Als journalist en schrijver dacht ik dat taal weinig geheimen voor me had. Dat had ik mis, bleek tijdens het werken aan mijn boek Onleesbare wereld, over laaggeletterdheid. Ik wist nog veel niet over taal. Dat wil zeggen: ik was me niet bewust van de enorme reikwijdte; taal kan een universum ontsluiten, maar een gebrek eraan kan dat universum op schrijnende wijze inperken.
De aanleiding om me in laaggeletterdheid te verdiepen, was mijn oma Marie. Jaren na haar dood ontdekte ik dat ze amper kon lezen en schrijven, en dat ze dat haar hele leven verborgen heeft gehouden. Het lot wilde dat ze trouwde met een man uit de krantenwereld, die na de Tweede Wereldoorlog directeur werd van de herrezen Twentsche Courant. In de tweede helft van Maries leven draaide thuis alles om de krant. Een kránt! Met letters, heel veel letters. Letters waar ze geen chocola van kon maken. Hoe moet dat toen voor haar geweest zijn, vroeg ik me af. En hoe zou het in de huidige wereld zijn, om slecht te kunnen lezen en schrijven? Dat het migranten aan basisvaardigheden kan ontbreken, snapte ik. Maar mensen die in Nederland naar school zijn gegaan? Hier geldt toch een leerplicht? De vragen buitelden over elkaar heen. Mijn journalistieke hart ging sneller kloppen en ik besloot op onderzoek te gaan.
In ‘Onleesbare wereld’ volg ik laaggeletterden dicht op de huid, trek met ze op, voer gesprekken en vraag ze honderduit. Ik laat wetenschappers en mensen uit het onderwijs aan het woord, ik duik in de geschiedenis en raadpleeg talloze rapporten en onderzoeken. Het werd een onthullende en soms onthutsende ontdekkingstocht. Kort gezegd had ik nogal opgesloten gezeten in mijn eigen comfortabele bubbel. Ik had geen idee van het bestaan van een ‘andere’ samenleving, waar taal geen rijkdom is maar een struikelblok kan zijn, en zelfs een barrière.
Mijn oma Marie overleed in 1972, vijf jaar voordat socioloog Kees Hammink met zijn baanbrekende onderzoek laaggeletterdheid in Nederland op de kaart zette. Zijn rapport betekende het formele begin van wat toen heette ‘alfabetisering’.
We zijn ruim een halve eeuw verder.
Om hoeveel mensen met te weinig basisvaardigheden het inmiddels gaat, boeit mij niet zo. Drie miljoen of 3,3 miljoen, afhankelijk van wie je meetelt: het zijn er simpelweg te veel. Te veel mensen die tegen hun zin ongeschoold werk doen of helemaal niet werken, ongezond zijn, in armoede en met schulden leven, zich terugtrekken achter de voordeur omdat ze het gevoel hebben niet mee te tellen, een diep wantrouwen koesteren jegens de overheid en officiële instanties en vatbaar zijn voor nepnieuws. Er zijn te veel kinderen die taalarm opgroeien en daar de rest van hun leven de gevolgen van ondervinden.

Er bestaat helaas geen quick fix, daarvoor is de groep laaggeletterden te divers en is de oorzaak meestal een ingewikkelde mix van factoren die elkaar versterken of opvolgen. Anders hadden de inspanningen van talloze bezielde professionals en vrijwilligers gedurende de afgelopen decennia intussen wel veel meer vruchten afgeworpen. Het aantal initiatieven en projecten op dit gebied is niet te tellen. Mijn Dropbox is gevuld met namen van stichtingen, instellingen, projectleiders en kartrekkers, bij gemeenten en roc’s proberen medewerkers onvermoeibaar een bijdrage te leveren, hogescholen en universiteiten doen onderzoek, er worden beleidsplannen geschreven, projecten opgezet, netwerken gevormd, conferenties belegd en data gedeeld. Er is voortschrijdend inzicht over taalverwerving, er zijn kennisbanken, nieuwsbrieven en appgroepen. De tijd, met alle ontwikkelingen die het leven steeds ingewikkelder maken, haalt ons voortdurend in.
Waarom schiet het nauwelijks op?
Alles overziend besloop me gaandeweg de gedachte dat we het probleem blijkbaar niet belangrijk genoeg vinden, dat we er onder de streep te weinig belangstelling voor kunnen opbrengen. Daar waar het namelijk wél het geval is, in regio’s waar dezelfde bezielende ambtenaren al jaren de kar trekken, worden in weerwil van weerbarstige landelijke randvoorwaarden, wél (bescheiden) resultaten geboekt.
Willen we als beschaafd land wérkelijk dat iedereen in Nederland een gerede kans krijgt taal- reken- en digitaalvaardig te worden? Willen we daarvoor alles uit de kast trekken?
Waarom hebben we het al meer dan vijftig jaar over ‘een leven lang ontwikkelen’ maar is dat vooral weggelegd voor hoogopgeleiden? [1] Terwijl laagopgeleiden er vanwege hun kwetsbare arbeidsmarktpositie juist het meest baat bij hebben? En waarom zijn werkgevers bereid om dure trainers in te huren voor het hoogopgeleide personeel, maar niet om te investeren in meer basisvaardigheden voor wie dat hard nodig hebben, maar er misschien niet om durven vragen?
Misschien laat het de geletterde meerderheid in wezen onverschillig. Waarom zou je je druk maken? Een mogelijk antwoord: omdat het óns probleem is.
Laaggeletterdheid erodeert de pijlers van een inclusieve samenleving door het creëren van ongelijkheid en uitsluiting. Wie daarmee kan leven zal dit boek waarschijnlijk niet lezen. Wie daar wél ongemakkelijk van wordt, zou zich moeten realiseren dat ‘wij’ het probleem zelf geschapen hebben.
Laaggeletterdheid is geen keus, maar vloeit voort uit ontoereikend onderwijs en een samenleving die steeds ingewikkelder wordt door digitale ontwikkelingen terwijl fysieke loketten sluiten. Het lijkt erop dat we een nieuwe onderklasse hebben gecreëerd.
Uit dit alles volgt dat het de plicht is van de taalvaardigen het beest in de bek te kijken en te bedwingen.
Hoe?
Door op de eerste plaats uit onze bubbel te kruipen en zorgvuldig te luisteren naar ervaringsdeskundigen. Dat gebeurt gelukkig steeds meer. En: heldere taal bezigen, dat is maatschappelijke winst die relatief makkelijk te behalen valt.

Maar ook door als overheid fors meer te investeren in bestrijding van armoede en zorg en onderwijs en de schotten tussen ministeries af te breken. Want laaggeletterdheid heeft te maken met álle Haagse portefeuilles. Er zijn langjarige onderwijsprogramma’s voor volwassenen nodig, ingebed in een solide structuur, en ontworpen in samenspraak met de mensen om wie het draait.
‘Onafhankelijkheid is mijn diploma’, zei een laaggeletterde die na een cursus haar draai in het leven had gevonden. Dat is wat taal kan doen.
Rineke van Houten
Onleesbare wereld – het dubbelleven van laaggeletterden, verschijnt op 28 oktober bij uitgeverij Balans.
[1] Thomas Bersee en Pia Deveneijns, ‘Scheefgroei in een leven lang ontwikkelen’, op sociaalbestek.nl, 2022.