Geen betere adviseur dan een taalambassadeur

Deze week is het de Week van Lezen en Schrijven. Daarom plaatsen we dagelijks een blog van iemand die zich met hart en ziel inzet voor het verminderen van laaggeletterdheid in Nederland. Klik hier voor de blogs tot nu toe.

DOOR Jos Niels

In Nederland zijn 2,5 miljoen mensen laaggeletterd. Zij hebben moeite met lezen, schrijven en/of digitale vaardigheden. Daarbij wordt onze maatschappij steeds digitaler, waardoor het alleen maar moeilijker wordt om mee te doen. Met ingewikkelde brieven en websites bereiken we deze doelgroep onvoldoende. De vraag is hoe we kunnen zorgen dat we deze mensen wel bereiken en hoe halen we ze over om te gaan leren lezen en schrijven?

De getrainde taalambassadeurs van Stichting ABC zijn ervaringsdeskundigen op deze terreinen. Zij adviseren beleidsmakers, politici, communicatiemedewerkers en gaan in gesprek met anderen over wat bijscholing hun kan brengen. Jos Niels is een ervaren taalambassadeur. Hij vertelt u zijn verhaal.

Beste Lezers,

Ik ben Jos Niels, ik ben taalambassadeur, ervaringsdeskundige, vader, opa, bestuurslid, hondenliefhebber en vroeger was ik laaggeletterd. Ik weet hoe het is als je de ondertiteling op de tv, een brief van de overheid en dat voorleesboekje niet goed kan lezen. Als je bij elke stap die je zet, elke afspraak die je maakt bang bent dat je iets moet lezen of schrijven. Dat je geen hulp durft te vragen omdat iemand erachter kan komen dat je niet goed kunt lezen en schrijven.

Gelukkig ligt die ervaring achter mij. Ik ben weer naar school gegaan. Door deze bijscholing kan ik nu wel blij naar de brievenbus lopen om de post op te halen. Ik lees mijn kleinkinderen voor en dan ben ik trots. Ik begrijp veel beter wat een arts tegen mij zegt als ik een afspraak heb in het ziekenhuis, en zo kan ik nog wel 100 voorbeelden geven.

Nu ben ik taalambassadeur bij stichting ABC. Als taalambassadeur kom ik op heel veel plekken. Bijvoorbeeld in een buurthuis waar ik mijn verhaal mag delen met vrijwilligers. Maar ik ben ook op bezoek geweest in de tweede kamer om die mensen bewust te maken van het probleem. Soms geef ik lezingen samen met mijn dochter. Ik kon haar vroeger niet voorlezen of helpen met het huiswerk. Gelukkig vind ze mij de liefste vader van de wereld, maar ik heb er wel spijt van dat ik haar toen niet kon helpen.

Ik ga ook in gesprek met gemeentes en organisaties over duidelijker schrijven. Het is belangrijk dat iedereen in deze maatschappij mee kan doen en dat betekent ook dat je zelf de post kan lezen over die rolstoel die je nodig hebt. Het hoeven geen brieven te zijn in Jip-en-Janneke taal. Probeer minder lange en moeilijke woorden te gebruiken. En ook wat minder Engelse woorden en afkortingen, dat helpt al.

Er komen steeds meer organisaties die ABC vragen om hun brieven en websites te testen. Daar ben ik heel blij mee want er zijn in Nederland nog steeds veel te veel mensen die moeite hebben met Lezen en Schrijven. Deze mensen schamen zich. Ik schaamde mij ook en vertelde het niemand. Als iemand mij toen had geholpen, was ik misschien eerder naar school gegaan. Dus als je mensen spreekt of als je een brief moet schrijven, denk dan nog eens aan mij, en dit verhaal.

Je kunt in een gesprek iemand vragen of hij wel echt snapt wat er geschreven staat. Vertel dat er heel veel mensen in Nederland moeite hebben met Taal, rekenen en Digitale vaardigheden. Geef mensen een zetje om naar school te gaan. Zorg dat je brief voor iedereen te lezen is. En als je hulp wilt, neem contact op met stichting ABC daar sta ik met mijn collega’s voor je klaar.

www.st-abc.nl

06 – 83 51 82 84
secretaris@a-b-c.nu

Alweer een rapport…. En nu actie!

DOOR Irene Thuis

In juni verscheen de Monitor cliëntondersteuning 2020 van het RIVM met cijfers en ervaringen. Een serieus instituut met een serieus rapport en serieuze bevindingen. Vijf jaar nadat “cliëntondersteuning” als een wettelijke verplichting in de Wmo en Wlz is opgenomen, is er weliswaar een beetje vooruitgang te zien, maar ik word nog steeds niet heel blij van de conclusies. Zeker 50% van de potentiële gebruikers (en dat zijn mensen die cliëntondersteuning écht goed kunnen gebruiken in onze complexe wereld) weten helemaal niet dat cliëntondersteuning bestaat. Misschien nog erger; zo’n 46% van de zorgprofessionals die mensen zouden kunnen verwijzen, weten er niet van. Hoe kan dat nou? Zo blijven er heel veel kansen liggen om mensen, waar mogelijk preventief, te helpen.

Niet handig

Gemeenten en zorgkantoren zijn in de basis verantwoordelijk voor de communicatie. En dat is logisch op dit moment, want iedere gemeente heeft de cliëntondersteuning op haar eigen manier geregeld. Maar deze resultaten uit dit onderzoek roepen bij mij niet voor de eerste keer de vraag op of dit wel zo handig is.

We hebben er toch allemaal belang bij dat mensen snel en “zo gewoon mogelijk” verder geholpen worden met hun vragen? In plaats daarvan worden meer en meer zorgindicaties afgegeven.

En dan nog maar weer een keer de onafhankelijkheid. Daar zijn al zoveel woorden over geschreven. Ik wil dat niet herhalen. Maar ook nu blijkt dat cliëntondersteuners in opdracht van gemeenten niet altijd onafhankelijk kunnen werken. En burgers voelen, ervaren dat ook. Dat was nou precies niet de bedoeling.

Wie komt er nu in beweging?

Het rapport van het RIVM is zeker niet het eerste rapport met deze conclusies. Meerdere serieuze onderzoeksbureaus hebben in de afgelopen jaren vergelijkbare bevindingen en conclusies op papier gezet. Maar wie komt nu in beweging? Wie pakt de handschoen op en heeft de moed om niet langer te wachten? Wie gaat een concreet voorstel doen om alle bevindingen van de afgelopen jaren te vertalen naar bijvoorbeeld een nieuw wetsvoorstel of een Algemene Maatregel van Bestuur? Je zou denken dat de huidige periode van de kabinetsformatie daar een ideale periode voor is. Want nu kunnen er nieuwe, andere keuzes gemaakt worden.

Meedenkers gevraagd

Ik weet zeker dat er genoeg ondersteuning is van meedenkers, die graag hun steentje willen bijdragen. Die dat doen op basis van onderzoeken maar ook hun eigen ervaringen. De Nationale Ombudsman; de directeur van Sociaal en Cultureel Planbureau bijvoorbeeld; zij schreven eerder al goede aanbevelingen voor verbeteringen. Maar vooral ook de ervaringsdeskundigen zelf. Mensen die door de inzet van cliëntondersteuning hun leven weer goed op de rails hebben gekregen of eindelijk de zorg hebben gevonden die ze nodig hebben. En juist ook die mensen die nu nergens terechtkomen omdat ze simpelweg de weg niet weten of door niemand op het spoor van cliëntondersteuning zijn gezet. Hun stem wordt nog steeds veel te weinig gehoord! Het gaat niet alleen om de mensen die bij allerlei verenigingen en belangenorganisaties zijn aangesloten, dus misschien kost het wat meer moeite ze te vinden. En precies dat is misschien wel de grootste reden dat we beter naar hen moeten luisteren!

Wie neemt de uitdaging aan? Wie gaat nu aan de slag ook al is het pas 6 jaar na de invoering van het huidige systeem? Ik sluit aan in de rij van meedenkers; ik maak er graag mijn agenda voor vrij!

Waar begint schuld?

DOOR Maarten Bergman

Uit het zuidelijk deel van Afrika komt de humanistische filosofie Ubuntu. Ubuntu draait om zorg voor elkaar, in grote en kleine gemeenschappen, om geven en nemen en delen, om menselijkheid in de stam en tussen stammen. Ubuntu vormde het fundament voor de renaissance van Zuid-Afrika na de afschaffing van apartheid.

Ik ben omdat wij zijn

Er bestaan diverse vertalingen van Ubuntu. Onder andere deze: Ik ben omdat wij zijn. Je zou Ubuntu kunnen afdoen als een romantisch, misschien zelfs naïef wereldbeeld. Allemaal samen rondom een kampvuur en aandacht voor iedereen die deel uitmaakt van de kring rondom die centrale warmtebron. Je zou het ook kunnen zien als de altruïstische tegenhanger van het narcisme en hedonisme dat grote delen van de Westerse samenleving in toenemende mate beheerst.

In een samenleving die de Ubuntu ethiek tot de zijne heeft gemaakt, spelen onderling respect voor en compassie met anderen de hoofdrol. Het gaat om gemeenschappelijke groei, nooit ten koste van anderen. Het draait om de wetenschap dat allen deel uitmaken van een groter geheel en dat toewijding aan ontplooiing van dat weefsel ook toewijding aan eigen ontplooiing is.

Deze levenswijze heeft ook gevolgen voor de wijze van omgaan met problemen en onrecht. Wanneer iemand in de gemeenschap steelt – wat op zichzelf al haaks staat op Ubuntu – is de oplossing van de gemeenschap niet om die persoon te straffen en (tijdelijk) uit de gemeenschap te stoten.

De vraag die de gemeenschap zich op zo’n moment stelt is: hoe kan het dat we niet hebben gezien dat de nood bij deze persoon zo hoog is opgelopen, dat zijn lijden zo groot is, dat hij zich gedwongen voelt te stelen? Er vindt zelfreflectie plaats op basis van onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Vanzelfsprekende gezamenlijkheid

Deze Ubuntu levenswijze werpt een interessant licht op het ontstaan en bestaan van schulden. Want kijkend naar de schuldenaar vanuit hetzelfde oogpunt als naar de crimineel, volgt een soortgelijke vraag. Hoe komt het dat we als gemeenschap niet hebben gezien dat onze buurman of kennis of collega zoveel financiële problemen heeft dat er problematische schulden zijn ontstaan?

Het kan verklaard worden met termen als taboe en schaamte of privacy. Het zijn duidingen die gebaseerd zijn op Westerse denk- en levenswijzen. Maar niet op Ubuntu. Want wanneer er een vanzelfsprekende verbinding is met alle leden van de stam, kan het niet gebeuren dat iemand ongemerkt – voor een lange periode – worstelt met geld. Wanneer er op (bijna) dagelijkse basis contact is met iedereen rondom het kampvuur, valt het op wanneer een van de leden of en familie zich terugtrekt, zich afzijdig houdt, zich anders gedraagt dan anders.

Zodra we die gemeenschappelijke rekenschap daadwerkelijk voelen en accepteren, ontstaat er mogelijk een heel andere manier van schuldhulpverlening. Sterker nog: kan het zomaar gebeuren dat schulden door de gemeenschap vereffend worden, zonder de schuldenaar te dwingen tot jarenlang leven op een minimum inkomen om uiteindelijk een klein deel van de oorspronkelijke schuld te voldoen.

Zonder schuld

In een ideale wereld bestaan er geen schulden, bestaat er geen armoede, geen criminaliteit en geen honger. Vooralsnog leven we niet in een ideale wereld. Dus blijven er mensen ongezien schulden opbouwen. Maar dat dit stilletjes plaatsvindt, wil niet zeggen dat we nadat we constateren dat de buurman problematische schulden heeft, niet alsnog onze gezamenlijke verantwoordelijkheid kunnen nemen en als geheel de schuld dragen die ons in eerste instantie is ontgaan.

Ja, het zou de schuldenindustrie in één klap overbodig maken. Het zou bovendien de miljarden die het bestaan van problematische schulden kost, vrijmaken voor andere vraagstukken. Het zou ook velen werkloos maken. Maar als we dat op dezelfde manier opnemen, als zorg voor en door de gemeenschap, komt ook daar vast een oplossing voor.

En de schuldenaar dan? Die komt wel heel ‘goedkoop’ van zijn schulden af op deze manier. Toch? Dat hoeft niet. Zeker niet als Ubuntu de leidraad blijft. Want vergeet niet dat de voormalig schuldenaar nu weer volwaardig deelneemt aan het geheel. En daaraan, ongehinderd door de financiële problematiek, zijn unieke bijdrage kan leveren. Waar iedereen in het weefsel beter van wordt. Want zo werkt Ubuntu.

Voeten in de klei

DOOR Maarten Bergman

Het afgelopen half jaar heb ik een hele serie trainingen gegeven over de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Wvbvv) en de berekening van het Vrij te laten bedrag (Vtlb). Deelnemers waren een keur aan uitkeringsmedewerkers, medewerkers terugvordering en verhaal, kwaliteitsmedewerkers, beleidsadviseurs en schuldhulpverleners. Wat tijdens die trainingen vooral naar voren kwam, was verbazing over de complexiteit van de wetgeving en de moeite om die toe te passen in de uitvoering.

Tijdens de trainingen bleek keer op keer hoe groot de afstand is tussen de realiteit van de wetgever en de dagelijkse praktijk van de uitvoerders. Er zijn intussen meermalen reparaties uitgevoerd en noodverbanden aangelegd. Want ondanks de doelstelling iedere schuldenaar een bestaansminimum te garanderen, bleek al rap dat in een substantieel aantal gevallen daarvan geen sprake kon zijn.

Om aan te tonen hoe eenvoudig en schuldenaar-vriendelijk de nieuwe berekening van de beslagvrije voet is, worden in de tussentijd diverse kekke promotiefilmpjes ingezet om ons te overtuigen. Hoge ambtenaren, deurwaarders en andere beleidsmakers zijn ingezet om ons met ronkende teksten te werven: de wetgeving doet precies wat is beoogd.

Mij bekruipt altijd een unheimisch gevoel wanneer de overheid meent dit soort ondersteunende video’s op YouTube en andere platformen te lanceren. Men voelt waarschijnlijk haarfijn aan dat het allemaal helemaal niet eenvoudig en klantvriendelijk is. Onvoorstelbaar eigenlijk dat er spindoctors nodig zijn om deze draai aan een dreigend fiasco te geven.

Een andere kant van het verhaal is zo nodig nog schokkender. De NVVK en Bureau Wsnp hebben in een vroeg stadium de wetgever bij herhaling verzocht hen te betrekken bij de ontwikkeling van de ‘vereenvoudigde’ berekening van de beslagvrije voet. Want zij begrepen de ingrijpende gevolgen voor de berekening van het Vtlb in de beide trajecten schuldhulpverlening. Hun pleidooi werd systematisch genegeerd. Met grote consequenties.

Er zijn nog nooit zoveel versies van de Vtlb calculator in zo’n korte tijd verschenen. Fout na fout moest worden hersteld. Verkeerde uitkomsten omdat de onderliggende beslagvrije voet onjuist wordt vastgesteld. Workarounds omdat door gemeenten de hoogte van de Participatiewet-uitkering in de UWV Polisadministratie op verschillende manieren wordt geregistreerd. Herinvoer van allerlei correcties omdat schuldenaren anders veel te weinig overhouden om in hun dagelijks bestaan te voorzien. Vijf webinars met evenveel PowerPoint presentaties om de lawine aan wijzigingen uit te leggen aan gebruikers van de calculator. Verklaringen van de VNG om te benadrukken dat de fout niet bij de gemeenten ligt. Inconsistent gebruik van terminologie op het burgerportaal en in handleidingen. Niet alleen het reguliere halfjaarlijkse rapport van de Recofa, maar een aparte handleiding van 24 pagina’s is nodig om schuldhulpverleners door het rekenprogramma te loodsen.

Het is te pijnlijk voor woorden. Schuldenaren, deurwaarders en schuldhulpverleners zijn het spoor bijster. Adviseurs en docenten van diverse bureaus worstelen zich door de literatuur en blijven – grote en kleine – fouten ontdekken. Sociaal Raadslieden trekt aan de bel, ook na de aankondiging van minister Koolmees dat de berekening van de beslagvrije voet per 1 juli weer correct wordt uitgevoerd. Bureau Wsnp blijft bewindvoerders en schuldhulpverleners oproepen afwijkingen te melden en geduld te hebben. Het komt goed. Ooit.

Hoe kan deze soap rondom wetgeving waaraan ruim zes jaar is gewerkt ontstaan? Het antwoord is ontluisterend simpel: de kloof tussen de wetgever en de uitvoering. Het schrijnende gebrek aan begrip en aandacht voor het grote verschil tussen theorie en voeten in de klei. Zelfs wanneer vanuit het werkveld tijdens de periode van internetconsultatie overduidelijk waarschuwingen worden afgegeven dat samenwerking noodzakelijk is, bedankt de wetgever voor het aanbod en volhardt in zijn ‘visie’ vanuit de ivoren toren.

Het lerend vermogen van zogenaamd wijze mannen ontbreekt wederom. Met alle gevolgen van dien. Een ezel stoot zich doorgaans geen twee keer aan dezelfde steen. Maar meer dan twee keer is kennelijk geen probleem.

Maarten Bergman is zelfstandig trainer en adviseur schuldhulpverlening. Hij is ook coördinator AdministratieMaatje bij de Vrijwillige Hulpdienst Eindhoven. 

Sociaal Bestek Editie 1:

Een nieuwe weg inslaan met de Wet integrale schuldsanering 

Angst voor de bijstand

DOOR Paul Bordewijk, Oudwethouder Leiden en publicist

Toen Marga Klompé in de jaren zestig de Algemene Bijstandswet introduceerde, vond zij dat mensen met opgeheven hoofd een beroep op die wet moesten kunnen doen. Marga Klompé heeft inmiddels Drees verdrongen uit de Canon van de Nederlandse geschiedenis, maar ik denk niet dat er nog veel mensen met opgeheven hoofd een beroep op de bijstand doen. Eerder zullen ze bang zijn dat hun hoofd eraf gaat.

Dat blijkt uit cijfers van de inspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Er zijn in Nederland 170.000 huishoudens die recht zouden hebben op een bijstandsuitkering maar daar om een of andere reden niet om vragen. Daarmee blijven die onder het sociaal minimum, en de vraag is hoe die rondkomen.

Nu blijken het vooral werkende armen te zijn die geen bijstandsuitkering aanvragen, en ze blijken daartoe minder geneigd naarmate ze meer verdienen. De baten van een bijstandsuitkering zijn dan kleiner, terwijl de lasten waarschijnlijk even hoog zijn.

Dat mensen huiverig zijn een bijstandsuitkering aan te vragen kan ik mij heel goed voorstellen. Om zo’n uitkering te krijgen, moet je een geweldige inbreuk op je privacy accepteren. Je moet de giro-afschriften laten zien, je mag geen financiële hulp van je ouders accepteren, en onder het mom van tegenprestatie moet je vernederend werk doen. Dat is soms ook nog heel slecht voor je gezondheid, zoals het schuren van roestige treinstellen waarin chroom-6 is verwerkt.

Wanneer je naast je schamele loon in een parttime baantje ook nog een uitkering wil, kom je in een ondoorzichtig bureaucratisch proces terecht. De toeslagenaffaire heeft geleerd dat als het enigszins kan je maar beter bij de overheid uit de buurt kunt blijven.

Het is dus ook goed voorstelbaar dat ouders die zich dat enigszins kunnen permitteren hun kinderen financieel ondersteunen om ze uit de klauwen van de sociale dienst te blijven. Wellicht kan ook de voedselbank een handje helpen. Maar het moet natuurlijk niet zo zijn dat mensen die zelf kinderen hebben uit angst voor de sociale dienst die kinderen zonder ontbijt naar school sturen. Dat dat toch gebeurt geeft aan dat de sociale zekerheid uit balans is geraakt.

Het is terecht dat de inspectie zich daar zorgen over maakt. Maar het is wel hypocriet. Het hele beleid gaat is erop gericht misbruik tegen te gaan en mensen af te schrikken om van de bijstand gebruik te maken. De wijze waarop het rijk gemeenten financiert is er ook expres op gericht gemeenten geld te laten overhouden wanneer ze minder uitkeringen verstrekken.

En hoewel een welwillende gemeente de kosten van zijn beleid dus zelf moet dragen, zijn gemeenten ook nog geconfronteerd met allerlei voorschriften om die welwillendheid te voorkomen. Op Orwelliaanse wijze werd dat door het tweede kabinet Rutte decentralisatie genoemd. Gemeenten die toch al niet weten waar ze het geld voor de jeugdzorg vandaan moeten halen zijn niet snel geneigd te gaan propageren dat er meer gebruik van de bijstand moet worden gemaakt.

Willen we voorkomen dat mensen liever hun kind zonder ontbijt naar school sturen dan de gang naar de sociale dienst te maken, dan moet er een simpele loonsuppletieregeling komen die de aanvrager niet als potentiële profiteur ziet maar als iemand zich staande probeert te houden in een harde maatschappij. Dan kun je weer met opgeheven hoofd daar een beroep op doen.

Toeslagenaffaire liet de kiezer koud

Door: Oudwethouder Leiden en publicist Paul Bordewijk

Ongekend onrecht was de titel van het rapport waarin de daarvoor ingestelde parlementaire onderzoekscommissie beschreef wat de toeslagenaffaire is gaan heten, de volstrekt disproportionele manier waarop toeslagen voor de kosten van kinderopvang werden teruggevorderd van mensen die fouten hadden gemaakt bij het aanvragen van die toeslagen of daarvan verdacht werden. Vaak kregen die ook niet te horen wat ze fout gedaan zouden hebben, en hadden ze dus ook geen kans zich te verdedigen.

Er was in twee opzichten sprake van ongekend onrecht: slechts weinigen waren ervan op de hoogte hoe mensen op deze manier werden geruïneerd, zeker niet binnen politiek en journalistiek, en het is niet makkelijk hier binnen de naoorlogse rechtsstaat een precedent voor te vinden. Opvallend was ook de manier waarop Kamerleden als Pieter Omtzigt en Renske Leijten werden tegengewerkt vanuit de departementen toen ze probeerden uit te vinden wat er aan de hand was.

Toch heeft dit alles weinig politieke gevolgen gehad. Staatssecretaris Snel gooide de handdoek in de ring omdat het hem niet lukte grip op de ambtelijke dienst te krijgen. Zoiets zagen we ook in andere affaires zoals bij het personeelsbeleid van de Belastingdienst. Marc Harbers trad af omdat hij niet de feiten boven water kon krijgen inzake de criminaliteit van asielzoekers, Minister Ank Bijleveld kon de Kamer niet informeren over het bombardement op Hijawa, en nu weer  verbaast minister Tamara van Ark zich erover wat er zich onder haar voorganger heeft afgespeeld rond de aankoop van mondkapjes.

Toch heeft dit alles weinig politieke gevolgen gehad. Minister Wiebes is afgetreden nadat hij beschaamd kennis had genomen van wat er tijdens zijn staatssecretariaat had plaats gevonden. Na enig duwen vanuit de achterban van de PvdA trad Lodewijk Asscher terug als lijsttrekker, van de partijprominenten had onze Lodewijk dat niet hoeven doen.

Maar zult u zeggen, het hele kabinet is toch afgetreden. Laat dat nu juist een beschamende schertsvertoning zijn geweest. Het kabinet trad af toen er toch al nieuwe verkiezingen waren uitgeschreven, zodat het enige dat veranderde was dat voortaan de bewindslieden werden aangeduid als demissionair minister of staatssecretaris. Ze gingen gewoon door met regeren.

Nu moest dat wel in verband met de coronacrisis, maar het gold ook voor andere beleidsterreinen. Typerend is dat minister Van ’t Wout als demissionair minister een burnout kreeg,  en dat, om het kabinet op sterkte te houden, er toen een tijdelijke staatsscretaris werd benoemd. Dilan Yesilgut is volgens mij de eerste bewindspersoon die bij haar aantreden al demissionair was.

Maar het meest kenmerkende is dat de ontslagaanvrage van het kabinet Rutte er niet van weerhield zich te kandideren als leider van een volgend kabinet, en dat hij niet het voorbaal van Asscher volgde om zich terug te trekken als lijstrekker. Dat maakte de ontslagaanvrage van het kabinet tot een loos ritueel. Vrolijk een appeltje etend fietste Rutte naar Huis ten Bosch. Vergelijk dat eens met hoe Den Uyl in 1977 met afhangende schouders de trappen het paleis besteeg na de val van zijn Kabinet.   

Het beschamende is dat de kiezers dit allemaal geaccepteerd hebben. De VVD won, wat volgens zijn aanhangers Rutte ook legitimeert om de ene na de andere leugen te verkopen, zonder dat hij naar een functie elders hoeft uit te kijken. De grote winnaar was D66, dat de afgelopen periode de verantwoordelijke bewindspersonen voor de falende Belastingdienst had geleverd. Daarentegen verloren CDA en SP, de partijen van de grote critici van het toeslagenbeleid, al kreeg Omtzigt wel veel voorkeursstemmen. Het opstappen van Asscher leverde de PvdA niets op.

Kennelijk kon het de kiezers allemaal niets schelen. Weinigen kenden persoonlijk een van de slachtoffers. Misschien is de meest vriendelijke verklaring nog dat mensen zich ook na alle publiciteit niet voor konden stellen dat zoiets in Nederland kon gebeuren. Dat gold aanvankelijk ook voor politici en journalisten, maar ik heb zelf eigenlijk ook nog steeds dat gevoel. Er is verschil tussen wat de ratio je leert en wat je emotioneel kunt begrijpen. En dus stevent Rutte af op zijn vierde kabinet.  

Herstel

Door: Eric van Oosterhout, burgemeester Emmen

Nu de finish van de Coronawedstrijd in zicht is, lijkt er ruimte in de hoofden voor de fase erna. Meer dan de helft van de mensen is gevaccineerd; het aantal besmettingen loopt hard terug. Natuurlijk gaat de terugloop in kabbelende golfjes. Maar we kunnen met enige rust vaststellen dat we over de top van de pandemieberg heen zijn.

Het voelt als het bestand na de oorlog. De wapens worden neergelegd, het schieten is gestopt, op een enkele verdwaalde kogel na. Wat verward kijken we om naar een periode van verzet, onrust, leegte en verdriet.

En voor ons kijken we naar een slagveld, waarin de eerste tekenen van leven weer hoopvol zijn. De terrasjes, barometers van het maatschappelijk humeur,  zijn ondanks matig weer goed bezet. We ontvangen weer wat vrienden. Ondernemers nemen de schade op en tellen moedig de eerste opbrengsten. En in de musea en theaters kunnen we weer genieten van de schoonheid van het leven.

Met het oplopen van de temperatuur lopen we het risico de echte Corona-gevolgen uit het oog te verliezen. Achter de façade van een opgelucht ademhalend land schuilt een hele verzameling van sociaal-economisch nadelige gevolgen. Deze zijn uitstekend in kaart gebracht door een commissie van De Vereniging Nederlandse Gemeenten onder leiding van de Bredase burgemeester Depla. Daarbij is gekozen voor een samenstelling van wetenschappers en gemeentebestuurders. De opbrengst is een nuttige handreiking onder de noemer: “Sociaal sterker de crisis uit”.

De commissie neemt als vertrekpunt dat er als gevolg van de Coronacrisis sprake zal zijn “langdurige ontwrichting, waarbij ook herstel en verbetering processen van lange adem zullen zijn”.

Daarbij past de kanttekening dat de exacte sociale impact van de Coronacrisis op dit moment lastig is te meten. De dag na de marathon kom je geen trap fatsoenlijk op en af, weet ik uit ervaring. Maar het is niet gezegd hoe lang dat duurt, laat staan of je weet dat dit blijvende schade oplevert. De diverse Corona-dashboarden (‘de kanarie in de kolenmijn’) geven enigszins houvast. De commissie heeft het over ‘stilte voor de storm’. Men maakt zich met veel andere deskundigen  zorgen over de positie van jongeren, zzp’ers en traditionele kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. De vaccinatiebereidheid lijkt via traditionele lijnen te lopen, waardoor de maatschappelijke segregatie zou kunnen worden versterkt.

In het rapport worden acht belangrijke thema’s onderscheiden, waarbinnen een herstelagenda wordt geformuleerd. Daarvoor wordt ook gebruik gemaakt van de kennis van het Planbureau.

Zo wordt voor ‘Werk en Inkomen’ onder andere gesteld dat voorkomen moet worden dat ‘nieuwe armoede’ gaat ontstaan. Dat betekent dat steunpakketten gefaseerd moeten worden afgebouwd en een incasso-industrie moet worden vermeden. Het verbinden van de verschillende steunpakketten vergt een integrale aanpak, met een verbinding van het sociale en het economische domein.

Binnen het thema ‘onderwijs en jongeren’ wordt aandacht gevraagd voor de versterking van kansenongelijkheid op langere termijn, met name voor jongeren die over weinig hulpbronnen beschikken. Bevraag jongeren actief, bijvoorbeeld via de lokale welzijnsinstellingen, op hun behoeften. Versterk de hulpbronnen en maak gerichte keuzes in plaats van het hanteren van de kaasschaaf. Maak gebruik van de (evidence based) maatregelen die het ‘Nationaal Onderwijs Programma’ biedt.
Ook op het terrein van het verkleinen van de gezondheidsverschillen (misschien wel de grootste opgaven geboden). worden concrete handreikingen geboden.
Daarnaast volgen aanzetten voor oplossingen op thema’s als de leefomgeving, de lokale economie en het gemeentelijk beleid.

We zitten in de eindfase van een ongekende pandemie met ongekende sociaal-economische gevolgen. In de zoektocht naar beleid biedt het rapport “sociaal sterker de crisis uit’ een mooie aanzet voor een gerichte lokale aanpak op acht thema’s. En na een beroerde crisis vinden we het werken aan een dergelijke integrale herstelagenda ook wel weer mooi werk.

Bestaanszekerheid met karamel-zeezout

Door: Ralf Embrechts

“Kent u dat woord, bestaanszekerheid? Hebt u er wel eens van gehoord? Bestaanszekerheid, net iets te lang voor Twee voor Twaalf, 17 letters, bij Scrabble vast 3 keer woordwaarde. Het is flink in de mode als nieuwerwetse term voor het aloude armoede. Bestaanszekerheid, laat dat eens even van uw linker kwab naar uw rechterhelft op en neer gaan, het staat er echt, uw bestaan wordt gezekerd, kent u die uitdrukking?“

Zo zou dominee Gremdaat zijn bespiegelingen over het woord bestaanszekerheid kunnen beginnen. Overal plopt de term op.  We weten allemaal dat de sociaal domein zijn periodieke modewoordjes heeft: maatwerk gaat al heel lang mee, totdat het weer gewoon werk werd; zelfredzaamheid, tot dat die doorsloeg; de participatiesamenleving hebben we afgeschaft toen de koning hem in zijn troonrede noemde; impact gooit ook hoge ogen, inclusie is nu de troetelschijf en jawel hoor … daar komt met stip, uit het niets, nieuw binnen op de eerste plaats: b e s t a a n s z e k e r h e i d .  

Naast de nummer 1 positie in de hitlijsten inmiddels volop aan te treffen op de titelbladen van beleidsnota’s. Alsof er een nieuwe smaak is verzonnen, bestaanszekerheid met karamel-zeezout. Inmiddels heb je ook ‎al wethouders en beleidsmedewerkers met dezelfde smaak. ‎Maar wat bedoelen we eigenlijk met dat woord? 

Toch maar eens opgezocht in een ouwe vertrouwde encyclopedie en die vertelt: Bestaanszekerheid is de zekerheid dat men de beschikking heeft over de middelen om zijn levensonderhoud en levenspatroon te waarborgen volgens de geldende normen van welvaart en welzijn. En het gaat nog een tandje verder: Het gaat hier om adequate en duurzame toegang tot (beschikking over) inkomen en middelen om in de basisbehoeften te voorzien, met inbegrip van adequate toegang tot voedsel, drinkwater, gezondheidsvoorzieningen, onderwijskansen, huisvesting, tijd voor gemeenschapsparticipatie en sociale integratie.

Het woord staat ook al even in onze grondwet. Het eerste lid van artikel 20 draagt de overheid op een beleid te voeren, dat is gericht op de bestaanszekerheid van de bevolking en op spreiding van welvaart. Het tweede lid geeft de wetgever de opdracht om op het terrein van de sociale zekerheid regelend op te treden. In het derde lid is vastgelegd, dat Nederlanders hier te lande die niet in het bestaan kunnen voorzien, een recht op bijstand hebben, onder opdracht aan de wetgever dit recht nader te regelen. Deze regeling is sinds 2015 neergelegd in de Participatiewet.

Nou stijgt het woord ook helemaal in mijn achting. Als ik nou goed bekijk wat dat woord bestaanszekerheid echt betekent dan is het toch heel makkelijk: je zekert iemands bestaan. Punt. Dat spreekt boekdelen. Dus overal waar wethouders en beleidsambtenaren met chocoladeletters bestaanszekerheid op nota’s schrijven, bedoelen ze dat ze het bestaan van de inwoners zekeren.

Waaaw, dat is superfijn.!

Maar is dat ook zo? De praktijk leert dat het bestaan van mensen vaak aan een zijden draadje hangt en maar voor een klein beetje gezekerd is. Want bij het minste of geringste laat de overheid je los, of grossiert diezelfde overheid in regels of sterker nog fouten van eigen makelij. Dat is geen bestaanszekerheid meer. Dat is bestaans-on-zekerheid.

Het bestaan van iemand zekeren dat doe je niet half of maar een klein beetje. Dat is alles of niets. En omdat in de grondwet staat dat het alles is, dan is het ook alles. Dus voortaan staat er met grote letters boven de voordeur van iedere de sociale dienst geschreven … Wees gerust, uw bestaan is gezekerd, wees welkom.

Ralf Embrechts is sociaal ondernemer, directeur bij MOM Tilburg en oprichter van Quiet

Systeemdictatuur

Door: Maarten Bergman

In een essay van januari 2021 schrijft president van de Algemene Rekenkamer Arno Visser over de inquisitiedemocratie waarin fouten makkelijk op te schrijven en schuldigen niet moeilijk te vinden zijn. Het gevaar dat deze afrekencultuur herbergt, is dat lering trekken uit het verleden ondersneeuwt, (bestuurlijke) ontwikkeling stagneert en de geschiedenis zich blijft herhalen.

Het afgelopen jaar heeft dit meer dan eens aangetoond. De toeslagenaffaire is natuurlijk het duidelijkste en meest openbare voorbeeld. Minder openbaar, maar net zo pregnant, zijn andere ontwikkelingen waarin wetgeving verkeerd uitpakt en schending van de grondbeginselen van de rechtsstaat dreigt. Het taalgebruik dat deze (mogelijke) inbreuk duidt, wordt eufemistischer naargelang de betrokken bewindslieden meer in de hoek gedreven worden.

De commissie-Donner spreekt in het eindadvies Omzien in verwondering 2 van maart 2020 over ‘institutionele vooringenomenheid’. Zoals het apartheidssysteem van rassensegregatie in Zuid-Afrika in de vorige eeuw ook gebaseerd was op institutionele vooringenomenheid?

Minister Grapperhaus bevestigt april 2021 dat de NCTV mogelijk ‘juridisch kwetsbaar’ heeft gehandeld bij het volgen van burgers op internet. Zoals Willem Holleeder ook juridisch kwetsbaar handelde toen hij opdracht gaf voor de liquidaties waarvoor hij is veroordeeld?

Februari 2020 spreekt de rechtbank Den Haag zich uit over SyRi als handhavingsinstrument bij fraudebestrijding in het sociale zekerheidsstelsel. Het privéleven van de vermeende schuldige wordt door het frauderisicoalgoritme volgens de rechter niet gerespecteerd zoals vastgelegd in het EVRM en SyRi mag in huidige vorm niet meer worden gebruikt.

De opvolger van SyRi staat intussen klaar in de coulissen: de Wet Gegevensverzameling door Samenwerkingsverbanden. Kenners vermoeden dat de privacy van burgers nog verder onder druk komt te staan. Maar goed, ‘fraude mag niet lonen’ en ‘misbruik ondermijnt het draagvlak en daarom is fraudebestrijding cruciaal voor het behoud van ons sociale stelsel’. Zero-tolerance blijft het adagium.

Newspeak en doublethink uit de George Orwell roman 1984 zijn intussen al menigmaal aangehaald. Zonder al te veel moeite kan de Rutte-doctrine als voorloper van het Ministerie van Waarheid worden gezien, waarmee wantrouwen gelegitimeerd wordt en het eigen politieke bestaan prevaleert boven zorg voor en bescherming van de burger en het solidariteitsbeginsel.

Hetzelfde gebeurt op dit moment na invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet Wvbvv. De wet heeft als doel een versimpeling van het vaststellen van het bestaansminimum voor iedere burger met schulden. De wet is december 2016 ingediend en januari 2021 van kracht geworden. Al na enkele maanden blijken er cruciale fouten in de wet en systematiek te zitten. Weeffouten die in de ruim vier jaar van behandeling kennelijk niet opgevallen zijn.

Voor grote groepen burgers is dat bestaansminimum namelijk helemaal niet gegarandeerd, doordat inkomensinformatie door gemeenten op verschillende manieren wordt geleverd. Er is een workaround bedacht, maar dat is natuurlijk geen structurele oplossing. Daarnaast worden mensen die te duur wonen vanwege het gebrek aan sociale woningen met betaalbare huur, onevenredig benadeeld door de nieuwe berekeningsmethode.

Dit heeft niet alleen gevolgen voor mensen met schulden, maar ook voor schuldhulpverlening. Want schuldhulpverleners zijn wettelijk verplicht de beslagvrije voet als basis te gebruiken voor vaststelling van de afloscapaciteit voor de schuldeisers. Met als gevolg dat ook daar ingegrepen moet worden om te voorkomen dat vele huishoudens nog verder in de schulden raken, in plaats van eruit.

Alle bovengenoemde voorbeelden hebben één ding gemeen: een overheid die een parallel universum heeft gecreëerd waarin ze is losgezongen van de realiteit. Er is een systeemdictatuur ontstaan waarin geen zelfreflectie meer mogelijk is. Het sektarisch denken prevaleert. Contact met de dagelijkse praktijk raakt steeds verder weg. Het systeem is dominant geworden, de mensen erin gevangenen. Verantwoordelijkheid kan nergens meer gelegd worden. Er bestaat geen waarneembaar beste weten meer.

Daar ligt de kern. De onvrijheid van denken en handelen in het systeem. Het gaat niet om beschuldigen en afrekenen, maar om helderheid om te doen wat juist is. Van binnenuit. Omdat het systeem geen lijden of onrecht herkent. Een mens wel.

Maarten Bergman, Zelfstandig trainer en adviseur schuldhulpverlening
Coördinator AdministratieMaatje bij de Vrijwillige Hulpdienst Eindhoven

De mens uit het zicht

Verkiezingscampagne

De laatste weken voor de landelijke verkiezingen konden we horen wat de landelijke politici de komende jaren voor Nederland willen realiseren, maar over de vraag hoe ze dit willen bereiken en of hun voorstellen überhaupt uitvoerbaar zijn werd nauwelijks gesproken.

Verhouding tussen politiek en burger

Zo wordt er al heel lang gesproken over meer maatwerk en minder bureaucratie bij de dienstverlening van de overheid. De verhouding tussen overheid en burger staat al jaren onder druk. In de jaren ’80 zette de politiek in op een efficiëntere overheid en werd de burger beschouwd als kostenpost. Hierdoor werd de afstand tussen overheid en burger groter. Onder de kabinetten Balkenende werd de focus verlegd naar meer zelfredzaamheid, omdat men vond dat mensen te snel een beroep deden op steun van de overheid. Dit had voor mensen die graag willen meedoen in de samenleving maar hierbij ondersteuning nodig hebben vaak nadelige gevolgen. Na de Bulgarenfraude in 2013 benaderde de overheid burgers steeds meer op basis van wantrouwen, De burger werd van een kostenpost, een verwende burger en vervolgens een potentiële fraudeur. De Toeslagenaffaire heeft laten zien waar dit toe kan leiden.

Nauwelijks geslaagde Participatiewet

Dat de verhouding tussen burger en overheid onder druk staat blijkt onder andere uit de wijze waarop de Participatiewet de afgelopen jaren is uitgevoerd. Uit de eindevaluatie van het Sociaal Cultureel Planbureau van de Participatiewet blijkt dat de doelstellingen uit deze wet nauwelijks zijn  behaald. Voor de mensen die voorheen recht hadden op een plek bij een sociale werkplaats daalde de kans op een reguliere baan. De arbeidskansen voor mensen met arbeidsvermogen stegen weliswaar, maar hun inkomenspositie verslechterde en het betrof voornamelijk tijdelijk werk. Ook bleek uit de evaluatie dat maar een minderheid van de doelgroepen de steun vanuit de sociale diensten als een bijdrage ervaarden bij het vinden van een baan.

Eigen ervaring

Nadat ik mijn studie Bestuurskunde had afgerond was het een pittige opgave om een baan te vinden. Omdat ik hoger opgeleid ben, kreeg ik hierbij geen ondersteuning. Enigszins logisch, maar hoe vertel je jouw toekomstige werkgever dat je ondanks je beperking ook over talenten beschikt? Verberg je je beperkingen zoveel mogelijk om vooral je talenten naar voren te laten komen, of ben je vanaf het begin heel open over je beperkingen om zo eerlijk mogelijk te zijn? Hierbij is het opmerkelijk dat overheidsbeleid de arbeidsparticipatie voor mensen met een beperking juist bemoeilijkt.

Mijn volgende ervaring is hier exemplarisch voor. Ik had enige tijd geleden twee deeltijdbanen. Voor het woon-werkverkeer maakte ik gebruik van een aangepaste auto die deels door het UWV wordt gefinancierd. Ik dreigde mijn vervoermiddel echter kwijt te raken, omdat ik te dicht bij mijn werk woonde en daardoor te weinig kilometers maakte. Ik ben toen vol motivatie gaan solliciteren om een baan te vinden die verder van mijn woonplaats ligt. Echter, ik kreeg maar zeer kort de tijd om een dergelijke baan te vinden. Ik begrijp heel goed dat een vervoersvoorziening duur is, maar hoe kan de overheid zoveel druk leggen op een persoon die juist zo graag wil participeren? Gelukkig heb ik op tijd een baan kunnen vinden bij de werkgever waar ik nog steeds met veel plezier werkzaam ben.

Oplossingsrichting

De overheid dient te komen tot een meer menselijke maat, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat ieder persoon anders is. Zoveel mogelijke situaties in regels proberen te gieten is niet de juiste manier om dit te bereiken, dit levert namelijk alleen maar meer bureaucratie op. Ik denk dat het beter is om algemene uitgangspunten te formuleren voor de uitvoering van beleid. Hiermee krijgen de mensen die in de zorg, sociale zekerheid en andere publieke domeinen werken de ruimte om maatwerk te bieden. Om de situatie waarin burgers zich verkeren scherp op het vizier te hebben moeten deze publieke dienstverleners zoveel mogelijk in direct contact met hen staan. Hiermee kunnen signalen van fraude ook eerder worden herkend. Hiernaast zou toegankelijkheid de norm moeten zijn op alle leefgebieden, zoals onderwijs, wonen, vrije tijd, openbaar vervoer en werk. Nu worden oplossingen nog te vaak los van het reguliere georganiseerd. Hiermee wordt deelnemen aan de maatschappij voor mensen met beperking onvoldoende gefaciliteerd.

Door: Mark Homan, Bestuurslid Vereniging Cerebrale Parese Nederland.

Inloggen


Sluit venster