Ervaringen van professionals in de opvang van dak- en thuislozen laten zien dat gemeentelijke procedures en bepalingen niet altijd praktisch en doelmatig zijn. Het zou goed zijn als gemeenten deze inzichten gebruiken bij het maken van nieuwe regels en afspraken met de uitvoeringsorganisaties.
Volgens het CBS is tussen 2009 en 2016 het aantal daklozen in Nederland gestegen van circa 17.500 personen naar circa 30.500.1 Gemeenten waren al verantwoordelijk voor opvang (onderdak en begeleiding) van dak- en thuislozen en zijn sinds 2015 ook verantwoordelijk voor mensen met psychiatrische problematiek die aangewezen zijn op beschermd wonen. Gemeentebesturen en ambtenaren hebben zich de afgelopen jaren erg ingespannen om vorm te geven aan deze transitie, vaak binnen beperkte financiële ruimte. Waar financiële middelen nu nog via centrumgemeenten lopen, krijgt elke gemeente deze vanaf 2020 apart. Dat is voor gemeenten een goed moment om ingezet beleid en afspraken met aanbieders te heroverwegen. Met dit artikel willen we gemeenten stimuleren om na te denken over de bruikbaarheid van ogenschijnlijk nuttige eisen en voorwaarden voor de dagelijkse praktijk. Gaan deze wel werken? En zorgen ze voor de zo gewenste doelmatigheid? Dat doen we aan de hand van inzichten van professionals die dagelijks tegen belemmeringen aanlopen.
Nuttig?
Gemeenten leggen de uitvoering van opvang en beschermd wonen bij aanbieders die daarin zijn gespecialiseerd. Aan de aanbieders moeten volgens de wet eisen worden gesteld door middel van prestatie-indicatoren.2 Gemeenten hebben vaak nog veel meer doelen geformuleerd. Ze willen bijvoorbeeld geen daklozen op straat en passende huisvesting voor iedereen, maar ook minder dure opvangvoorzieningen en alleen opvang bieden voor hen die dat nodig hebben. Al die wensen zorgen voor inkoop- of subsidievoorwaarden vol met eisen en verplichtingen.