Op 1 januari 2016 is de Wet taaleis Participatiewet en het bijbehorende Besluit taaltoets Participatiewet in werking getreden.1 Met deze wet krijgen gemeenten de verplichting om bijstandsgerechtigden te controleren op hun beheersing van de Nederlandse taal.1
De Wet taaleis Participatiewet introduceert een nieuw artikel 18b in de Participatiewet. Dit artikel verplicht het college van B en W om de bijstand te verlagen in het geval er een zogenaamd redelijk vermoeden bestaat dat een bijstandsgerechtigde het Nederlands onvoldoende beheerst. Belanghebbende kan dit redelijke vermoeden echter direct wegnemen als hij:
- gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd;
- een inburgeringsdiploma kan overleggen; of
- een ander document1 kan overleggen waaruit blijkt dat hij de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst.
Zo niet, dan moet het college een taaltoets afnemen. Als belanghebbende slaagt voor deze toets, is de zaak, voor wat betreft de Wet taaleis Participatiewet, afgerond. Als de bijstandsgerechtigde daarentegen de toets onvoldoende2 maakt, moet het college de bijstand verlagen, tenzij belanghebbende alsnog Nederlands gaat leren.