resultaten uit dit onderzoek roepen bij mij niet voor de eerste keer de vraag op of dit wel zo handig is.

We hebben er toch allemaal belang bij dat mensen snel en “zo gewoon mogelijk” verder geholpen worden met hun vragen? In plaats daarvan worden meer en meer zorgindicaties afgegeven.

En dan nog maar weer een keer de onafhankelijkheid. Daar zijn al zoveel woorden over geschreven. Ik wil dat niet herhalen. Maar ook nu blijkt dat cliëntondersteuners in opdracht van gemeenten niet altijd onafhankelijk kunnen werken. En burgers voelen, ervaren dat ook. Dat was nou precies niet de bedoeling.

Wie komt er nu in beweging?

Het rapport van het RIVM is zeker niet het eerste rapport met deze conclusies. Meerdere serieuze onderzoeksbureaus hebben in de afgelopen jaren vergelijkbare bevindingen en conclusies op papier gezet. Maar wie komt nu in beweging? Wie pakt de handschoen op en heeft de moed om niet langer te wachten? Wie gaat een concreet voorstel doen om alle bevindingen van de afgelopen jaren te vertalen naar bijvoorbeeld een nieuw wetsvoorstel of een Algemene Maatregel van Bestuur? Je zou denken dat de huidige periode van de kabinetsformatie daar een ideale periode voor is. Want nu kunnen er nieuwe, andere keuzes gemaakt worden.

Meedenkers gevraagd

Ik weet zeker dat er genoeg ondersteuning is van meedenkers, die graag hun steentje willen bijdragen. Die dat doen op basis van onderzoeken maar ook hun eigen ervaringen. De Nationale Ombudsman; de directeur van Sociaal en Cultureel Planbureau bijvoorbeeld; zij schreven eerder al goede aanbevelingen voor verbeteringen. Maar vooral ook de ervaringsdeskundigen zelf. Mensen die door de inzet van cliëntondersteuning hun leven weer goed op de rails hebben gekregen of eindelijk de zorg hebben gevonden die ze nodig hebben. En juist ook die mensen die nu nergens terechtkomen omdat ze simpelweg de weg niet weten of door niemand op het spoor van cliëntondersteuning zijn gezet. Hun stem wordt nog steeds veel te weinig gehoord! Het gaat niet alleen om de mensen die bij allerlei verenigingen en belangenorganisaties zijn aangesloten, dus misschien kost het wat meer moeite ze te vinden. En precies dat is misschien wel de grootste reden dat we beter naar hen moeten luisteren!

Wie neemt de uitdaging aan? Wie gaat nu aan de slag ook al is het pas 6 jaar na de invoering van het huidige systeem? Ik sluit aan in de rij van meedenkers; ik maak er graag mijn agenda voor vrij!

Waar begint schuld?

DOOR Maarten Bergman

Uit het zuidelijk deel van Afrika komt de humanistische filosofie Ubuntu. Ubuntu draait om zorg voor elkaar, in grote en kleine gemeenschappen, om geven en nemen en delen, om menselijkheid in de stam en tussen stammen. Ubuntu vormde het fundament voor de renaissance van Zuid-Afrika na de afschaffing van apartheid.

Ik ben omdat wij zijn

Er bestaan diverse vertalingen van Ubuntu. Onder andere deze: Ik ben omdat wij zijn. Je zou Ubuntu kunnen afdoen als een romantisch, misschien zelfs naïef wereldbeeld. Allemaal samen rondom een kampvuur en aandacht voor iedereen die deel uitmaakt van de kring rondom die centrale warmtebron. Je zou het ook kunnen zien als de altruïstische tegenhanger van het narcisme en hedonisme dat grote delen van de Westerse samenleving in toenemende mate beheerst.

In een samenleving die de Ubuntu ethiek tot de zijne heeft gemaakt, spelen onderling respect voor en compassie met anderen de hoofdrol. Het gaat om gemeenschappelijke groei, nooit ten koste van anderen. Het draait om de wetenschap dat allen deel uitmaken van een groter geheel en dat toewijding aan ontplooiing van dat weefsel ook toewijding aan eigen ontplooiing is.

Deze levenswijze heeft ook gevolgen voor de wijze van omgaan met problemen en onrecht. Wanneer iemand in de gemeenschap steelt – wat op zichzelf al haaks staat op Ubuntu – is de oplossing van de gemeenschap niet om die persoon te straffen en (tijdelijk) uit de gemeenschap te stoten.

De vraag die de gemeenschap zich op zo’n moment stelt is: hoe kan het dat we niet hebben gezien dat de nood bij deze persoon zo hoog is opgelopen, dat zijn lijden zo groot is, dat hij zich gedwongen voelt te stelen? Er vindt zelfreflectie plaats op basis van onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Vanzelfsprekende gezamenlijkheid

Deze Ubuntu levenswijze werpt een interessant licht op het ontstaan en bestaan van schulden. Want kijkend naar de schuldenaar vanuit hetzelfde oogpunt als naar de crimineel, volgt een soortgelijke vraag. Hoe komt het dat we als gemeenschap niet hebben gezien dat onze buurman of kennis of collega zoveel financiële problemen heeft dat er problematische schulden zijn ontstaan?

Het kan verklaard worden met termen als taboe en schaamte of privacy. Het zijn duidingen die gebaseerd zijn op Westerse denk- en levenswijzen. Maar niet op Ubuntu. Want wanneer er een vanzelfsprekende verbinding is met alle leden van de stam, kan het niet gebeuren dat iemand ongemerkt – voor een lange periode – worstelt met geld. Wanneer er op (bijna) dagelijkse basis contact is met iedereen rondom het kampvuur, valt het op wanneer een van de leden of en familie zich terugtrekt, zich afzijdig houdt, zich anders gedraagt dan anders.

Zodra we die gemeenschappelijke rekenschap daadwerkelijk voelen en accepteren, ontstaat er mogelijk een heel andere manier van schuldhulpverlening. Sterker nog: kan het zomaar gebeuren dat schulden door de gemeenschap vereffend worden, zonder de schuldenaar te dwingen tot jarenlang leven op een minimum inkomen om uiteindelijk een klein deel van de oorspronkelijke schuld te voldoen.

Zonder schuld

In een ideale wereld bestaan er geen schulden, bestaat er geen armoede, geen criminaliteit en geen honger. Vooralsnog leven we niet in een ideale wereld. Dus blijven er mensen ongezien schulden opbouwen. Maar dat dit stilletjes plaatsvindt, wil niet zeggen dat we nadat we constateren dat de buurman problematische schulden heeft, niet alsnog onze gezamenlijke verantwoordelijkheid kunnen nemen en als geheel de schuld dragen die ons in eerste instantie is ontgaan.

Ja, het zou de schuldenindustrie in één klap overbodig maken. Het zou bovendien de miljarden die het bestaan van problematische schulden kost, vrijmaken voor andere vraagstukken. Het zou ook velen werkloos maken. Maar als we dat op dezelfde manier opnemen, als zorg voor en door de gemeenschap, komt ook daar vast een oplossing voor.

En de schuldenaar dan? Die komt wel heel ‘goedkoop’ van zijn schulden af op deze manier. Toch? Dat hoeft niet. Zeker niet als Ubuntu de leidraad blijft. Want vergeet niet dat de voormalig schuldenaar nu weer volwaardig deelneemt aan het geheel. En daaraan, ongehinderd door de financiële problematiek, zijn unieke bijdrage kan leveren. Waar iedereen in het weefsel beter van wordt. Want zo werkt Ubuntu.

Voeten in de klei

DOOR Maarten Bergman

Het afgelopen half jaar heb ik een hele serie trainingen gegeven over de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Wvbvv) en de berekening van het Vrij te laten bedrag (Vtlb). Deelnemers waren een keur aan uitkeringsmedewerkers, medewerkers terugvordering en verhaal, kwaliteitsmedewerkers, beleidsadviseurs en schuldhulpverleners. Wat tijdens die trainingen vooral naar voren kwam, was verbazing over de complexiteit van de wetgeving en de moeite om die toe te passen in de uitvoering.

Tijdens de trainingen bleek keer op keer hoe groot de afstand is tussen de realiteit van de wetgever en de dagelijkse praktijk van de uitvoerders. Er zijn intussen meermalen reparaties uitgevoerd en noodverbanden aangelegd. Want ondanks de doelstelling iedere schuldenaar een bestaansminimum te garanderen, bleek al rap dat in een substantieel aantal gevallen daarvan geen sprake kon zijn.

Om aan te tonen hoe eenvoudig en schuldenaar-vriendelijk de nieuwe berekening van de beslagvrije voet is, worden in de tussentijd diverse kekke promotiefilmpjes ingezet om ons te overtuigen. Hoge ambtenaren, deurwaarders en andere beleidsmakers zijn ingezet om ons met ronkende teksten te werven: de wetgeving doet precies wat is beoogd.

Mij bekruipt altijd een unheimisch gevoel wanneer de overheid meent dit soort ondersteunende video’s op YouTube en andere platformen te lanceren. Men voelt waarschijnlijk haarfijn aan dat het allemaal helemaal niet eenvoudig en klantvriendelijk is. Onvoorstelbaar eigenlijk dat er spindoctors nodig zijn om deze draai aan een dreigend fiasco te geven.

Een andere kant van het verhaal is zo nodig nog schokkender. De NVVK en Bureau Wsnp hebben in een vroeg stadium de wetgever bij herhaling verzocht hen te betrekken bij de ontwikkeling van de ‘vereenvoudigde’ berekening van de beslagvrije voet. Want zij begrepen de ingrijpende gevolgen voor de berekening van het Vtlb in de beide trajecten schuldhulpverlening. Hun pleidooi werd systematisch genegeerd. Met grote consequenties.

Er zijn nog nooit zoveel versies van de Vtlb calculator in zo’n korte tijd verschenen. Fout na fout moest worden hersteld. Verkeerde uitkomsten omdat de onderliggende beslagvrije voet onjuist wordt vastgesteld. Workarounds omdat door gemeenten de hoogte van de Participatiewet-uitkering in de UWV Polisadministratie op verschillende manieren wordt geregistreerd. Herinvoer van allerlei correcties omdat schuldenaren anders veel te weinig overhouden om in hun dagelijks bestaan te voorzien. Vijf webinars met evenveel PowerPoint presentaties om de lawine aan wijzigingen uit te leggen aan gebruikers van de calculator. Verklaringen van de VNG om te benadrukken dat de fout niet bij de gemeenten ligt. Inconsistent gebruik van terminologie op het burgerportaal en in handleidingen. Niet alleen het reguliere halfjaarlijkse rapport van de Recofa, maar een aparte handleiding van 24 pagina’s is nodig om schuldhulpverleners door het rekenprogramma te loodsen.

Het is te pijnlijk voor woorden. Schuldenaren, deurwaarders en schuldhulpverleners zijn het spoor bijster. Adviseurs en docenten van diverse bureaus worstelen zich door de literatuur en blijven – grote en kleine – fouten ontdekken. Sociaal Raadslieden trekt aan de bel, ook na de aankondiging van minister Koolmees dat de berekening van de beslagvrije voet per 1 juli weer correct wordt uitgevoerd. Bureau Wsnp blijft bewindvoerders en schuldhulpverleners oproepen afwijkingen te melden en geduld te hebben. Het komt goed. Ooit.

Hoe kan deze soap rondom wetgeving waaraan ruim zes jaar is gewerkt ontstaan? Het antwoord is ontluisterend simpel: de kloof tussen de wetgever en de uitvoering. Het schrijnende gebrek aan begrip en aandacht voor het grote verschil tussen theorie en voeten in de klei. Zelfs wanneer vanuit het werkveld tijdens de periode van internetconsultatie overduidelijk waarschuwingen worden afgegeven dat samenwerking noodzakelijk is, bedankt de wetgever voor het aanbod en volhardt in zijn ‘visie’ vanuit de ivoren toren.

Het lerend vermogen van zogenaamd wijze mannen ontbreekt wederom. Met alle gevolgen van dien. Een ezel stoot zich doorgaans geen twee keer aan dezelfde steen. Maar meer dan twee keer is kennelijk geen probleem.

Maarten Bergman is zelfstandig trainer en adviseur schuldhulpverlening. Hij is ook coördinator AdministratieMaatje bij de Vrijwillige Hulpdienst Eindhoven. 

Sociaal Bestek Editie 1:

Een nieuwe weg inslaan met de Wet integrale schuldsanering 

Angst voor de bijstand

DOOR Paul Bordewijk, Oudwethouder Leiden en publicist

Toen Marga Klompé in de jaren zestig de Algemene Bijstandswet introduceerde, vond zij dat mensen met opgeheven hoofd een beroep op die wet moesten kunnen doen. Marga Klompé heeft inmiddels Drees verdrongen uit de Canon van de Nederlandse geschiedenis, maar ik denk niet dat er nog veel mensen met opgeheven hoofd een beroep op de bijstand doen. Eerder zullen ze bang zijn dat hun hoofd eraf gaat.

Dat blijkt uit cijfers van de inspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Er zijn in Nederland 170.000 huishoudens die recht zouden hebben op een bijstandsuitkering maar daar om een of andere reden niet om vragen. Daarmee blijven die onder het sociaal minimum, en de vraag is hoe die rondkomen.

Nu blijken het vooral werkende armen te zijn die geen bijstandsuitkering aanvragen, en ze blijken daartoe minder geneigd naarmate ze meer verdienen. De baten van een bijstandsuitkering zijn dan kleiner, terwijl de lasten waarschijnlijk even hoog zijn.

Dat mensen huiverig zijn een bijstandsuitkering aan te vragen kan ik mij heel goed voorstellen. Om zo’n uitkering te krijgen, moet je een geweldige inbreuk op je privacy accepteren. Je moet de giro-afschriften laten zien, je mag geen financiële hulp van je ouders accepteren, en onder het mom van tegenprestatie moet je vernederend werk doen. Dat is soms ook nog heel slecht voor je gezondheid, zoals het schuren van roestige treinstellen waarin chroom-6 is verwerkt.

Wanneer je naast je schamele loon in een parttime baantje ook nog een uitkering wil, kom je in een ondoorzichtig bureaucratisch proces terecht. De toeslagenaffaire heeft geleerd dat als het enigszins kan je maar beter bij de overheid uit de buurt kunt blijven.

Het is dus ook goed voorstelbaar dat ouders die zich dat enigszins kunnen permitteren hun kinderen financieel ondersteunen om ze uit de klauwen van de sociale dienst te blijven. Wellicht kan ook de voedselbank een handje helpen. Maar het moet natuurlijk niet zo zijn dat mensen die zelf kinderen hebben uit angst voor de sociale dienst die kinderen zonder ontbijt naar school sturen. Dat dat toch gebeurt geeft aan dat de sociale zekerheid uit balans is geraakt.

Het is terecht dat de inspectie zich daar zorgen over maakt. Maar het is wel hypocriet. Het hele beleid gaat is erop gericht misbruik tegen te gaan en mensen af te schrikken om van de bijstand gebruik te maken. De wijze waarop het rijk gemeenten financiert is er ook expres op gericht gemeenten geld te laten overhouden wanneer ze minder uitkeringen verstrekken.

En hoewel een welwillende gemeente de kosten van zijn beleid dus zelf moet dragen, zijn gemeenten ook nog geconfronteerd met allerlei voorschriften om die welwillendheid te voorkomen. Op Orwelliaanse wijze werd dat door het tweede kabinet Rutte decentralisatie genoemd. Gemeenten die toch al niet weten waar ze het geld voor de jeugdzorg vandaan moeten halen zijn niet snel geneigd te gaan propageren dat er meer gebruik van de bijstand moet worden gemaakt.

Willen we voorkomen dat mensen liever hun kind zonder ontbijt naar school sturen dan de gang naar de sociale dienst te maken, dan moet er een simpele loonsuppletieregeling komen die de aanvrager niet als potentiële profiteur ziet maar als iemand zich staande probeert te houden in een harde maatschappij. Dan kun je weer met opgeheven hoofd daar een beroep op doen.

Toeslagenaffaire liet de kiezer koud

Door: Oudwethouder Leiden en publicist Paul Bordewijk

Ongekend onrecht was de titel van het rapport waarin de daarvoor ingestelde parlementaire onderzoekscommissie beschreef wat de toeslagenaffaire is gaan heten, de volstrekt disproportionele manier waarop toeslagen voor de kosten van kinderopvang werden teruggevorderd van mensen die fouten hadden gemaakt bij het aanvragen van die toeslagen of daarvan verdacht werden. Vaak kregen die ook niet te horen wat ze fout gedaan zouden hebben, en hadden ze dus ook geen kans zich te verdedigen.

Er was in twee opzichten sprake van ongekend onrecht: slechts weinigen waren ervan op de hoogte hoe mensen op deze manier werden geruïneerd, zeker niet binnen politiek en journalistiek, en het is niet makkelijk hier binnen de naoorlogse rechtsstaat een precedent voor te vinden. Opvallend was ook de manier waarop Kamerleden als Pieter Omtzigt en Renske Leijten werden tegengewerkt vanuit de departementen toen ze probeerden uit te vinden wat er aan de hand was.

Toch heeft dit alles weinig politieke gevolgen gehad. Staatssecretaris Snel gooide de handdoek in de ring omdat het hem niet lukte grip op de ambtelijke dienst te krijgen. Zoiets zagen we ook in andere affaires zoals bij het personeelsbeleid van de Belastingdienst. Marc Harbers trad af omdat hij niet de feiten boven water kon krijgen inzake de criminaliteit van asielzoekers, Minister Ank Bijleveld kon de Kamer niet informeren over het bombardement op Hijawa, en nu weer  verbaast minister Tamara van Ark zich erover wat er zich onder haar voorganger heeft afgespeeld rond de aankoop van mondkapjes.

Toch heeft dit alles weinig politieke gevolgen gehad. Minister Wiebes is afgetreden nadat hij beschaamd kennis had genomen van wat er tijdens zijn staatssecretariaat had plaats gevonden. Na enig duwen vanuit de achterban van de PvdA trad Lodewijk Asscher terug als lijsttrekker, van de partijprominenten had onze Lodewijk dat niet hoeven doen.

Maar zult u zeggen, het hele kabinet is toch afgetreden. Laat dat nu juist een beschamende schertsvertoning zijn geweest. Het kabinet trad af toen er toch al nieuwe verkiezingen waren uitgeschreven, zodat het enige dat veranderde was dat voortaan de bewindslieden werden aangeduid als demissionair minister of staatssecretaris. Ze gingen gewoon door met regeren.

Nu moest dat wel in verband met de coronacrisis, maar het gold ook voor andere beleidsterreinen. Typerend is dat minister Van ’t Wout als demissionair minister een burnout kreeg,  en dat, om het kabinet op sterkte te houden, er toen een tijdelijke staatsscretaris werd benoemd. Dilan Yesilgut is volgens mij de eerste bewindspersoon die bij haar aantreden al demissionair was.

Maar het meest kenmerkende is dat de ontslagaanvrage van het kabinet Rutte er niet van weerhield zich te kandideren als leider van een volgend kabinet, en dat hij niet het voorbaal van Asscher volgde om zich terug te trekken als lijstrekker. Dat maakte de ontslagaanvrage van het kabinet tot een loos ritueel. Vrolijk een appeltje etend fietste Rutte naar Huis ten Bosch. Vergelijk dat eens met hoe Den Uyl in 1977 met afhangende schouders de trappen het paleis besteeg na de val van zijn Kabinet.   

Het beschamende is dat de kiezers dit allemaal geaccepteerd hebben. De VVD won, wat volgens zijn aanhangers Rutte ook legitimeert om de ene na de andere leugen te verkopen, zonder dat hij naar een functie elders hoeft uit te kijken. De grote winnaar was D66, dat de afgelopen periode de verantwoordelijke bewindspersonen voor de falende Belastingdienst had geleverd. Daarentegen verloren CDA en SP, de partijen van de grote critici van het toeslagenbeleid, al kreeg Omtzigt wel veel voorkeursstemmen. Het opstappen van Asscher leverde de PvdA niets op.

Kennelijk kon het de kiezers allemaal niets schelen. Weinigen kenden persoonlijk een van de slachtoffers. Misschien is de meest vriendelijke verklaring nog dat mensen zich ook na alle publiciteit niet voor konden stellen dat zoiets in Nederland kon gebeuren. Dat gold aanvankelijk ook voor politici en journalisten, maar ik heb zelf eigenlijk ook nog steeds dat gevoel. Er is verschil tussen wat de ratio je leert en wat je emotioneel kunt begrijpen. En dus stevent Rutte af op zijn vierde kabinet.  

Inloggen


Sluit venster