Een cliënt ontvangt in gemeente Y zorg op grond van de Wet langdurige zorg. Hij wil graag zijn vrienden opzoeken, maar die wonen niet om de hoek. Omdat de cliënt veel begeleiding nodig heeft bij het verplaatsen, is hij aangewezen op individueel rolstoeltaxivervoer. De vraag rijst of dit vervoer, ook wel sociaal vervoer1 genoemd, door de gemeente moet worden gecompenseerd.1
Om het antwoord op deze vraag te vinden, kijken we om te beginnen naar de plek van sociaal vervoer in de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (wmo2015). Op grond van welke wet kan de Wlz-cliënt aanspraak maken op sociaal vervoer? En in welke vorm moet het sociaal vervoer dan worden gegoten? Dit laatste is relevant, omdat alleen Wmo-cliënten een beroep kunnen doen op maatwerkvoorzieningen. Wlz-cliënten zijn op grond van artikel 2.3.5, zesde lid, van de Wmo 2015 van maatwerkvoorzieningen uitgesloten. Als het sociaal vervoer als maatwerkvoorziening is ingericht, dan kunnen Wlz-cliënten hier dus geen aanspraak op maken. Deze mensen vallen dan juridisch gezien tussen wal en schip. In de praktijk echter richten gemeenten het sociaal vervoer voor Wmo én Wlzcliënten als maatwerkvoorziening in. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een persoonsgebonden budget voor het gebruik van de rolstoeltaxi2 of individueel rolstoelstaxivervoer als maatwerkvoorziening, waarbij een bepaald bedrag per gereden kilometer wordt gehanteerd, met een maximum van bijvoorbeeld 1.500 km per jaar3 danwel normbedragen op jaarbasis waarbij een korting wordt toegepast op grond van verblijf in een Wlz-insteling.4
Algemeen
Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor alle ingezetenen van een gemeente. Hiervoor is geen besluit op grond van de Wmo 2015 nodig. Dus ook mensen die Wlz-zorg ontvangen, kunnen gebruik maken van een algemene voorziening voor sociaal vervoer of mantelzorgondersteuning.5,6 Uit de memorie van toelichting van de Wmo 2015 blijkt ook expliciet dat de regering zich kan voorstellen dat gemeenten er in bepaalde situaties voor kiezen om ondersteuning in het huishouden of sociaal vervoer in de vorm van een algemene voorziening aan te bieden. De regering gaat ervan uit dat gemeenten stevig zullen inzetten op het realiseren van deze algemene voorzieningen en daaraan in hun plan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning ruime aandacht zullen besteden.7