De Participatiewet is inmiddels ruim een jaar van kracht. Meer mensen moeten gaan participeren, met name uit de voormalige Wsw, WWB en Wajong. Maar hoe doen we dat? In dit artikel bespreken we een wat onorthodoxe oplossing waarbij de samenwerking met werkgevers centraal staat.
De ‘beweging naar buiten’ wordt soms als een doel op zich benoemd (in plaats van een middel tot optimale participatie) en roept schrikbeelden op van mensen met een indicatie voor sociale werkvoorziening (sw) die gedwongen worden regulier te gaan werken, terwijl zij daar niet toe in staat zijn. Maar in dit artikel bedoelen we met de beweging van binnen naar buiten dat het erom gaat dat deze mensen optimaal kunnen participeren in de maatschappij. Dus mensen die de mogelijkheden hebben, die mogelijkheden helpen te benutten en te laten werken in een zo regulier mogelijke omgeving. De beweging van binnen de muren van een sociale werkvoorziening naar buiten bij een reguliere werkgever vormt dan een middel, niet een doel. Voor hen zelf, maar ook om beschutte plekken vrij te maken voor de mensen die die mogelijkheden (nog) niet hebben. We weten dat deze beweging ‘van binnen naar buiten’ op dit moment (nog) niet heel goed wil lukken. Tegelijk nemen we elkaar wel de maat over het realiseren van uitstroom op basis van cijfers en zijn we elkaar aan het overtuigen dat we goed op weg zijn. Dat we enorme groepen hebben geplaatst bij reguliere werkgevers en dat we voldoen aan de doelstellingen op het gebied van uitplaatsingen, kosten en het afbouwen van de sw-sector. Het klinkt heel erg mooi: en de cijfers geven dit ook aan. Maar zijn we echt wel doelen aan het realiseren? Zowel op het zakelijke vlak (realiseren van uitstroom en beperken van kosten) als op het menselijke vlak (mensen ondersteunen optimaal te participeren op een manier die aansluit bij hun mogelijkheden)?
Kristal
De Participatiewet is er heel duidelijk over, mensen moeten participeren naar vermogen. Dit betekent: doen wat je kan, en proberen uit te breiden wat je kan. Dit zou moeten leiden tot een situatie waarin er nog maar dertigduizend mensen gebruik maken van een vorm van beschut werk. Dat betekent in de praktijk dat zo’n zestigduizend mensen in de huidige Wsw ‘ergens anders’ hun plek moeten gaan vinden. Nu zal het totale aantal Wsw-geïndiceerden jaarlijks afnemen doordat de instroom is beëindigd, maar dat gaat zeer geleidelijk. Dit betekent overigens natuurlijk niet dat deze mensen er niet meer zijn, of er niet meer bijkomen. Ook in de nieuwe situatie zijn er veel mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt die met hulp en begeleiding een nieuwe plek moeten vinden.