Onderzoek naar de effectiviteit van de aanpak van sociale vraagstukken zit in de lift. Het programma ‘Vakkundig aan het werk’, gefinancierd door het ministerie van SZW is daarvan een mooi voorbeeld.
Onderzoek naar de effectiviteit van de aanpak van sociale vraagstukken zit in de lift. Het programma ‘Vakkundig aan het werk’, gefinancierd door het ministerie van SZW is daarvan een mooi voorbeeld. In het bredere sociaal domein, vooral daar waar het gaat om het sociaal werk, blijft een dergelijke impuls voor meer kennis over ‘wat werkt’ echter uit.
Daarom pleit ik voor zo’n impuls. Om te beginnen met het uitzetten van theory-based evaluatieonderzoek. Dat is geen empirisch onderzoek. Maar de onderzoekers gaan na, op basis van al beschikbaar onderzoek, hoe plausibel de veronderstellingen zijn die ten grondslag liggen aan een bepaalde interventie. De eerste stap is samen met de interventie-ontwikkelaars of -uitvoerders expliciteren waarom eigenlijk een bepaalde interventie zou werken: wat zijn de veronderstellingen, wat is de zogeheten verandertheorie? De volgende stap is de componenten daarvan te toetsen aan de wetenschappelijke literatuur.
Maar elk evaluatieonderzoek moet toch een literatuurstudie bevatten?, zegt u nu misschien. Bij theory-based evaluatieonderzoek gaat het echter om een veel systematischer zoektocht naar bewijs voor de werkzame mechanismen in de verandertheorie. Een voorbeeld. Bij de aanpak van werkloosheid van migrantenjongeren wordt vaak gewerkt met mentoring. De verandertheorie is: het koppelen van een jongere aan een mentor > de jongere krijgt meer zelfvertrouwen > de kansen op de arbeidsmarkt groeien. Een ander voorbeeld is het organiseren van dialogen om vooroordelen te bestrijden; van belang om discriminatie tegen te gaan. De verandertheorie daarbij is: het organiseren van een dialoog > gevoelens van empathie > afname van vooroordelen.