Het is de taal, stupid!

Als journalist en schrijver dacht ik dat taal weinig geheimen voor me had. Dat had ik mis, bleek tijdens het werken aan mijn boek Onleesbare wereld, over laaggeletterdheid. Ik wist nog veel niet over taal. Dat wil zeggen: ik was me niet bewust van de enorme reikwijdte; taal kan een universum ontsluiten, maar een gebrek eraan kan dat universum op schrijnende wijze inperken.

De aanleiding om me in laaggeletterdheid te verdiepen, was mijn oma Marie. Jaren na haar dood ontdekte ik dat ze amper kon lezen en schrijven, en dat ze dat haar hele leven verborgen heeft gehouden. Het lot wilde dat ze trouwde met een man uit de krantenwereld, die na de Tweede Wereldoorlog directeur werd van de herrezen Twentsche Courant. In de tweede helft van Maries leven draaide thuis alles om de krant. Een kránt! Met letters, heel veel letters. Letters waar ze geen chocola van kon maken. Hoe moet dat toen voor haar geweest zijn, vroeg ik me af. En hoe zou het in de huidige wereld zijn, om slecht te kunnen lezen en schrijven? Dat het migranten aan basisvaardigheden kan ontbreken, snapte ik. Maar mensen die in Nederland naar school zijn gegaan? Hier geldt toch een leerplicht? De vragen buitelden over elkaar heen. Mijn journalistieke hart ging sneller kloppen en ik besloot op onderzoek te gaan.

In ‘Onleesbare wereld’ volg ik laaggeletterden dicht op de huid, trek met ze op, voer gesprekken en vraag ze honderduit. Ik laat wetenschappers en mensen uit het onderwijs aan het woord, ik duik in de geschiedenis en raadpleeg talloze rapporten en onderzoeken. Het werd een onthullende en soms onthutsende ontdekkingstocht. Kort gezegd had ik nogal opgesloten gezeten in mijn eigen comfortabele bubbel. Ik had geen idee van het bestaan van een ‘andere’ samenleving, waar taal geen rijkdom is maar een struikelblok kan zijn, en zelfs een barrière.

Mijn oma Marie overleed in 1972, vijf jaar voordat socioloog Kees Hammink met zijn baanbrekende onderzoek laaggeletterdheid in Nederland op de kaart zette. Zijn rapport betekende het formele begin van wat toen heette ‘alfabetisering’.

We zijn ruim een halve eeuw verder.

Om hoeveel mensen met te weinig basisvaardigheden het inmiddels gaat, boeit mij niet zo. Drie miljoen of 3,3 miljoen, afhankelijk van wie je meetelt: het zijn er simpelweg te veel. Te veel mensen die tegen hun zin ongeschoold werk doen of helemaal niet werken, ongezond zijn, in armoede en met schulden leven, zich terugtrekken achter de voordeur omdat ze het gevoel hebben niet mee te tellen, een diep wantrouwen koesteren jegens de overheid en officiële instanties en vatbaar zijn voor nepnieuws. Er zijn te veel kinderen die taalarm opgroeien en daar de rest van hun leven de gevolgen van ondervinden.

Rineke van Houten. Foto: Foto Tessa Posthuma de Boer

Er bestaat helaas geen quick fix, daarvoor is de groep laaggeletterden te divers en is de oorzaak meestal een ingewikkelde mix van factoren die elkaar versterken of opvolgen. Anders hadden de inspanningen van talloze bezielde professionals en vrijwilligers gedurende de afgelopen decennia intussen wel veel meer vruchten afgeworpen. Het aantal initiatieven en projecten op dit gebied is niet te tellen. Mijn Dropbox is gevuld met namen van stichtingen, instellingen, projectleiders en kartrekkers, bij gemeenten en roc’s proberen medewerkers onvermoeibaar een bijdrage te leveren, hogescholen en universiteiten doen onderzoek, er worden beleidsplannen geschreven, projecten opgezet, netwerken gevormd, conferenties belegd en data gedeeld. Er is voortschrijdend inzicht over taalverwerving, er zijn kennisbanken, nieuwsbrieven en appgroepen. De tijd, met alle ontwikkelingen die het leven steeds ingewikkelder maken, haalt ons voortdurend in.

Waarom schiet het nauwelijks op?

Alles overziend besloop me gaandeweg de gedachte dat we het probleem blijkbaar niet belangrijk genoeg vinden, dat we er onder de streep te weinig belangstelling voor kunnen opbrengen. Daar waar het namelijk wél het geval is, in regio’s waar dezelfde bezielende ambtenaren al jaren de kar trekken, worden in weerwil van weerbarstige landelijke randvoorwaarden, wél (bescheiden) resultaten geboekt.

Willen we als beschaafd land wérkelijk dat iedereen in Nederland een gerede kans krijgt taal- reken- en digitaalvaardig te worden? Willen we daarvoor alles uit de kast trekken?

Waarom hebben we het al meer dan vijftig jaar over ‘een leven lang ontwikkelen’ maar is dat vooral weggelegd voor hoogopgeleiden? [1] Terwijl laagopgeleiden er vanwege hun kwetsbare arbeidsmarktpositie juist het meest baat bij hebben? En waarom zijn werkgevers bereid om dure trainers in te huren voor het hoogopgeleide personeel, maar niet om te investeren in meer basisvaardigheden voor wie dat hard nodig hebben, maar er misschien niet om durven vragen?

Misschien laat het de geletterde meerderheid in wezen onverschillig. Waarom zou je je druk maken? Een mogelijk antwoord: omdat het óns probleem is.

Laaggeletterdheid erodeert de pijlers van een inclusieve samenleving door het creëren van ongelijkheid en uitsluiting. Wie daarmee kan leven zal dit boek waarschijnlijk niet lezen. Wie daar wél ongemakkelijk van wordt, zou zich moeten realiseren dat ‘wij’ het probleem zelf geschapen hebben.

Laaggeletterdheid is geen keus, maar vloeit voort uit ontoereikend onderwijs en een samenleving die steeds ingewikkelder wordt door digitale ontwikkelingen terwijl fysieke loketten sluiten. Het lijkt erop dat we een nieuwe onderklasse hebben gecreëerd.

Uit dit alles volgt dat het de plicht is van de taalvaardigen het beest in de bek te kijken en te bedwingen.

Hoe?

Door op de eerste plaats uit onze bubbel te kruipen en zorgvuldig te luisteren naar ervaringsdeskundigen. Dat gebeurt gelukkig steeds meer. En: heldere taal bezigen, dat is maatschappelijke winst die relatief makkelijk te behalen valt.

Maar ook door als overheid fors meer te investeren in bestrijding van armoede en zorg en onderwijs en de schotten tussen ministeries af te breken. Want laaggeletterdheid heeft te maken met álle Haagse portefeuilles. Er zijn langjarige onderwijsprogramma’s voor volwassenen nodig, ingebed in een solide structuur, en ontworpen in samenspraak met de mensen om wie het draait.

‘Onafhankelijkheid is mijn diploma’, zei een laaggeletterde die na een cursus haar draai in het leven had gevonden. Dat is wat taal kan doen.

Rineke van Houten
Onleesbare wereld – het dubbelleven van laaggeletterden, verschijnt op 28 oktober bij uitgeverij Balans.

[1] Thomas Bersee en Pia Deveneijns, ‘Scheefgroei in een leven lang ontwikkelen’, op sociaalbestek.nl, 2022.

Roeien op Aruba

Stel je voor, een eiland zo groot als Texel. Gelegen in het Caribisch gebied, omringd door de blauwe Caribische zee. Temperatuur op het eiland: 30 graden het hele jaar door. Watertemperatuur, zo’n 27 graden.Voornaamste bron van inkomsten: toerisme, voornamelijk Amerikaanse gasten. Die genieten van het witte strand, het warme weer en de blauwe zee. Maken veel uitstapjes met boten, zoals grote catamarans, waarmee ze gaan snorkelen en van de “sunset” genieten.

Is er op dit eiland misschien een roeivereniging? Nee. Toch wordt er geroeid.

Er was eens een ‘heer van stand’. Hij kwam van Nederland, waar hij naast rechter ook voorzitter van een burger-roeivereniging was, naar Aruba. Bij zijn oude roeivereniging was in de jaren 90 een afdeling in het leven geroepen die roeide met mensen met een beperking, onder de toepasselijke naam roeivalidatie. Waar veel sporten waarbij lopen bijvoorbeeld nodig is, lastig te beoefenen zijn, geldt dit voor roeien niet. Door te komen roeien, komen deze mensen ook uit hun sociaal isolement, waarmee ze door hun beperking vaak te maken hebben.

De ‘heer van stand’ nam dit concept in 1996 mee naar Aruba om er een stichting voor roeivalidatie op te richten onder de naam Fundashon Arubano pa Remavalidashon (FARVa). Dat betekent Arubaanse Stichting voor Roeivalidatie. Een jaar na de oprichting kon er geroeid worden! Er werd in Nederland een wherry aangeschaft, een roeiboot voor twee personen plus stuurman (m/v). Onderkomen werd gevonden in de loods van een voormalige duikschool, aan het strand van de Paardenbaai, waar de hoofdstad van het eiland, Oranjestad, aan gelegen is.

Iedere zaterdagochtend wordt er sindsdien geroeid door en groepje ‘cliënten’ en een groep vrijwilligers. De ‘cliënten’ van deze stichting hebben allemaal een lichte geestelijke beperking, kunnen zich soms met moeite of nauwelijks mondeling uitdrukken. Omdat sommigen niet zelfstandig kunnen roeien, is er een extra bankje in de roeiboot aangebracht waarop een van de vrijwilligers kan zitten om te helpen. In de loop van de jaren zijn er wel diverse cliënten die zelfstandig roeien onder de knie hebben gekregen. Anderen kunnen dat helemaal niet, maar komen mee naar het strand en zitten een rondje naast de stuurman om zo ook op het water te komen. Er wordt ook gevaren met kayaks, ook net zo met een vrijwilliger.

Roeien in Nederland is anders dan in Aruba. Waar roeiers in Nederlands vanaf de kant of stijger in de boot stappen en hun schoenen drooghouden, leggen roeiers in Aroba de boot in het water en stappen tot aan hun knieën in het aangenaam warme water. En hoewel de boot al 30 jaar oud is, is deze goed onderhouden. Zo zijn de spanten door het water aangetast en moesten worden vervangen. Dat is gebeurd in eigen beheer, zodat de ‘cliënten’ kunnen blijven roeien.

De Arubaanse Stichting voor Roeivalidatie is een vreemde eend in de bijt van dit eiland. Maar het voornaamste is dat het gaat om mensen die iets extra’s nodig hebben en verdienen. En het geeft voldoening om hieraan mee te werken en dit te helpen realiseren.

Evert Bongers, vrijwilliger bij FARVa

https://www.youtube.com/watch?v=Hi7vNoI8xFc

Zeilstichting Aeolus: al meer dan 40 jaar bijzondere zeilkampen

Zeilstichting Aeolus gaat elke zomer op kamp met jongeren die het echt verdienen. Met zeilen als middel kunnen deze jongeren een week helemaal loskomen en weer even kind zijn. Vrijwilligers zetten zich ook deze zomer weer in om een paar mooie weken te realiseren.

Van studentenclubje tot stichting

In 1981 besloten twee studenten uit Groningen een stichting op te richten onder de naam Aeolus, vernoemd naar de Griekse god van de wind. Onder deze vlag organiseerden zij samen met een kleine groep vrienden zeilkampen voor middelbare scholen. Na een paar turbulente jaren begon Aeolus langzaam te veranderen van een zeilende vriendengroep in een stichting met maatschappelijke idealen en doelstellingen. Eind 1987 besloot het bestuur een andere koers te varen en werd de huidige doelstelling geformuleerd. Aeolus moest gaan zeilen met jongeren die om medische, psychische, sociale of financiële redenen net even wat meer aandacht verdienen. In 1988 werd het eerste kamp met de huidige doelstelling een feit: er werd een zeilkamp georganiseerd voor een groep jongeren met een lastige thuissituatie.
Waar eerst nog vooral met eigen materialen werd gezeild en gekampeerd, werd het door de uitbreiding van het aantal kampen mogelijk om met de stichting materialen aan te schaffen, zoals kooktoestellen en pannensets, maar ook draaiboeken en zangbundels. Ook de organisatie breidde zich uit. Het bestuur groeide, er werden commissies opgericht en er kwamen steeds meer vrijwilligers. Inmiddels heeft Aeolus een zolder vol kampmateriaal, zes verschillende commissies en ongeveer zeventig vrijwilligers die elk jaar weer mee willen op kamp. Op het hoogtepunt werden er zelfs 20 kampen per jaar georganiseerd! Corona leverde helaas weer wat turbulente jaren, maar gelukkig is de spirit van Aeolus nooit verdwenen en staan er elk jaar weer vrijwilligers te springen om kampen te begeleiden.

Zeilen als middel

Aeolus organiseert zeilkampen. In tegenstelling tot veel andere zeilkampen is het leren zeilen echter niet het einddoel. Zeilen is slechts een middel voor vervoer, daginvulling en plezier! Jongeren die graag wat meer willen leren zeilen kunnen dit op kamp zeker doen, maar dit is absoluut niet verplicht. Zeilboten bieden echter een perfecte context om lekker tot rust te komen op het water, échte Aeolus-spelletjes als boeibal en de druifolympics te spelen, liedjes te zingen en te genieten.

Doelgroep

Aeolus gaat op kamp met jongeren die anders misschien niet de mogelijkheid zouden hebben om op vakantie te gaan. De kampen worden altijd georganiseerd met een andere organisatie. Zo kunnen expertises goed gecombineerd worden. Aeolus regelt het kamp en alles wat daaraan vastzit, de organisatie kent de jongeren en kan hier dus goed op inspelen. De jongeren die meegaan hebben vaak al enorm veel hulpverleners om zich heen. Aeoliërs proberen dit juist niet zijn, om zo ook daarin een week ruimte te kunnen bieden. Ondertussen zijn er al tal van kampen georganiseerd, voor kinderen uit gezinshuizen en pleeggezinnen, vluchtelingenkinderen, jonge mantelzorgers, kinderen met een ingewikkelde thuissituatie, kinderen uit gezinnen met armoede en noem maar op.

De magie van een kamp

Een zeilkamp van Aeolus duurt vijf dagen, van maandag tot vrijdag. Op maandag komt de groep aan en doen vrijwilligers alles om zo snel mogelijk het water op te gaan. Het zeilen kan beginnen! De eerste dag is het vaak wennen voor jongeren. Op kamp ontmoeten ze immers nieuwe jongeren en vrijwilligers en is de gang van zaken totaal anders dan thuis. Gelukkig wennen jongeren vaak snel. De kampen hebben een vaste dagstructuur, waardoor iedereen gauw in het kampritme komt. Het is elke keer weer mooi om te zien hoe de magie van een kamp zijn werk doet: waar jongeren aan het begin van de week nog moeten wennen, soms met het nodige geklaag, zijn ze aan het einde van de week volledig overgenomen door de Aeolus spirit.

Een kamp van Aeolus gaat volledig terug naar de basics, om jongeren zo het authentieke kampeergevoel mee te geven. Zo slapen de jongeren bijvoorbeeld op de zeilboten onder een dektentje, wordt er gekookt op gaspitten en zijn de bosjes de wc voor de week. Tijdens deze week worden, naast het zeilen, talloze activiteiten ondernomen. Zo wordt er gezongen en gezwommen, worden er kampvuurtjes gebouwd en spellen gespeeld en wordt de week altijd afgesloten met een bonte avond.

In een week ontpoppen jongeren en komen ze even helemaal los van hun thuis. Een van de voordelen van het kamperen is bijvoorbeeld dat er een week geen stroom is, waardoor schermpjes al snel leeg zijn. Verder biedt een kamp veel zelfstandigheid en vrijheid aan jongeren, waarin ze in de natuur volledig kunnen uitrazen. Dit leidt elk jaar weer tot bijzondere ervaringen, voor zowel jongeren als vrijwilligers. Zo vertelde een vrijwilliger: “Op mijn laatste kamp heb ik een jongen een appel leren schillen en kreeg hij zo wat zelfstandigheid. Een andere jongere, die zich erg volwassen en stoer voordeed, kwam volledig los bij de soms enigszins kinderlijke spelletjes. Het was enorm tof om te zien hoe hij weer even kind kon zijn.”

Een eerste verliefdheid, vriendschappen voor langere tijd of simpelweg een weekje zelfstandigheid en vrijheid: alles is mogelijk voor de jongeren. Al met al heeft Zeilstichting Aeolus een succesformule die nu al bijna 45 jaar leidt tot geslaagde kampen!

Wijkiftar in Eindhovens Woensel-West verbindt buurtgenoten

Igor Vermeer/Trudo.

Op vrijdag 21 maart heerste er een gezellige drukte op het Celsiusplein in het Eindhovense Woensel-West. Aan lange tafels genoten honderden buurtgenoten van de zesde editie van de wijkiftar: de maaltijd om tijdens de Ramadan het vasten te breken na zonsondergang.

De wijkiftar is een initiatief van Mohamed Bellahssen van restaurant Chomicha. Aan de lokale omroep Studio040 vertelde hij over hoe het de afgelopen jaren steeds groter is geworden: ‘Bij de eerste editie hadden we deze opkomst niet verwacht. Ik dacht: als er ongeveer tachtig mensen komen, dan zijn we er blij mee. Maar uiteindelijk kwamen er ongeveer driehonderd mensen.’

Voor iedereen

In de afgelopen zes jaar is de wijkiftar uitgegroeid tot een geliefd evenement voor jong en oud, ongeacht religieuze of culturele achtergrond. Het is dus zeker niet alleen voor moslims, aldus Bellahssen. ‘Iedereen is altijd enthousiast, of ze nou islamitisch zijn of niet.’ Vanwege de groeiende populariteit doen er ook andere restaurants en vele andere buurtpartners en vrijwilligers mee. Dankzij hen was de avond gevuld met gastvrijheid en smakelijke gerechten. Er was gratis soep, vers brood en salades en ook de drankjes hoefden niet betaald te worden. Een maaltijd bij een van de foodtrucks kostte vijf euro.

Avond van verbinding

Maar de wijkiftar is veel meer dan een maaltijd. De tafels waren niet alleen met eten, maar vooral ook met verhalen gevuld. Bellahssen: ‘Het is echt een avond vol verbinding, en we hopen dat dit bijdraagt aan een leefbare buurt waarin iedereen zich thuis voelt.’ Voor ongeveer 250 mensen met een smalle beurs was het helemaal een bijzondere avond. Zij kregen een uitnodiging en hoefden nergens voor te betalen. En natuurlijk was stamgast Jeroen Dijsselbloem ook van de partij.

Bron: Trudo

Aanpak laaggeletterdheid: goed nieuws en slecht nieuws 

Door: Thomas Bersee, adviseur educatie en participatie

In december verschenen er twee rapporten: Resultaten PIAAC 2023 en Taalhuizen doen ertoe! Beide rapporten bevatten zowel goed nieuws als slecht nieuws. Afgelopen december liep het landelijke actieprogramma Tel mee met Taal 2021–2024 af. Er komt geen doorstart, maar de strijd tegen laaggeletterdheid gaat door, zij het in afgeslankte vorm. Hieronder een nieuwjaarsbespiegeling.

Resultaten PIAAC 2023

Op 10 december nam staatssecretaris Mariëlle Paul van OCW het rapport Resultaten PIAAC 2023 in ontvangst. In het PIAAC (Programme for the International Assessment of Adult Competencies) worden elke tien jaar de functionele lees- en rekenvaardigheden van volwassenen (16 - 65 jaar) wereldwijd onderzocht. Er doen meer dan 30 landen mee en de scores worden met elkaar vergeleken.

Opluchting: Nederland in de top 5

Het PIAAC-rapport bevat zowel goed als slecht nieuws. Het goede nieuws is dat Nederland behoort tot de top 5 van de best presterende landen. Met een relatief hoog percentage ‘hooggeletterden’ en een laag percentage laaggeletterden (16% versus een OESO-gemiddelde van 26%) is Nederland een koploper in taal- en rekenvaardigheden. Alleen Finland, Japan, Zweden en Noorwegen doen het beter. Dit is natuurlijk een hele opluchting, vooral gezien de eerdere paniek over de slechte resultaten van de Nederlandse scholieren. Enkele jaren terug kwam naar voren dat een kwart van de 15-jarigen het risico loopt om laaggeletterd van school te komen.

Ouderen

Toch is PIAAC 2023 niet alleen iets om over te juichen. Omgerekend naar absolute aantallen gaat het in Nederland toch nog altijd om ongeveer 2,2 miljoen laaggeletterde volwassenen (16 -65 jaar). Groepen die daarin zijn oververtegenwoordigd zijn mensen met Nederlands als tweede taal, mensen met een opleiding onder niveau MBO-2 en mensen die niet actief zijn op de arbeidsmarkt. In Nederland is aanvullend onderzoek gedaan naar ouderen. Wanneer zij worden meegerekend, zijn de cijfers nog zorgwekkender. Wie minder actief wordt, loopt het risico om vaardigheden te verliezen. Specifiek voor ouderen geldt daarom het devies “use it, or lose it”. In de leeftijdsgroep 66 – 75 jaar scoort 39% op het laagste taalniveau en 33% op het laagste rekenniveau. Het gaat om ongeveer 860.000 mensen.

3 miljoen laaggeletterden

Tien jaar geleden telde Nederland 2,5 miljoen laaggeletterde volwassenen (16 – 75 jaar). Inmiddels is dat opgelopen tot meer dan 3 miljoen. Dit betekent dat 20%, oftewel 1 op de 5 volwassenen, moeite heeft met lezen en/of rekenen. Laaggeletterdheid heeft niet alleen impact op de individuele zelfredzaamheid, maar is ook een bron van sociale ongelijkheid. Het is jammer dat na zoveel aanvalsplannen en actieprogramma’s, het niet is gelukt om het aantal laaggeletterden omlaag te brengen.

Het is jammer dat na zoveel aanvalsplannen en actieprogramma’s, het niet is gelukt om het aantal laaggeletterden omlaag te brengen.

Taalhuizen doen ertoe!  

In december publiceerde de Certificeringsorganisatie Bibliotheekwerk, Cultuur en Taal (CBCT) het onderzoeksrapport Taalhuizen doen ertoe!  Een taalhuis is een lokaal samenwerkingsverband van diverse organisaties zoals de bibliotheek, een welzijnsinstelling, het ROC en een private taalaanbieder. De gemeente fungeert als opdrachtgever en regievoerder en ontvangt hiervoor jaarlijks vanuit het Rijk een zogeheten WEB-budget voor de inkoop van educatietrajecten.

Zorg over gemeentelijke regierol

Het goede nieuws is dat er inmiddels 200 taalhuizen zijn en dat ze een sleutelrol vervullen bij de plaatselijke aanpak van laaggeletterdheid. Het minder goede nieuws is dat het educatieve aanbod, de kwaliteit en toekomstbestendigheid van het taalhuis per gemeente sterk verschilt. Er zijn er die volop floreren met een rijk gevarieerd aanbod, terwijl anderen een moeizaam en onzeker bestaan lijden. Het Rijk heeft bij de strijd tegen laaggeletterdheid al sinds 1996 gekozen voor een decentrale aanpak. De wisselvallige regievoering door gemeenten staat echter de landelijke opbouw van een uniforme en duurzame educatieve infrastructuur in de weg. De hoop is dat Rijk en gemeente samen een manier vinden om de gemeentelijke regierol te versterken om overal in het land een gelijkwaardig aanbod te waarborgen versterken.

De hoop is dat Rijk en gemeente samen een manier vinden om de gemeentelijke regierol te versterken om overal in het land een gelijkwaardig aanbod te waarborgen versterken.

Tel mee met Taal: geen doorstart, maar de strijd gaat door  

Afgelopen december liep het Actieprogramma Tel mee met Taal 2021 – 2024 ten einde. Een doorstart of een nieuw programma komt er niet. En al helemaal niet een verdubbeling van het educatiebudget zoals dat door de SER en de Unesco Commissie Nederland wordt bepleit. Dat is slecht nieuws.

Het goede nieuws is dat vanuit het Rijk de aanpak van laaggeletterdheid wordt voortgezet. Dit wel met minder middelen. Stichting Lezen & Schrijven en het Expertisepunt Basisvaardigheden behouden financiële ondersteuning. Voor de gemeenten is er voor 2025 een WEB-budget van in totaal 100,4 miljoen euro beschikbaar, en in 2026 wordt dat teruggebracht tot 81,5 miljoen euro. Het gaat om een specifieke uitkering (SPUK) voor de inkoop van educatietrajecten, maar anders dan voorheen ook voor ondersteunende activiteiten zoals werving, gemeentelijke planvorming en regionale samenwerking. Budgetten veranderen, en actieprogramma’s vergaan, maar de strijd tegen laaggeletterdheid zal altijd bestaan.

Budgetten veranderen, en actieprogramma’s vergaan, maar de strijd tegen laaggeletterdheid zal altijd bestaan.


 Bronnen

Voor een samenvatting van de Nederlandse resultaten van PIAAC: PIAAC 2023.

Zie voor het CBTC-onderzoek: Taalhuizen doen ertoe!.

Voor meer informatie over het landelijke programma: Tel mee met Taal

Voor de gemeenten komt eerdaags een handreiking beschikbaar voor de besteding van het WEB-budget.

De Magie van Voorlezen: SCHUNCK Bibliotheek en de Nationale Voorleesdagen

Bij SCHUNCK kijken we reikhalzend uit naar de Nationale Voorleesdagen van 22 januari t/m 1 februari. De Nationale Voorleesdagen vormen een uitgelezen kans om jonge kinderen en hun ouders te betrekken bij de wonderlijke wereld van boeken en verhalen.

Waarom voorlezen zo belangrijk is

Voorlezen is meer dan alleen een gezellig moment tussen ouder en kind. Het is een cruciale activiteit die bijdraagt aan de cognitie- en taalontwikkeling van kinderen. Wanneer kinderen regelmatig worden voorgelezen, maken hun hersenen nieuwe verbindingen aan en leren ze nieuwe woorden. Dit is essentieel voor hun voorbereiding op school en hun verdere leven. Ouders hebben hierin een cruciale rol. Taal is de sleutel tot kennis en communicatie, en een sterke basis hierin opent de deuren naar een succesvolle toekomst. En dat, noemen wij de kracht van taal.

De rol van de bibliotheek anno 2025

Traditioneel gezien is de bibliotheek, met haar gratis lidmaatschap voor kinderen, een plek waar kinderen en ouders boeken kunnen halen. Dat kan natuurlijk nog steeds, maar tegenwoordig werkt de bieb ook proactief aan taal- en leesbevordering in de regio. We helpen ouders, opvoeders, scholen en de kinderopvang actief door hen te laten zien hoe ze een talige omgeving voor hun kind kunnen bieden. Door het jaar heen programmeren we zowel in de bieb als daarbuiten (veelal gratis) activiteiten waarin verhalen een centrale rol spelen. Deze activiteiten organiseren we voor alle gezinnen met kinderen. Daarbij zijn ze al tijdens de zwangerschaps- en babyfase welkom. Echt voor álle leeftijden dus. Ook voor gezinnen met andere moedertalen dan het Nederlands. Spelenderwijs brengen we kinderen en hun opvoeders in aanraking met taal in de breedste zin van het woord.

Taal is de sleutel tot kennis en communicatie, en een sterke basis hierin opent de deuren naar een succesvolle toekomst.
En dat, is de kracht van taal. 

De Nationale Voorleesdagen in SCHUNCK

Tijdens de Nationale Voorleesdagen, van 22 januari t/m 1 februari, organiseren we een gevarieerd programma voor baby's, dreumesen, peuters, kleuters én hun grote mensen. Elk onderdeel van het programma is zorgvuldig samengesteld om de magie van voorlezen tot leven te brengen. Alle activiteiten zijn gratis toegankelijk, zodat iedereen de kans krijgt om deel te nemen.

  • Voorleesontbijtjes: Tijdens de reguliere voorleeshalfuurtjes serveren we in deze periode een voorleesontbijtje. Ouders en kinderen kunnen lekker smikkelen, terwijl ze luisteren naar prachtige verhalen. Een heerlijke en gezellige manier om de dag te beginnen én je kindje enthousiast te maken over boeken.

  • Verkleedvoorstelling Rinus: Verhalen komen tot leven tijdens onze interactieve theatervoorstellingen. Onze acteurs brengen bekende prentenboeken tot leven, waarbij kinderen actief kunnen deelnemen. Dit stimuleert niet alleen hun verbeeldingskracht, maar ook hun betrokkenheid bij verhalen.

  • Het Mooie Prentenboekenbal: Het hoogtepunt van onze programmering is Het Mooie Prentenboekenbal. Tijdens dit evenement brengen we de Prentenboeken Top-10 tot leven met diverse workshops en activiteiten: kinderen kunnen onder meer leeuwenlessen volgen, op avontuur met Vos en Vis of genieten van de verkleedvoorstelling Rinus. Fantasie, spelen en actief beleven staan centraal.
  • Educatief programma voor peuteropvang en kinderdagverblijven

    Naast ons publieksprogramma bieden we ook een educatief programma aan voor peuteropvang en kinderdagverblijven in Heerlen.

  • Voorleesmomenten: In samenwerking met de leid(st)ers besteden we in de groepen aandacht aan het Prentenboek van het Jaar, Rinus. Dit boek over een nieuwsgierige neushoorn en zijn opa, vormt de basis voor vier interactieve voorleesmomenten gedurende de week.
  • Lees- en Doetips: Daarnaast ontvangen de ouders lees- en doetips om ook thuis verder te gaan met (voor)lezen. Zo voorzien we een brug tussen de opvang en thuis, waardoor kinderen continu worden gestimuleerd in hun taalontwikkeling.
  • Bibliotheekbezoek: Aansluitend komen de leid(st)ers met hun kinderen naar hun lokale bibliotheekvestiging om daar samen te genieten van een voorleesmoment van Rinus.
  • Onze motivatie

    Door kinderen al op jonge leeftijd in aanraking te laten komen met boeken en verhalen, leggen we een stevig fundament voor hun toekomstige educatie. We willen ouders inspireren om taal en/of voorlezen een vast onderdeel van hun dagelijkse routine te maken en zo bij te dragen aan de ontwikkeling van hun kinderen. We nodigen dan ook iedereen uit om deel te nemen aan ons programma en samen met ons de magie van voorlezen te ontdekken.

    Voor meer informatie en het volledige programma, bezoek onze website: SCHUNCK Nationale Voorleesdagen.

    Vrijheid is ook een werkwoord in Middelburg

    Door: Jeroen Louws, wethouder gemeente Middelburg

    Middelburg is een stad van vrijheden en mensenrechten. De gemeente probeert de internationale normen uit de mensenrechtenverdragen zo goed mogelijk toe te passen bij het omgaan met maatschappelijke kwesties zoals armoede, participatie van mensen met een beperking, huiselijk geweld en discriminatie. Zo proberen we een inclusieve gemeenschap te zijn waarin mensen elkaar respecteren en dus een gemeenschap waarin mensen in harmonie kunnen leven.

    Maar ook in een stad waar elk jaar een mensenrechtenactivist onderdak krijgt vanuit het project Shelter City én een thema als het slavernijverleden niet tot grote polarisatie leidt maar bijna eensgezind tot excuses, is het hard werken onder het huidige politieke gesternte. Een locatiezoektocht naar een nieuw AZC is door de landelijk verklaarde ‘asielcrisis’ ingewikkelder dan nodig; racistische of antisemitische incidenten in het land zorgen ook hier voor onrust onder onze islamitische en Joodse gemeenschap. In een gemeente met de nieuwe tekst van artikel 1 van de grondwet aan de muur van de raadzaal is ‘vrijheid’ een werkwoord geworden. Een werkwoord als er hakenkruizen worden getekend op de lokale synagoge, een werkwoord als er regenboogbankjes worden beklad.

    In Middelburg gaan we die ‘strijd’ overigens met overtuiging aan. Wij willen dat iederéén zich thuis voelt en blijft voelen binnen in onze gemeente. Ongeacht geloof, levensovertuiging, politieke gezindheid, seksuele geaardheid, kleur, handicap of sekse. Samen optrekkend met kerken, organisaties en bewonersgroepen, geven we dus invulling aan ‘de dialoog’ waar nu overal toe wordt opgeroepen. Als bestuur proberen we zo ook in moeilijke tijden in contact te blijven met àl onze inwoners. Door niet meteen selectief verontwaardiging uit te spreken of partij te kiezen, maar door problemen vanuit alle perspectieven te benaderen. Daarom hesen wij eind vorig jaar de wereldvredevlag.

    Die houding trekken we al jarenlang door in veel van wat we doen. In het participatieverklaringstraject laten we onze ‘nieuwe’ Middelburgers kennis maken met de rechten, plichten en kernwaarden van de Nederlandse samenleving door een bezoek aan ons Etty Hillesumhuis. Dit geboortehuis van de beroemde Joodse schrijfster is een prominente organisatie die we inzetten om onze inwoners elkaar beter te leren kennen en begrijpen. De tekst op haar Middelburgse geboortehuis aan het Molenwater schetst perfect waar iedere wereldburger op dit moment behoefte aan heeft: ‘Op iedere plek van deze aarde is men ’thuis’, wanneer men alles in zich draagt’. Het bezoek levert niet uitgezonderd indrukwekkende reacties op én verbazing dat de schrijfster in de moeilijke omstandigheden van de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog altijd begrip voor anderen bleef houden. Basis- en middelbare scholen bieden we voor hun scholieren de mogelijkheid tot een vergelijkbaar bezoek. In onrustige tijden wordt er gretig gebruik gemaakt van de daarvoor verstrekte vrijkaarten.

    De waarden die we nastreven houden we ook fier overeind bij het opvangen van vluchtelingen binnen onze gemeentegrenzen, ongeacht wat er in Den Haag gebeurt. Al voor en zonder de spreidingswet deden we wat we konden en ook in de afspraken van de regiodeal staan we voor onze waarden en garant voor opvang de komende decennia. We zijn er trots op dat we samen met de Zeeuwse gemeenten in staat zijn ‘ons’ deel van die opgaven te realiseren. De opstelling van het kabinet en de donkere wolken boven de spreidingswet baren alleen wel grote zorgen. In gesprek met de stad én het COA over een nieuwe AZC-locatie kunnen we allerlei onzekerheden bij het COA goed missen.

    De dreigende versobering is helemaal een doorn in het oog. In de huidige Middelburgse opvang is bijvoorbeeld met de ‘Meedoenbalie’ een vorm gevonden waarmee nieuwkomers met vrijwilligerswerk kunnen participeren en zo snel mogelijk integreren in de Middelburgse samenleving. Voor de nieuwkomers niet alleen een manier om iets terug te doen voor de gemeenschap, maar ook een kans om nieuwe vaardigheden te ontwikkelen, de Nederlandse cultuur beter te begrijpen en hun netwerk in de samenleving uit te breiden.

    Omdat wij vluchtelingen onderdeel van onze samenleving willen laten worden, roepen we het kabinet dan ook op alle mogelijke manieren op om betere keuzes te maken. Met maatregelen om verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd af te schaffen, Syrië veilig te verklaren en de duur van tijdelijke verblijfsvergunningen van 5 naar 3 jaar te verkorten, wordt het bijna onmogelijk voor nieuwkomers hun plek te vinden in de samenleving en een bijdrage daarin te leveren. Omdat een echt toekomstperspectief er pas komt als statushouders gaan deelnemen, willen en zullen wij de opvang niet onder de dreigende ondergrens laten zakken.

    Middelburg vindt dat we zorg moeten dragen voor mensen die uit angst voor oorlog, geweld en onderdrukking hun land hebben moeten ontvluchten. Dit zijn juist die mensen waar we een eed of gelofte hebben afgelegd aan de net genoemde grondwet. In Middelburg is iederéén gelijk.

    Wat helpt je bij het vinden van werk: verplichtingen, leerdoelen, of autonomie?

    Door: Marloes Lammers, Suzanne Lagerveld en Sabine Knook, kennisadviseurs bij UWV

    Verplicht solliciteren, werkt dat eigenlijk wel?

    Als je een WW-uitkering hebt, dan moet je wettelijk aan bepaalde verplichtingen voldoen. Zoals de inspanningsplicht: dat houdt in dat je voldoende je best moet doen om werk te vinden. Het UWV beoordeelt of de inspanningen van een WW-gerechtigde voldoende zijn. Hierbij hanteert het UWV in principe een ondergrens van vier sollicitatieactiviteiten per vier weken: de sollicitatieplicht. Deze ‘4x4’-eis is inmiddels een begrip binnen de WW. Iedereen die een WW-uitkering krijgt moet voldoen aan die 4x4-verplichting, tenzij er een vrijstelling of ontheffing is gegeven door de adviseur werk.

    Adviseurs werk van het UWV geven aan dat zij de huidige sollicitatieplicht niet altijd zinvol vinden. Bijvoorbeeld voor (oude) WW-gerechtigden met een lage kans op werk, WW-gerechtigden die nog niet ‘werkfit’ zijn voor WW-gerechtigden die al een baan in het vooruitzicht hebben. Waarom zouden zij verplicht moeten solliciteren? Bovendien is de huidige ‘4x4’ vooral gericht op het aantal sollicitatieactiviteiten, terwijl juist ook de kwaliteit van de sollicitatieactiviteiten ertoe doet. Tot slot werkt zo’n opgelegde plicht niet per se motiverend. Persoonlijke begeleiding en kijken welke afspraken daarbij helpen, levert misschien wel meer op.

    Of en hoe een sollicitatieplicht bijdraagt aan meer mensen die werk vinden, weten we niet precies. Daarom onderzoeken het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het UWV of de huidige ‘4x4’ wel de beste manier is om de inspanningsplicht vorm te geven. De inzichten uit het onderzoek kunnen we gebruiken bij het inrichten van nieuw beleid én de dienstverlening van het UWV. Met als doel om mensen sneller en duurzaam uit de WW te helpen.

    Een grootschalig onderzoek onder meer dan 100.000 WW-gerechtigden vanaf 2025

    Aan het onderzoek doen ruim 100.000 WW-gerechtigden mee. Mensen die vanaf 2025 instromen in de WW krijgen te maken met één van drie varianten van de inspanningsplicht:

    1. Status Quo (huidige werkwijze)

    De standaard verplichting van vier sollicitatieactiviteiten per vier weken en de handhaving hierop. Elke WW-gerechtigde moet in principe iedere vier weken sollicitatieactiviteiten doorgeven in een geautomatiseerd systeem. Heb je een relatief lage kans om snel weer werk te vinden? Dan krijg je binnen twee maanden na start van de WW-uitkering een persoonlijk gesprek met de adviseur werk van UWV. Anders kan het wel zes maanden duren voordat je een eerste gesprek hebt. Aannemen van passend werk en verschijnen op gesprekken met de adviseur werk zijn verplicht;

    2. Eigen initiatief

    Werk zoeken zónder inspanningsplicht. Je mag zelf bepalen hoe vaak en op welke manier je naar werk zoekt, en welk werk je al dan niet aanneemt. Het UWV controleert dus ook niet op de inspanningsplicht. Het UWV blijft wel de reguliere dienstverlening aanbieden. Maar je bent niet verplicht om hier gebruik van te maken. De adviseur stelt zich op als een coach. Hij probeert de WW-gerechtigde intrinsiek te motiveren, zonder enkele dwang of drang;

    3. Individuele afspraken

    Geen standaard sollicitatieverplichting, maar samen met het UWV individuele afspraken maken over zinvolle sollicitatieactiviteiten. Om deze afspraken te kunnen maken, spreekt het UWV álle WW-gerechtigden binnen twee maanden na start van de WW-uitkering. Het UWV vraagt je om zelf na te denken over wat je zou willen leren en wat je zou helpen bij het zoeken naar werk. Hiervoor maak je een persoonlijk plan. De inspanningsplicht blijft gelden: het UWV checkt de kwaliteit en het aantal sollicitatieactiviteiten uit het persoonlijk plan. De adviseur stelt zich op als coach.

    Alle Werkbedrijf-vestigingen van UWV gaan vanaf 2025 aan de slag met dit onderzoek. Iedere vestiging voert de varianten ‘status quo ‘ en ‘eigen initiatief’ uit. Ongeveer één op de drie vestigingen doet daarnaast de variant ‘individuele afspraken’. Deze wordt uitgevoerd door adviseurs werk die specifiek alleen deze variant uitvoeren. Zij krijgen daar een speciale training voor.

    Waarop worden de verschillende varianten beoordeeld?

    De resultaten die de verschillende varianten opleveren houden we nauwlettend in de gaten. We kijken in ieder geval naar:

  • De inzet van dienstverlening in de verschillende varianten
  • De uitstroom uit de uitkering, naar werk
  • De opbrengsten van de dienstverlening versus de kosten
  • De persoonlijke beleving en het gedrag van cliënten
  • Uitvoerbaarheid voor UWV(-medewerkers)
  • Vanaf september 2024 zijn drie Werkbedrijf-vestigingen al aan de slag met de drie varianten, in de vorm van een pilot. Het doel van de pilot is om eventuele knelpunten op te lossen vóórdat het experiment vanaf 2025 landelijk wordt uitgerold onder een groot aantal WW-gerechtigden.

    Hoe raakt dit UWV-experiment de gemeenten?

    Bij WW-gerechtigden die eerder werkten bij een werkgever die loonkostensubsidie voor hen ontving (hierna: een LKS’er) is de gemeente verantwoordelijk voor de ondersteuning naar werk, en niet het UWV.

    Wanneer het UWV een LKS’er doorverwijst naar de gemeente voor hulp bij re-integratie, dan informeert het UWV de gemeente over de onderzoeksgroep waarin de werkzoekende is ingedeeld.

    Meer weten?

    Om dit experiment mogelijk te kunnen maken was een tijdelijke wetswijziging nodig. Meer informatie hierover is te vinden via: Staatsblad 2024, 130 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl).

    Kabinetsvoornemens armoede; klein bier

    De Landelijke Armoedecoalitie is onlangs door het Nibud bijgepraat over de effecten van het kabinetsbeleid op het inkomen van diverse groepen. Dat was wel nodig omdat het ondoenlijk is om die uitkomsten zelf te berekenen. Als je de cijfers op een rijtje ziet dan praten we, zoals dat in sportkantines wordt omschreven, over ‘klein bier’. Wie schiet er nu eigenlijk wat mee op? Zeker als vanuit het perspectief van armoede en schulden wordt gekeken dan moeten we helaas vaststellen dat het weinig soelaas zal bieden voor mensen die dagelijks met de problematiek van armoede te maken hebben.

    Door: Jan van Leijenhorst, voorzitter Landelijke Armoedecoalitie

    Op de Internationale dag voor de uitroeiing van armoede - 17 oktober - maken mensen wereldwijd een vuist tegen armoede en uitsluiting. Dat gebeurt ook in Nederland, in steden en dorpen, in de Randstad en op het platteland, want armoede is overal. Precies op die dag wordt in de Tweede Kamer het debat gevoerd over armoede en schulden.

    Het kabinet stelt in het regeerprogramma dat het werk wil maken van het herstellen van vertrouwen, zekerheid wil bieden, oog heeft voor de menselijke maat en volop erkent dat het huidige stelsel ontoereikend is. Daar zijn we als Armoedecoalitie blij mee. Het kabinet geeft aan de basis voor het inkomen goed te willen regelen, zodat mensen niet afhankelijk zijn van gemeentelijke minimaregelingen. Daarmee in tegenspraak handhaaft het kabinet tegelijkertijd de status quo met de door haar voorgenomen maatregelen. Het aantal mensen in armoede zal hierdoor niet of nauwelijks afnemen, zie de doorrekening van het Centraal Plan Bureau. Voor de vele mensen die op of onder de armoedegrens leven verbetert er bijna niets omdat de investeringen grotendeels teniet gedaan worden door kostenstijgingen. Ook de koopkrachtberekeningen van het Nibud laten zien dat, ondanks lichte koopkrachtstijgingen, de aangekondigde maatregelen weinig verschil brengen in de portemonnee van huishoudens met lage(re) inkomens.

    De armoedecoalitie heeft drie grote zorgen; op de eerste plaats geven cijfers van het CBS aan dat het aantal mensen met problematische schulden stijgt. 726.000 mensen verkeren in die positie. Het aantal mensen dat de zorgverzekeringspremie niet meer kan betalen stijgt en tot slot zien wij niet dat er structureel een verbetering in het verschiet ligt. Het kabinet haalt eigenlijk de voet van het gaspedaal rond bestaanszekerheid. Dat betekent dat het voor de betrokkenen en de financiële hulpverleners dweilen met de kraan open blijft. Terwijl een eigen rapport van de rijksoverheid klinkklaar laat zien dat schulden de maatschappij minstens 8,5 miljard euro per jaar kosten (IBO 2024).

    Wij hebben de Kamerleden opgeroepen een aantal maatregelen te nemen met als belangrijkste stap het onverkort uitvoeren van de adviezen van de Commissie Sociaal Minimum (2023) en het zo spoedig mogelijk uitvoeren van de adviezen uit het IBO-rapport (2024). Dat zet echt zoden aan de dijk. Daarnaast blijkt uit een evaluatie in Utrecht dat het afschaffen van de kostendelersnorm positieve resultaten heeft. Het leidt tot veel minder geldstress, voorkomt dakloosheid en grijs wonen en maakt omzien naar elkaar beter mogelijk. Belangrijk punt vormen de woonlasten en dat vraagt ook aandacht. Er zijn in de corporatiesector goede stappen gezet om de betaalbaarheid van het huren te verbeteren. De maximale huurverhoging voor 2025 lijkt echter door met name de kostenverhogingen, uit te gaan komen op 6,1%. Dat is voor veel mensen, na de hoge huurverhoging van dit jaar van maximaal 5,6%, een grote zorg. Daarom roepen wij partijen op om goede afspraken te maken bij de herijking van de prestatieafspraken om te komen tot een matiging in de jaarlijkse huurverhoging.

    Wanneer aan deze punten passende invulling wordt gegeven kunnen we in plaats van ‘klein bier’ het hebben over echt positieve effecten voor een grote groep mensen.


    Huilend van blijdschap belde Elizabeth (22) haar moeder op. Haar schuld van 56.000 euro was eindelijk opgelost door een jongerencoach, gespecialiseerd in hulp bij schulden. De coach helpt haar haar woning te behouden, vraagt noodfondsen aan, zorgt ervoor dat ze weer zorgtoeslag ontvangt als ze –ten onrechte– geen nieuwe bankrekening kan openen. Bij de Belastingdienst pleit hij met succes voor een regeling voor haar schuld


    Eenzaamheid dood(t)gewoon

    Het lijkt misschien een bizarre kop boven deze tekst. Deze geeft de twee kanten van eenzaamheid echter goed weer. Het is werkelijk zo dat langdurende eenzaamheid zulke ernstige gevolgen voor ons heeft dat we daardoor eerder doodgaan. Dus eenzaamheid doodt ons dan gewoon. Tegelijkertijd is eenzaamheid doodgewoon, een gevoel dat iedereen wel eens heeft. Eenzaamheid is ingewikkelder én gewoner dan de meeste mensen denken.

    door Annet Gijsman

    Wanneer mensen tijdens een workshop terugdenken aan een moment waarop ze zich eenzaam voelden, vraag ik vaak hoe dat voelde. De antwoorden lopen behoorlijk uiteen: onbegrepen of verkeerd begrepen, in de steek gelaten of verlaten, afgewezen of gepest, leeg of afgesloten, niet gewaardeerd, niet geliefd, nutteloos. Iedereen kent deze pijnlijke gevoelens. Op het moment dat je het voelt, gebeurt er iets in je zenuwstelsel. Daardoor neem je de gezichtsuitdrukking van andere mensen negatiever waar, je ervaart stress en je hebt de neiging je terug te trekken, te bevriezen of te vechten.

    Ons stresssysteem is een ‘oude’ reactie op gevaar. Bij gevoelens van eenzaamheid speelt nog een andere ‘oude’ reactie. Mensen hebben het zenuwstelsel van groepsdieren. We zijn ‘gemaakt’ om samen te leven. Zonder anderen kon je als rondtrekkende jager-verzamelaar niet overleven. Verstoten worden uit de groep was levensgevaarlijk. Dus als er iets misgaat in het contact met anderen, trekt ons zenuwstelsel aan de rem. Het is tijd om te herstellen, na te denken over wat er is gebeurd, naar je gevoelens te luisteren en te kijken hoe je weer in contact kunt komen. Dat is niet altijd gemakkelijk.

    Wanneer je een verandering in je vaste ontmoetingspatronen meemaakt, bijvoorbeeld doordat je verhuist of zelfs moet vluchten, een baan verlaat, een eerste kindje krijgt of iemand verliest, kun je niet zo snel herstellen. Onze hersenen hebben tijd nodig. Je bent ineens niet meer de vriend(in) of het gezinslid van iemand, niet meer de medewerker van je oude werkplek, of je kunt als jonge ouder niet langer leven zoals daarvoor. Je identiteit verandert. Eenzaamheid is dan een normale reactie. Ik vind het heel belangrijk dat we allemaal over die doodgewone kant van eenzaamheid kunnen praten. Net zoals je blij, boos of verdrietig kunt zijn, kun je je eenzaam voelen. Daar is niets mis mee. Het is zelfs goed als je je er bewust van bent, want dan kun je er iets aan doen.

    Wanneer wordt die doodgewone eenzaamheid nu problematisch (doodt gewoon)? Dit heeft te maken met hoelang iemand er last van blijft houden. Illustratief is wat er gebeurde rond de maatregelen tegen de verspreiding van covid. De patronen van sociaal contact veranderden voor vrijwel iedereen. De situaties waarin mensen zich bevonden verschilden wel enorm, net als de mogelijkheden om oplossingen te vinden én de behoefte aan sociale verbinding. Hoe die behoefte aan contact met andere mensen eruitziet, verschilt per persoon en per levensfase. Jonge mensen die zich net losmaken van hun ouderlijk huis of een andere vertrouwde woonvorm, hebben bijvoorbeeld gemiddeld meer behoefte aan het ontmoeten van (nieuwe) vrienden. Zeker als ze ook de overgang maken van een relatief beschermde schoolomgeving naar een nieuwe onderwijs- of werksituatie.

    In de coronatijd hadden of vonden sommige mensen mogelijkheden om met vrienden of familie samen te zijn. Sommige jongeren woonden bijvoorbeeld samen, bleven feestjes vieren, of kozen stille routes of bleven slapen om de avondklok te vermijden. Anderen waren voorzichtiger omdat ze zich kwetsbaar voelden voor besmetting of bezorgd waren voor mensen in hun omgeving. Veel mensen moesten zelfs in isolatie! Samengevat gaat het erom dat de één haar persoonlijke behoefte aan verbinding met andere mensen (enigszins) kon vervullen terwijl de ander die mogelijkheid niet had of niet kon vinden. Met het risico van langdurende eenzaamheid!

    Eenzaamheid is het fysiek ervaren tekort aan betekenisvolle verbindingen met andere mensen. Als je je eenzaam voelt, verandert er iets in je hersenen. Op een scan ziet het eruit als pijn. Als dit weer herstelt, is er niets aan de hand. Als het door omstandigheden niet lukt om nieuwe patronen van sociaal contact in je leven te weven, kan de hersenverandering zich vastzetten.

    Na een half jaar kan het al vastzitten en dat heeft hele vervelende gevolgen. Zowel voor je lichamelijke gezondheid als je sociale leven. Zo verminderen je cognitieve vaardigheden, heb je (haast) geen plezier meer in contact met mensen, heb je moeite om goed te begrijpen wat iemand bedoelt en interpreteer je het negatiever, of heb je het gevoel er niet bij te horen. Dit noemen we de negatieve spiraal van eenzaamheid: de gevolgen van eenzaamheid verergeren het probleem. Het mag duidelijk zijn dat we dat moeten voorkómen! Zit je zelf (bijna) in die neerwaartse spiraal? Zoek dan goede hulp.

    Week tegen Eenzaamheid

    De Week tegen Eenzaamheid wordt in het kader van het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid georganiseerd door het ministerie van VWS. De week vindt plaats van 26 september t/m 2 oktober 2024.


    Noten:

  • Cacioppo & William Patrick, John T.: 'Loneliness, Human Nature and the Need for Social Connection'
  • Rijks, Jeannette: 'De Eenzaamheidsparadox'
  • Bridges, William: 'Transitions, Making Sense of Life’s Changes'
  • Inloggen


    Sluit venster