Aanpak laaggeletterdheid: goed nieuws en slecht nieuws 

Door: Thomas Bersee, adviseur educatie en participatie

In december verschenen er twee rapporten: Resultaten PIAAC 2023 en Taalhuizen doen ertoe! Beide rapporten bevatten zowel goed nieuws als slecht nieuws. Afgelopen december liep het landelijke actieprogramma Tel mee met Taal 2021–2024 af. Er komt geen doorstart, maar de strijd tegen laaggeletterdheid gaat door, zij het in afgeslankte vorm. Hieronder een nieuwjaarsbespiegeling.

Resultaten PIAAC 2023

Op 10 december nam staatssecretaris Mariëlle Paul van OCW het rapport Resultaten PIAAC 2023 in ontvangst. In het PIAAC (Programme for the International Assessment of Adult Competencies) worden elke tien jaar de functionele lees- en rekenvaardigheden van volwassenen (16 - 65 jaar) wereldwijd onderzocht. Er doen meer dan 30 landen mee en de scores worden met elkaar vergeleken.

Opluchting: Nederland in de top 5

Het PIAAC-rapport bevat zowel goed als slecht nieuws. Het goede nieuws is dat Nederland behoort tot de top 5 van de best presterende landen. Met een relatief hoog percentage ‘hooggeletterden’ en een laag percentage laaggeletterden (16% versus een OESO-gemiddelde van 26%) is Nederland een koploper in taal- en rekenvaardigheden. Alleen Finland, Japan, Zweden en Noorwegen doen het beter. Dit is natuurlijk een hele opluchting, vooral gezien de eerdere paniek over de slechte resultaten van de Nederlandse scholieren. Enkele jaren terug kwam naar voren dat een kwart van de 15-jarigen het risico loopt om laaggeletterd van school te komen.

Ouderen

Toch is PIAAC 2023 niet alleen iets om over te juichen. Omgerekend naar absolute aantallen gaat het in Nederland toch nog altijd om ongeveer 2,2 miljoen laaggeletterde volwassenen (16 -65 jaar). Groepen die daarin zijn oververtegenwoordigd zijn mensen met Nederlands als tweede taal, mensen met een opleiding onder niveau MBO-2 en mensen die niet actief zijn op de arbeidsmarkt. In Nederland is aanvullend onderzoek gedaan naar ouderen. Wanneer zij worden meegerekend, zijn de cijfers nog zorgwekkender. Wie minder actief wordt, loopt het risico om vaardigheden te verliezen. Specifiek voor ouderen geldt daarom het devies “use it, or lose it”. In de leeftijdsgroep 66 – 75 jaar scoort 39% op het laagste taalniveau en 33% op het laagste rekenniveau. Het gaat om ongeveer 860.000 mensen.

3 miljoen laaggeletterden

Tien jaar geleden telde Nederland 2,5 miljoen laaggeletterde volwassenen (16 – 75 jaar). Inmiddels is dat opgelopen tot meer dan 3 miljoen. Dit betekent dat 20%, oftewel 1 op de 5 volwassenen, moeite heeft met lezen en/of rekenen. Laaggeletterdheid heeft niet alleen impact op de individuele zelfredzaamheid, maar is ook een bron van sociale ongelijkheid. Het is jammer dat na zoveel aanvalsplannen en actieprogramma’s, het niet is gelukt om het aantal laaggeletterden omlaag te brengen.

Het is jammer dat na zoveel aanvalsplannen en actieprogramma’s, het niet is gelukt om het aantal laaggeletterden omlaag te brengen.

Taalhuizen doen ertoe!  

In december publiceerde de Certificeringsorganisatie Bibliotheekwerk, Cultuur en Taal (CBCT) het onderzoeksrapport Taalhuizen doen ertoe!  Een taalhuis is een lokaal samenwerkingsverband van diverse organisaties zoals de bibliotheek, een welzijnsinstelling, het ROC en een private taalaanbieder. De gemeente fungeert als opdrachtgever en regievoerder en ontvangt hiervoor jaarlijks vanuit het Rijk een zogeheten WEB-budget voor de inkoop van educatietrajecten.

Zorg over gemeentelijke regierol

Het goede nieuws is dat er inmiddels 200 taalhuizen zijn en dat ze een sleutelrol vervullen bij de plaatselijke aanpak van laaggeletterdheid. Het minder goede nieuws is dat het educatieve aanbod, de kwaliteit en toekomstbestendigheid van het taalhuis per gemeente sterk verschilt. Er zijn er die volop floreren met een rijk gevarieerd aanbod, terwijl anderen een moeizaam en onzeker bestaan lijden. Het Rijk heeft bij de strijd tegen laaggeletterdheid al sinds 1996 gekozen voor een decentrale aanpak. De wisselvallige regievoering door gemeenten staat echter de landelijke opbouw van een uniforme en duurzame educatieve infrastructuur in de weg. De hoop is dat Rijk en gemeente samen een manier vinden om de gemeentelijke regierol te versterken om overal in het land een gelijkwaardig aanbod te waarborgen versterken.

De hoop is dat Rijk en gemeente samen een manier vinden om de gemeentelijke regierol te versterken om overal in het land een gelijkwaardig aanbod te waarborgen versterken.

Tel mee met Taal: geen doorstart, maar de strijd gaat door  

Afgelopen december liep het Actieprogramma Tel mee met Taal 2021 – 2024 ten einde. Een doorstart of een nieuw programma komt er niet. En al helemaal niet een verdubbeling van het educatiebudget zoals dat door de SER en de Unesco Commissie Nederland wordt bepleit. Dat is slecht nieuws.

Het goede nieuws is dat vanuit het Rijk de aanpak van laaggeletterdheid wordt voortgezet. Dit wel met minder middelen. Stichting Lezen & Schrijven en het Expertisepunt Basisvaardigheden behouden financiële ondersteuning. Voor de gemeenten is er voor 2025 een WEB-budget van in totaal 100,4 miljoen euro beschikbaar, en in 2026 wordt dat teruggebracht tot 81,5 miljoen euro. Het gaat om een specifieke uitkering (SPUK) voor de inkoop van educatietrajecten, maar anders dan voorheen ook voor ondersteunende activiteiten zoals werving, gemeentelijke planvorming en regionale samenwerking. Budgetten veranderen, en actieprogramma’s vergaan, maar de strijd tegen laaggeletterdheid zal altijd bestaan.

Budgetten veranderen, en actieprogramma’s vergaan, maar de strijd tegen laaggeletterdheid zal altijd bestaan.


 Bronnen

Voor een samenvatting van de Nederlandse resultaten van PIAAC: PIAAC 2023.

Zie voor het CBTC-onderzoek: Taalhuizen doen ertoe!.

Voor meer informatie over het landelijke programma: Tel mee met Taal

Voor de gemeenten komt eerdaags een handreiking beschikbaar voor de besteding van het WEB-budget.

De Magie van Voorlezen: SCHUNCK Bibliotheek en de Nationale Voorleesdagen

Bij SCHUNCK kijken we reikhalzend uit naar de Nationale Voorleesdagen van 22 januari t/m 1 februari. De Nationale Voorleesdagen vormen een uitgelezen kans om jonge kinderen en hun ouders te betrekken bij de wonderlijke wereld van boeken en verhalen.

Waarom voorlezen zo belangrijk is

Voorlezen is meer dan alleen een gezellig moment tussen ouder en kind. Het is een cruciale activiteit die bijdraagt aan de cognitie- en taalontwikkeling van kinderen. Wanneer kinderen regelmatig worden voorgelezen, maken hun hersenen nieuwe verbindingen aan en leren ze nieuwe woorden. Dit is essentieel voor hun voorbereiding op school en hun verdere leven. Ouders hebben hierin een cruciale rol. Taal is de sleutel tot kennis en communicatie, en een sterke basis hierin opent de deuren naar een succesvolle toekomst. En dat, noemen wij de kracht van taal.

De rol van de bibliotheek anno 2025

Traditioneel gezien is de bibliotheek, met haar gratis lidmaatschap voor kinderen, een plek waar kinderen en ouders boeken kunnen halen. Dat kan natuurlijk nog steeds, maar tegenwoordig werkt de bieb ook proactief aan taal- en leesbevordering in de regio. We helpen ouders, opvoeders, scholen en de kinderopvang actief door hen te laten zien hoe ze een talige omgeving voor hun kind kunnen bieden. Door het jaar heen programmeren we zowel in de bieb als daarbuiten (veelal gratis) activiteiten waarin verhalen een centrale rol spelen. Deze activiteiten organiseren we voor alle gezinnen met kinderen. Daarbij zijn ze al tijdens de zwangerschaps- en babyfase welkom. Echt voor álle leeftijden dus. Ook voor gezinnen met andere moedertalen dan het Nederlands. Spelenderwijs brengen we kinderen en hun opvoeders in aanraking met taal in de breedste zin van het woord.

Taal is de sleutel tot kennis en communicatie, en een sterke basis hierin opent de deuren naar een succesvolle toekomst.
En dat, is de kracht van taal. 

De Nationale Voorleesdagen in SCHUNCK

Tijdens de Nationale Voorleesdagen, van 22 januari t/m 1 februari, organiseren we een gevarieerd programma voor baby's, dreumesen, peuters, kleuters én hun grote mensen. Elk onderdeel van het programma is zorgvuldig samengesteld om de magie van voorlezen tot leven te brengen. Alle activiteiten zijn gratis toegankelijk, zodat iedereen de kans krijgt om deel te nemen.

  • Voorleesontbijtjes: Tijdens de reguliere voorleeshalfuurtjes serveren we in deze periode een voorleesontbijtje. Ouders en kinderen kunnen lekker smikkelen, terwijl ze luisteren naar prachtige verhalen. Een heerlijke en gezellige manier om de dag te beginnen én je kindje enthousiast te maken over boeken.

  • Verkleedvoorstelling Rinus: Verhalen komen tot leven tijdens onze interactieve theatervoorstellingen. Onze acteurs brengen bekende prentenboeken tot leven, waarbij kinderen actief kunnen deelnemen. Dit stimuleert niet alleen hun verbeeldingskracht, maar ook hun betrokkenheid bij verhalen.

  • Het Mooie Prentenboekenbal: Het hoogtepunt van onze programmering is Het Mooie Prentenboekenbal. Tijdens dit evenement brengen we de Prentenboeken Top-10 tot leven met diverse workshops en activiteiten: kinderen kunnen onder meer leeuwenlessen volgen, op avontuur met Vos en Vis of genieten van de verkleedvoorstelling Rinus. Fantasie, spelen en actief beleven staan centraal.
  • Educatief programma voor peuteropvang en kinderdagverblijven

    Naast ons publieksprogramma bieden we ook een educatief programma aan voor peuteropvang en kinderdagverblijven in Heerlen.

  • Voorleesmomenten: In samenwerking met de leid(st)ers besteden we in de groepen aandacht aan het Prentenboek van het Jaar, Rinus. Dit boek over een nieuwsgierige neushoorn en zijn opa, vormt de basis voor vier interactieve voorleesmomenten gedurende de week.
  • Lees- en Doetips: Daarnaast ontvangen de ouders lees- en doetips om ook thuis verder te gaan met (voor)lezen. Zo voorzien we een brug tussen de opvang en thuis, waardoor kinderen continu worden gestimuleerd in hun taalontwikkeling.
  • Bibliotheekbezoek: Aansluitend komen de leid(st)ers met hun kinderen naar hun lokale bibliotheekvestiging om daar samen te genieten van een voorleesmoment van Rinus.
  • Onze motivatie

    Door kinderen al op jonge leeftijd in aanraking te laten komen met boeken en verhalen, leggen we een stevig fundament voor hun toekomstige educatie. We willen ouders inspireren om taal en/of voorlezen een vast onderdeel van hun dagelijkse routine te maken en zo bij te dragen aan de ontwikkeling van hun kinderen. We nodigen dan ook iedereen uit om deel te nemen aan ons programma en samen met ons de magie van voorlezen te ontdekken.

    Voor meer informatie en het volledige programma, bezoek onze website: SCHUNCK Nationale Voorleesdagen.

    Vrijheid is ook een werkwoord in Middelburg

    Door: Jeroen Louws, wethouder gemeente Middelburg

    Middelburg is een stad van vrijheden en mensenrechten. De gemeente probeert de internationale normen uit de mensenrechtenverdragen zo goed mogelijk toe te passen bij het omgaan met maatschappelijke kwesties zoals armoede, participatie van mensen met een beperking, huiselijk geweld en discriminatie. Zo proberen we een inclusieve gemeenschap te zijn waarin mensen elkaar respecteren en dus een gemeenschap waarin mensen in harmonie kunnen leven.

    Maar ook in een stad waar elk jaar een mensenrechtenactivist onderdak krijgt vanuit het project Shelter City én een thema als het slavernijverleden niet tot grote polarisatie leidt maar bijna eensgezind tot excuses, is het hard werken onder het huidige politieke gesternte. Een locatiezoektocht naar een nieuw AZC is door de landelijk verklaarde ‘asielcrisis’ ingewikkelder dan nodig; racistische of antisemitische incidenten in het land zorgen ook hier voor onrust onder onze islamitische en Joodse gemeenschap. In een gemeente met de nieuwe tekst van artikel 1 van de grondwet aan de muur van de raadzaal is ‘vrijheid’ een werkwoord geworden. Een werkwoord als er hakenkruizen worden getekend op de lokale synagoge, een werkwoord als er regenboogbankjes worden beklad.

    In Middelburg gaan we die ‘strijd’ overigens met overtuiging aan. Wij willen dat iederéén zich thuis voelt en blijft voelen binnen in onze gemeente. Ongeacht geloof, levensovertuiging, politieke gezindheid, seksuele geaardheid, kleur, handicap of sekse. Samen optrekkend met kerken, organisaties en bewonersgroepen, geven we dus invulling aan ‘de dialoog’ waar nu overal toe wordt opgeroepen. Als bestuur proberen we zo ook in moeilijke tijden in contact te blijven met àl onze inwoners. Door niet meteen selectief verontwaardiging uit te spreken of partij te kiezen, maar door problemen vanuit alle perspectieven te benaderen. Daarom hesen wij eind vorig jaar de wereldvredevlag.

    Die houding trekken we al jarenlang door in veel van wat we doen. In het participatieverklaringstraject laten we onze ‘nieuwe’ Middelburgers kennis maken met de rechten, plichten en kernwaarden van de Nederlandse samenleving door een bezoek aan ons Etty Hillesumhuis. Dit geboortehuis van de beroemde Joodse schrijfster is een prominente organisatie die we inzetten om onze inwoners elkaar beter te leren kennen en begrijpen. De tekst op haar Middelburgse geboortehuis aan het Molenwater schetst perfect waar iedere wereldburger op dit moment behoefte aan heeft: ‘Op iedere plek van deze aarde is men ’thuis’, wanneer men alles in zich draagt’. Het bezoek levert niet uitgezonderd indrukwekkende reacties op én verbazing dat de schrijfster in de moeilijke omstandigheden van de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog altijd begrip voor anderen bleef houden. Basis- en middelbare scholen bieden we voor hun scholieren de mogelijkheid tot een vergelijkbaar bezoek. In onrustige tijden wordt er gretig gebruik gemaakt van de daarvoor verstrekte vrijkaarten.

    De waarden die we nastreven houden we ook fier overeind bij het opvangen van vluchtelingen binnen onze gemeentegrenzen, ongeacht wat er in Den Haag gebeurt. Al voor en zonder de spreidingswet deden we wat we konden en ook in de afspraken van de regiodeal staan we voor onze waarden en garant voor opvang de komende decennia. We zijn er trots op dat we samen met de Zeeuwse gemeenten in staat zijn ‘ons’ deel van die opgaven te realiseren. De opstelling van het kabinet en de donkere wolken boven de spreidingswet baren alleen wel grote zorgen. In gesprek met de stad én het COA over een nieuwe AZC-locatie kunnen we allerlei onzekerheden bij het COA goed missen.

    De dreigende versobering is helemaal een doorn in het oog. In de huidige Middelburgse opvang is bijvoorbeeld met de ‘Meedoenbalie’ een vorm gevonden waarmee nieuwkomers met vrijwilligerswerk kunnen participeren en zo snel mogelijk integreren in de Middelburgse samenleving. Voor de nieuwkomers niet alleen een manier om iets terug te doen voor de gemeenschap, maar ook een kans om nieuwe vaardigheden te ontwikkelen, de Nederlandse cultuur beter te begrijpen en hun netwerk in de samenleving uit te breiden.

    Omdat wij vluchtelingen onderdeel van onze samenleving willen laten worden, roepen we het kabinet dan ook op alle mogelijke manieren op om betere keuzes te maken. Met maatregelen om verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd af te schaffen, Syrië veilig te verklaren en de duur van tijdelijke verblijfsvergunningen van 5 naar 3 jaar te verkorten, wordt het bijna onmogelijk voor nieuwkomers hun plek te vinden in de samenleving en een bijdrage daarin te leveren. Omdat een echt toekomstperspectief er pas komt als statushouders gaan deelnemen, willen en zullen wij de opvang niet onder de dreigende ondergrens laten zakken.

    Middelburg vindt dat we zorg moeten dragen voor mensen die uit angst voor oorlog, geweld en onderdrukking hun land hebben moeten ontvluchten. Dit zijn juist die mensen waar we een eed of gelofte hebben afgelegd aan de net genoemde grondwet. In Middelburg is iederéén gelijk.

    Wat helpt je bij het vinden van werk: verplichtingen, leerdoelen, of autonomie?

    Door: Marloes Lammers, Suzanne Lagerveld en Sabine Knook, kennisadviseurs bij UWV

    Verplicht solliciteren, werkt dat eigenlijk wel?

    Als je een WW-uitkering hebt, dan moet je wettelijk aan bepaalde verplichtingen voldoen. Zoals de inspanningsplicht: dat houdt in dat je voldoende je best moet doen om werk te vinden. Het UWV beoordeelt of de inspanningen van een WW-gerechtigde voldoende zijn. Hierbij hanteert het UWV in principe een ondergrens van vier sollicitatieactiviteiten per vier weken: de sollicitatieplicht. Deze ‘4x4’-eis is inmiddels een begrip binnen de WW. Iedereen die een WW-uitkering krijgt moet voldoen aan die 4x4-verplichting, tenzij er een vrijstelling of ontheffing is gegeven door de adviseur werk.

    Adviseurs werk van het UWV geven aan dat zij de huidige sollicitatieplicht niet altijd zinvol vinden. Bijvoorbeeld voor (oude) WW-gerechtigden met een lage kans op werk, WW-gerechtigden die nog niet ‘werkfit’ zijn voor WW-gerechtigden die al een baan in het vooruitzicht hebben. Waarom zouden zij verplicht moeten solliciteren? Bovendien is de huidige ‘4x4’ vooral gericht op het aantal sollicitatieactiviteiten, terwijl juist ook de kwaliteit van de sollicitatieactiviteiten ertoe doet. Tot slot werkt zo’n opgelegde plicht niet per se motiverend. Persoonlijke begeleiding en kijken welke afspraken daarbij helpen, levert misschien wel meer op.

    Of en hoe een sollicitatieplicht bijdraagt aan meer mensen die werk vinden, weten we niet precies. Daarom onderzoeken het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het UWV of de huidige ‘4x4’ wel de beste manier is om de inspanningsplicht vorm te geven. De inzichten uit het onderzoek kunnen we gebruiken bij het inrichten van nieuw beleid én de dienstverlening van het UWV. Met als doel om mensen sneller en duurzaam uit de WW te helpen.

    Een grootschalig onderzoek onder meer dan 100.000 WW-gerechtigden vanaf 2025

    Aan het onderzoek doen ruim 100.000 WW-gerechtigden mee. Mensen die vanaf 2025 instromen in de WW krijgen te maken met één van drie varianten van de inspanningsplicht:

    1. Status Quo (huidige werkwijze)

    De standaard verplichting van vier sollicitatieactiviteiten per vier weken en de handhaving hierop. Elke WW-gerechtigde moet in principe iedere vier weken sollicitatieactiviteiten doorgeven in een geautomatiseerd systeem. Heb je een relatief lage kans om snel weer werk te vinden? Dan krijg je binnen twee maanden na start van de WW-uitkering een persoonlijk gesprek met de adviseur werk van UWV. Anders kan het wel zes maanden duren voordat je een eerste gesprek hebt. Aannemen van passend werk en verschijnen op gesprekken met de adviseur werk zijn verplicht;

    2. Eigen initiatief

    Werk zoeken zónder inspanningsplicht. Je mag zelf bepalen hoe vaak en op welke manier je naar werk zoekt, en welk werk je al dan niet aanneemt. Het UWV controleert dus ook niet op de inspanningsplicht. Het UWV blijft wel de reguliere dienstverlening aanbieden. Maar je bent niet verplicht om hier gebruik van te maken. De adviseur stelt zich op als een coach. Hij probeert de WW-gerechtigde intrinsiek te motiveren, zonder enkele dwang of drang;

    3. Individuele afspraken

    Geen standaard sollicitatieverplichting, maar samen met het UWV individuele afspraken maken over zinvolle sollicitatieactiviteiten. Om deze afspraken te kunnen maken, spreekt het UWV álle WW-gerechtigden binnen twee maanden na start van de WW-uitkering. Het UWV vraagt je om zelf na te denken over wat je zou willen leren en wat je zou helpen bij het zoeken naar werk. Hiervoor maak je een persoonlijk plan. De inspanningsplicht blijft gelden: het UWV checkt de kwaliteit en het aantal sollicitatieactiviteiten uit het persoonlijk plan. De adviseur stelt zich op als coach.

    Alle Werkbedrijf-vestigingen van UWV gaan vanaf 2025 aan de slag met dit onderzoek. Iedere vestiging voert de varianten ‘status quo ‘ en ‘eigen initiatief’ uit. Ongeveer één op de drie vestigingen doet daarnaast de variant ‘individuele afspraken’. Deze wordt uitgevoerd door adviseurs werk die specifiek alleen deze variant uitvoeren. Zij krijgen daar een speciale training voor.

    Waarop worden de verschillende varianten beoordeeld?

    De resultaten die de verschillende varianten opleveren houden we nauwlettend in de gaten. We kijken in ieder geval naar:

  • De inzet van dienstverlening in de verschillende varianten
  • De uitstroom uit de uitkering, naar werk
  • De opbrengsten van de dienstverlening versus de kosten
  • De persoonlijke beleving en het gedrag van cliënten
  • Uitvoerbaarheid voor UWV(-medewerkers)
  • Vanaf september 2024 zijn drie Werkbedrijf-vestigingen al aan de slag met de drie varianten, in de vorm van een pilot. Het doel van de pilot is om eventuele knelpunten op te lossen vóórdat het experiment vanaf 2025 landelijk wordt uitgerold onder een groot aantal WW-gerechtigden.

    Hoe raakt dit UWV-experiment de gemeenten?

    Bij WW-gerechtigden die eerder werkten bij een werkgever die loonkostensubsidie voor hen ontving (hierna: een LKS’er) is de gemeente verantwoordelijk voor de ondersteuning naar werk, en niet het UWV.

    Wanneer het UWV een LKS’er doorverwijst naar de gemeente voor hulp bij re-integratie, dan informeert het UWV de gemeente over de onderzoeksgroep waarin de werkzoekende is ingedeeld.

    Meer weten?

    Om dit experiment mogelijk te kunnen maken was een tijdelijke wetswijziging nodig. Meer informatie hierover is te vinden via: Staatsblad 2024, 130 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl).

    Kabinetsvoornemens armoede; klein bier

    De Landelijke Armoedecoalitie is onlangs door het Nibud bijgepraat over de effecten van het kabinetsbeleid op het inkomen van diverse groepen. Dat was wel nodig omdat het ondoenlijk is om die uitkomsten zelf te berekenen. Als je de cijfers op een rijtje ziet dan praten we, zoals dat in sportkantines wordt omschreven, over ‘klein bier’. Wie schiet er nu eigenlijk wat mee op? Zeker als vanuit het perspectief van armoede en schulden wordt gekeken dan moeten we helaas vaststellen dat het weinig soelaas zal bieden voor mensen die dagelijks met de problematiek van armoede te maken hebben.

    Door: Jan van Leijenhorst, voorzitter Landelijke Armoedecoalitie

    Op de Internationale dag voor de uitroeiing van armoede - 17 oktober - maken mensen wereldwijd een vuist tegen armoede en uitsluiting. Dat gebeurt ook in Nederland, in steden en dorpen, in de Randstad en op het platteland, want armoede is overal. Precies op die dag wordt in de Tweede Kamer het debat gevoerd over armoede en schulden.

    Het kabinet stelt in het regeerprogramma dat het werk wil maken van het herstellen van vertrouwen, zekerheid wil bieden, oog heeft voor de menselijke maat en volop erkent dat het huidige stelsel ontoereikend is. Daar zijn we als Armoedecoalitie blij mee. Het kabinet geeft aan de basis voor het inkomen goed te willen regelen, zodat mensen niet afhankelijk zijn van gemeentelijke minimaregelingen. Daarmee in tegenspraak handhaaft het kabinet tegelijkertijd de status quo met de door haar voorgenomen maatregelen. Het aantal mensen in armoede zal hierdoor niet of nauwelijks afnemen, zie de doorrekening van het Centraal Plan Bureau. Voor de vele mensen die op of onder de armoedegrens leven verbetert er bijna niets omdat de investeringen grotendeels teniet gedaan worden door kostenstijgingen. Ook de koopkrachtberekeningen van het Nibud laten zien dat, ondanks lichte koopkrachtstijgingen, de aangekondigde maatregelen weinig verschil brengen in de portemonnee van huishoudens met lage(re) inkomens.

    De armoedecoalitie heeft drie grote zorgen; op de eerste plaats geven cijfers van het CBS aan dat het aantal mensen met problematische schulden stijgt. 726.000 mensen verkeren in die positie. Het aantal mensen dat de zorgverzekeringspremie niet meer kan betalen stijgt en tot slot zien wij niet dat er structureel een verbetering in het verschiet ligt. Het kabinet haalt eigenlijk de voet van het gaspedaal rond bestaanszekerheid. Dat betekent dat het voor de betrokkenen en de financiële hulpverleners dweilen met de kraan open blijft. Terwijl een eigen rapport van de rijksoverheid klinkklaar laat zien dat schulden de maatschappij minstens 8,5 miljard euro per jaar kosten (IBO 2024).

    Wij hebben de Kamerleden opgeroepen een aantal maatregelen te nemen met als belangrijkste stap het onverkort uitvoeren van de adviezen van de Commissie Sociaal Minimum (2023) en het zo spoedig mogelijk uitvoeren van de adviezen uit het IBO-rapport (2024). Dat zet echt zoden aan de dijk. Daarnaast blijkt uit een evaluatie in Utrecht dat het afschaffen van de kostendelersnorm positieve resultaten heeft. Het leidt tot veel minder geldstress, voorkomt dakloosheid en grijs wonen en maakt omzien naar elkaar beter mogelijk. Belangrijk punt vormen de woonlasten en dat vraagt ook aandacht. Er zijn in de corporatiesector goede stappen gezet om de betaalbaarheid van het huren te verbeteren. De maximale huurverhoging voor 2025 lijkt echter door met name de kostenverhogingen, uit te gaan komen op 6,1%. Dat is voor veel mensen, na de hoge huurverhoging van dit jaar van maximaal 5,6%, een grote zorg. Daarom roepen wij partijen op om goede afspraken te maken bij de herijking van de prestatieafspraken om te komen tot een matiging in de jaarlijkse huurverhoging.

    Wanneer aan deze punten passende invulling wordt gegeven kunnen we in plaats van ‘klein bier’ het hebben over echt positieve effecten voor een grote groep mensen.


    Huilend van blijdschap belde Elizabeth (22) haar moeder op. Haar schuld van 56.000 euro was eindelijk opgelost door een jongerencoach, gespecialiseerd in hulp bij schulden. De coach helpt haar haar woning te behouden, vraagt noodfondsen aan, zorgt ervoor dat ze weer zorgtoeslag ontvangt als ze –ten onrechte– geen nieuwe bankrekening kan openen. Bij de Belastingdienst pleit hij met succes voor een regeling voor haar schuld


    Eenzaamheid dood(t)gewoon

    Het lijkt misschien een bizarre kop boven deze tekst. Deze geeft de twee kanten van eenzaamheid echter goed weer. Het is werkelijk zo dat langdurende eenzaamheid zulke ernstige gevolgen voor ons heeft dat we daardoor eerder doodgaan. Dus eenzaamheid doodt ons dan gewoon. Tegelijkertijd is eenzaamheid doodgewoon, een gevoel dat iedereen wel eens heeft. Eenzaamheid is ingewikkelder én gewoner dan de meeste mensen denken.

    door Annet Gijsman

    Wanneer mensen tijdens een workshop terugdenken aan een moment waarop ze zich eenzaam voelden, vraag ik vaak hoe dat voelde. De antwoorden lopen behoorlijk uiteen: onbegrepen of verkeerd begrepen, in de steek gelaten of verlaten, afgewezen of gepest, leeg of afgesloten, niet gewaardeerd, niet geliefd, nutteloos. Iedereen kent deze pijnlijke gevoelens. Op het moment dat je het voelt, gebeurt er iets in je zenuwstelsel. Daardoor neem je de gezichtsuitdrukking van andere mensen negatiever waar, je ervaart stress en je hebt de neiging je terug te trekken, te bevriezen of te vechten.

    Ons stresssysteem is een ‘oude’ reactie op gevaar. Bij gevoelens van eenzaamheid speelt nog een andere ‘oude’ reactie. Mensen hebben het zenuwstelsel van groepsdieren. We zijn ‘gemaakt’ om samen te leven. Zonder anderen kon je als rondtrekkende jager-verzamelaar niet overleven. Verstoten worden uit de groep was levensgevaarlijk. Dus als er iets misgaat in het contact met anderen, trekt ons zenuwstelsel aan de rem. Het is tijd om te herstellen, na te denken over wat er is gebeurd, naar je gevoelens te luisteren en te kijken hoe je weer in contact kunt komen. Dat is niet altijd gemakkelijk.

    Wanneer je een verandering in je vaste ontmoetingspatronen meemaakt, bijvoorbeeld doordat je verhuist of zelfs moet vluchten, een baan verlaat, een eerste kindje krijgt of iemand verliest, kun je niet zo snel herstellen. Onze hersenen hebben tijd nodig. Je bent ineens niet meer de vriend(in) of het gezinslid van iemand, niet meer de medewerker van je oude werkplek, of je kunt als jonge ouder niet langer leven zoals daarvoor. Je identiteit verandert. Eenzaamheid is dan een normale reactie. Ik vind het heel belangrijk dat we allemaal over die doodgewone kant van eenzaamheid kunnen praten. Net zoals je blij, boos of verdrietig kunt zijn, kun je je eenzaam voelen. Daar is niets mis mee. Het is zelfs goed als je je er bewust van bent, want dan kun je er iets aan doen.

    Wanneer wordt die doodgewone eenzaamheid nu problematisch (doodt gewoon)? Dit heeft te maken met hoelang iemand er last van blijft houden. Illustratief is wat er gebeurde rond de maatregelen tegen de verspreiding van covid. De patronen van sociaal contact veranderden voor vrijwel iedereen. De situaties waarin mensen zich bevonden verschilden wel enorm, net als de mogelijkheden om oplossingen te vinden én de behoefte aan sociale verbinding. Hoe die behoefte aan contact met andere mensen eruitziet, verschilt per persoon en per levensfase. Jonge mensen die zich net losmaken van hun ouderlijk huis of een andere vertrouwde woonvorm, hebben bijvoorbeeld gemiddeld meer behoefte aan het ontmoeten van (nieuwe) vrienden. Zeker als ze ook de overgang maken van een relatief beschermde schoolomgeving naar een nieuwe onderwijs- of werksituatie.

    In de coronatijd hadden of vonden sommige mensen mogelijkheden om met vrienden of familie samen te zijn. Sommige jongeren woonden bijvoorbeeld samen, bleven feestjes vieren, of kozen stille routes of bleven slapen om de avondklok te vermijden. Anderen waren voorzichtiger omdat ze zich kwetsbaar voelden voor besmetting of bezorgd waren voor mensen in hun omgeving. Veel mensen moesten zelfs in isolatie! Samengevat gaat het erom dat de één haar persoonlijke behoefte aan verbinding met andere mensen (enigszins) kon vervullen terwijl de ander die mogelijkheid niet had of niet kon vinden. Met het risico van langdurende eenzaamheid!

    Eenzaamheid is het fysiek ervaren tekort aan betekenisvolle verbindingen met andere mensen. Als je je eenzaam voelt, verandert er iets in je hersenen. Op een scan ziet het eruit als pijn. Als dit weer herstelt, is er niets aan de hand. Als het door omstandigheden niet lukt om nieuwe patronen van sociaal contact in je leven te weven, kan de hersenverandering zich vastzetten.

    Na een half jaar kan het al vastzitten en dat heeft hele vervelende gevolgen. Zowel voor je lichamelijke gezondheid als je sociale leven. Zo verminderen je cognitieve vaardigheden, heb je (haast) geen plezier meer in contact met mensen, heb je moeite om goed te begrijpen wat iemand bedoelt en interpreteer je het negatiever, of heb je het gevoel er niet bij te horen. Dit noemen we de negatieve spiraal van eenzaamheid: de gevolgen van eenzaamheid verergeren het probleem. Het mag duidelijk zijn dat we dat moeten voorkómen! Zit je zelf (bijna) in die neerwaartse spiraal? Zoek dan goede hulp.

    Week tegen Eenzaamheid

    De Week tegen Eenzaamheid wordt in het kader van het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid georganiseerd door het ministerie van VWS. De week vindt plaats van 26 september t/m 2 oktober 2024.


    Noten:

  • Cacioppo & William Patrick, John T.: 'Loneliness, Human Nature and the Need for Social Connection'
  • Rijks, Jeannette: 'De Eenzaamheidsparadox'
  • Bridges, William: 'Transitions, Making Sense of Life’s Changes'
  • Taal is vanzelfsprekend, toch?

    Door: Henrike Rutten Senior Consulent MEE Zuid-Limburg

    In deze week van Lezen en Schrijven neem ik even een momentje om stil te staan bij wat taal voor mij betekent. Taal is voor mij iets vanzelfsprekends. Woorden vloeien als vanzelf uit mijn mond. Het schrijven van mails en notities is dagelijkse kost. Datzelfde geldt ook voor het lezen van beleidsstukken en onderzoeken. En in mijn vrije tijd vind ik het heerlijk om te ontspannen met een goed boek.

    We gebruiken taal iedere dag bij alles wat we doen. Vaak zonder erover na te denken. Daarin zit de veronderstelling verborgen dat de ander ons wel begrijpt. Als we met elkaar in gesprek zijn, kunnen we snel corrigeren en aanvullen als duidelijk is dat de ander iets niet begrijpt. Bij geschreven taal is dat een ander verhaal.

    Hoe ingewikkeld taal kan zijn, ervaar ik steeds weer als ik een meeleesgroep coach. Een meeleesgroep is een groep burgers met een diverse achtergrond. Dat zijn bijvoorbeeld taalambassadeurs van Stichting ABC, mensen met een licht verstandelijk beperking of een niet aangeboren hersenletsel en mensen voor wie Nederlands niet hun moedertaal is. Voor hen is taal veel minder vanzelfsprekend. Of misschien moet ik zeggen begrijpelijke taal.  Een meeleesgroep leest brieven en teksten van een gemeente of andere instantie en geeft tops en tips. Doel is om de begrijpelijkheid van informatie te verbeteren, zodat meer mensen na het lezen van informatie weten wat van hen verwacht wordt. Ruim 2,5 miljoen Nederlanders tussen de 16 en 65 jaar zijn immers laaggeletterd en hebben moeite met lezen en schrijven.

    Het is elke keer weer boeiend om te ervaren wat tekst met mensen doet. Hoe groot het verschil kan zijn tussen de bedoeling van de schrijver en de interpretatie van de lezer. We lezen de teksten altijd ter plekke samen. Ik krijg ze van tevoren ter voorbereiding. Vaak zie ik hoe hard de schrijver gewerkt heeft om tekst begrijpelijk en aantrekkelijk te maken. Goed gedaan! Daar kan de meeleesgroep snel doorheen, denk ik dan. Keer op keer loopt het dan toch anders dan verwacht. Dan lezen de meelezers hele andere dingen dan ik. Wonderlijk. Boeiend. Hoe kan het dat ik daar overheen lees?

    Het gaat niet alleen over moeilijke woorden of lange zinnen. Het gaat vooral over wat het doel is van een tekst? Wat is de boodschap? Wat is de context? Wat verwacht de schrijver van de lezer?

    Opvallend hoeveel woorden we gebruiken die niets zeggen of niets toevoegen. Hoe vaak er sprake is van een onlogische opbouw, plaatjes die niks toevoegen of onduidelijk zijn en kleine lettertjes. Blijkbaar is het vanzelfsprekend om meer aandacht te besteden aan de verpakking dan aan de boodschap.

    Dan realiseer ik me weer dat mijn rugzak een hele andere is dan die van de meelezers. Hoe belangrijk ervaring en context zijn. Hoeveel informatie ik zelf onbewust aan een tekst toevoeg. Hoeveel ik denk te begrijpen op basis van veronderstellingen en aannames en dat veel wollig taalgebruik voor mij vanzelfsprekend is. Of dat het vanzelfsprekend is om daar doorheen te lezen. Maar dat is niet vanzelfsprekend voor iedereen. Wat een verrijking dat de meeleesgroepen in mijn leven zijn gekomen. Wat een mooi en leuk leerproces. Steeds opnieuw bewust worden van mijn eigen aannames als het om taal gaat. Stapje voor stapje leer ik bij. Het is nog een lange weg om begrijpelijke informatie vanzelfsprekend te maken. Maar wat fantastisch om daar samen met de meeleesgroepen een bijdrage aan te leveren.

    Meeleesgroepen
    Op dit moment zijn er actieve meeleesgroepen bij de gemeente Heerlen, gemeente Landgraaf, gemeente Sittard-Geleen en gemeente Stein. De gemeente is opdrachtgever. De groepen bestaan uit 6-10 deelnemers. De groepen komen 2-7x per jaar bij elkaar. Per bijeenkomst worden gemiddeld 2 teksten/brieven gelezen. MEE Zuid-Limburg werft in samenwerking met de opdrachtgever deelnemers via de cliëntondersteuners van MEE en diverse contacten in de gemeente en regio. Het streven is om met name burgers uit de eigen gemeente in te zetten. MEE Zuid-Limburg coacht de meeleesgroep, organiseert de bijeenkomsten en heeft daarnaast ook zijn eigen interne meeleesgroep.

    Uitkeren of investeren

    Door: Jos Verhoeven, algemeen directeur van maatschappelijk investeerder Start Foundation. Op 10 oktober a.s. organiseert Start Foundation i.s.m. Hogeschool Utrecht een openbaar college in Utrecht.

    ‘Een groot deel van de mensen in de banenafspraak heeft zodanige beperkingen dat er twijfels bestaan of zij wel een reële kans op regulier werk hebben. Mogelijk zijn zij beter op hun plek in andere vormen van participatie,’ schrijft de Arbeidsinspectie in juli: ‘Op papier arbeidsvermogen, in de praktijk geen kans op werk.’ Diezelfde observatie zou je kunnen doen bij mensen die na een jarenlange gevangenisstraf weer terugkeren in de samenleving. Of de grote groep mensen die al jarenlang in de bijstand ‘gevangen’ zit. De markt zit niet te wachten op deze mensen en het alternatief is al dan niet met een uitkering plaatsnemen op de bank.

    Andere vormen van participatie bedachten Ton Wilthagen van de universiteit Tilburg en ik toen wij ons idee van een zogeheten parallelle arbeidsmarkt schetsten. Werk zat, constateerden wij. In de samenleving liggen genoeg uitdagingen op gebied van armoede- en eenzaamheidsbestrijding, zorg, klimaataanpassingen, circulariteit, enzovoorts. Daarin kunnen we banen creëren voor mensen die niet top-productief zijn, over een uitgebreide competentielijst beschikken en de juiste werkervaring hebben. Dan moet wel de klassieke winst- en verliesrekening overboord. Kosten en baten moeten dan langs een maatschappelijk meetlat gelegd worden om een reëel beeld te krijgen. En we moeten af van die vreselijke vinkjescultuur die haaks staat op werkelijke inclusie. Door het woud aan regelingen worden mensen nu ingedeeld in hokjes. Je bent bijvoorbeeld blind, maar past niet in het doelgroepenregister of telt niet mee voor het keurmerk van de Prestatieladder Sociaal Ondernemen (PSO).

    Tom Wilthagen en ik wilden een simpele tweedeling te maken. Je kunt direct of binnen afzienbare tijd terecht op de reguliere arbeidsmarkt of je bent (vooralsnog) kansloos om daarop terecht te komen. En als dat laatste het geval is, krijg je niet een uitkering, maar een baanaanbod naar keuze en vermogen. Wij wilden nieuwe bedrijven helpen oprichten waar maatschappelijk waardevol werk verricht werd en iedereen een kans kreeg. Dat vereiste de nodige lenigheid bij alle partijen. We wilden immers dat de uitkering ingezet werd als looncomponent en bedrijven actief mee zouden werken: dat subsidies voor klimaatmaatregelen gekoppeld werden aan nieuwe werkvormen; dat bepaalde vormen van vrijwilligerswerk omgekat worden naar betaald werk; dat geldstromen gebundeld zouden worden. Kortom, systemische veranderingen realiseren om dit mogelijk te maken.    

    Die reis is niet ten einde, maar de materie bleek taai. Veel urgentie bij partijen bespeurden we niet. Juridische belemmeringen doken op. Lenigheid in de omgang met bestaande wet- en regelgeving was soms ver te zoeken. Gelukkig waren er wel hoopvolle pioniers die mooie dingen neerzetten. We zullen ons idee van de parallelle arbeidsmarkt verder toelichten tijdens een college op 10 oktober op de Hogeschool Utrecht, en we nodigen iedereen uit om daar een bijdrage aan te leveren. Omdat we geloven dat mensen in welke vorm dan ook en met welk vermogen dan ook graag actief zijn en een eigen inkomen verdienen. En omdat het loont. “Investeer in mensen die het nodig hebben, zo’n investering betaalt zich na zes tot zeven jaar uit. Dat gaat dus sneller dan zonnepanelen,”aldus Lex Burdorf, hoofd van de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC in Rotterdam.  Aanmelden voor het college kan via deze link.

    In het vierde nummer van Sociaal Bestek schrijft Jos Verhoeven ook een artikel over de parallelle arbeidsmarkt. Het nieuwe nummer verschijnt donderdag 12 september.

    Inclusie of illusie

    Door: Aart van der Gaag, tot voor kort het boegbeeld van de banenafspraak voor het bedrijfsleven. Momenteel schrijft hij een boek over zijn ervaringen op de arbeidsmarkt.

    Je kan wel weg zijn als boegbeeld van de banenafspraak, maar dat betekent niet dat je niet meer betrokken hoeft te zijn. Ik zit me hier op mijn vakantieadres ontzettend op te winden over een kop in de Volkskrant. ‘Overheid en bedrijfsleven falen bij banenafspraak’ staat er.

    Wat een kortzichtige koppenmaker. Het – op zich genuanceerde – artikel heeft namelijk betrekking op een voortreffelijk rapport van de Arbeidsinspectie.[1] Wat blijkt? Eindelijk is door een onafhankelijke instantie bewezen dat de kandidaten ‘op’ zijn. Zo'n 140.000 van de 265.000 mensen in het doelgroepregister zijn aan het werk. Circa 95.000 kunnen niet werken. Dus er blijven nog 30.000 te bemiddelen mensen over. Dat lijkt veel, maar is heel weinig. Per jaar moet je namelijk 15.000 plekken invullen. Zoals iedereen met verstand van plaatsingen weet: twee kandidaten per plek is te weinig.

    Ten eerste weten gemeenten en de UWV ook van deze 30.000 mensen niet veel. Ten tweede is dit een landelijk aantal, dus deze mensen wonen verspreid over het hele land. Ten slotte hebben de 30.000 mensen die – naar wat we nu weten – in principe aan het werk zouden kunnen ieder hun eigen vaardigheden en wensen, die niet per se bij het banenaanbod in hun regio passen. De één is geschikt voor werk in de horeca, de ander voor een beleidsfunctie. Vandaar dat er een vuistregel geldt dat er 10 kandidaten met de geschikte vaardigheden nodig zijn per vacature. Pas dan heb je kans op een echt succesvolle match.

    Daarom kom ik op basis van dit rapport tot de conclusie dat het bestand ‘op’ is. Dit betekent gelukkig niet dat er niet meer bemiddeld wordt,  dat gaat natuurlijk gewoon door. Maar wat ook gewoon doorgaat, is het verloop: mensen worden ziek, treden uit en ook bij de oude detacheringen vanuit de Sociale Werkvoorziening gaat het proces van pensionering door. Dat is te boekstaven op basis van de cijfers uit het rapport. Maar wat zeggen de cijfers nu eigenlijk nog meer?

    De banenafspraak was een enorm succes. Daarom is het eerder klaar met dit arbeidsmarktproject dan verwacht. Nu moet er worden overgestapt naar een nieuwe fase. De fase van ‘Op naar de 200.000 banen’ voor een bredere groep mensen of – nog mooier – naar een echt brede, permanente inclusiebeweging. Daarbij hoort ook revitalisatie van de Sociale Werkvoorziening, want voor de eerdergenoemde 95.000 mensen moet ook zinvol werk geboden worden.

    Inclusie of illusie, thats the question!


    [1] In Sociaal Bestek nr. 4 van aanstaande 12 september schrijft de Arbeidsinspectie een stuk over dit rapport.

    Het is te zot voor woorden

    Door: Irene Thuis, directeur/bestuurder van MEE Zuid-Limburg

    Dat klinkt natuurlijk best wel heftig. Maar eerlijk gezegd voelt het soms ook wel zo. We zijn het met zijn allen eens dat 'het' anders moet. Wat precies? Nou, onze zorgconsumptie moet echt omlaag. Dat is duidelijk en bekend. “Op deze manier kunnen we niet doorgaan”. We horen het vaak genoeg: te duur, te weinig zorgpersoneel. Een echt zorginfarct dus.

    Met man en macht wordt gezocht naar oplossingen. Terecht, want het is één van de grootste vraagstukken in ons land. Maar wat mij steeds weer verbaast, is dat die oplossing vooral gezocht wordt binnen de zorg zelf. En dat terwijl iedereen tegelijkertijd de mond vol heeft over ‘preventie’.

    Begrijp me niet verkeerd, ik ben niet tegen de zorg. Heus niet, ik ben er zelfs blij mee. Voor als het nodig is! En dat is echt niet bij iedere casus het geval. Waarom wordt de oplossing zo vaak gezocht binnen de zorg zelf? Wie doe je daar een plezier mee? Niet de burger die een zorgetiket opgeplakt krijgt of het kind dat voor altijd een ‘jeugdzorgkind’ zal zijn. Zeker, als het nodig is, vooral (jeugd)zorg inzetten, geen probleem. In mijn dagelijkse praktijk zie ik echter dat gemeenten keuzes maken om (Wmo)zorg in te zetten, omdat dit goedkoper is dan de professional uit het voorliggende veld. En een subsidiekraan kan je makkelijker dichtdraaien dan het korten van de toegezegde gelden in tienjarige contracten. Tja, dat lijkt me een beetje korte termijn rekenen. Natuurlijk kost een uur begeleiding van een mbo-professional minder dan de inzet van een hbo-cliëntondersteuner of -sociaal werker. Maar hoelang duurt die inzet en wat zijn de langetermijneffecten?

    Ook zie ik veel zorgorganisaties inzetten op preventie. Klinkt eveneens heel goed, maar zou die preventie juist ook niet moeten komen van de professional die daarvoor is opgeleid? En werkt die bij de vrijwilligers- of professionele organisaties die per definitie acteren in het preventieve, voorliggende veld?

    Ik merk dat de discussies soms totaal de verkeerde kant opgaan. Dat is in ieder geval het gevoel dat ik eraan overhoud. De financiële component krijgt regelmatig de overhand. En dan zal het vast zo zijn dat een zeer grote zorgorganisatie goedkoper bepaalde acties kan uitzetten dan een kleinere organisatie in het sociaal werk. Maar het vraagstuk is uiteindelijk veel groter dan de beurs van dit jaar, of die van het aankomende ‘ravijnjaar’ bij gemeenten.

    Gelukkig ben ik een optimistisch en positief mens. Dus, hoe krijgen we het tij gekeerd? Hoe zorgen we dat we de goede discussie op tafel krijgen? Dat het duidelijk wordt dat de sleutel voor de oplossingen gezocht moet worden bij de basis, de sociale basis.

    Hupsakee… uit de overtuigingsmodus stappen en een echt goed gesprek gaan voeren met elkaar over de inhoud. Waar draait het om in het leven? Wat maakt mensen gelukkig en wat hebben zij echt nodig? Ook dat klinkt best wel heftig want het zijn grote vragen. En de vragen kennen vele antwoorden. Een andere bril opzetten helpt dan vaak om weer eens wat andere perspectieven te zien. Een zotte bril misschien?[1] Helpt het om wat minder economisch en met een wat filosofische inslag onze grote vraagstukken te bezien? In mijn regio gaan we dat in ieder geval proberen. Want met het dichtdraaien van kranen en verdelen van steeds schaarser wordende middelen, gaan we de oplossing echt niet vinden!


    [1] Govert Derix, Lof der Sociale Zotheid, juni 2024.

    Inloggen


    Sluit venster