Gemeenten hebben maximaal acht weken de tijd om een aanvraag voor een bijstandsuitkering te beoordelen. Om die periode financieel te overbruggen, hebben bijstandsaanvragers recht op een voorschot op hun uitkering. Uit recent onderzoek van Regioplan komt naar voren dat dit niet altijd goed verloopt.1
De aanleiding voor het onderzoek was dat de klachtencommissaris van de gemeente Enschede signalen kreeg die erop wezen dat de gemeente terughoudend is met het verstrekken van voorschotten. Daarop heeft de lokale rekenkamercommissie Regioplan verzocht om de praktijk omtrent bevoorschotting in de gemeente Enschede te onderzoeken. Belangrijke vraag was ook hoe deze praktijk zich verhoudt tot de wettelijke bepalingen in de Participatiewet (Pw).
Bepalingen
De bevoorschotting van bijstandsuitkeringen is geregeld in artikel 52 Pw. Dit artikel geeft het college een zogenoemde ‘gebonden bevoegdheid’ om binnen vier weken na de aanvraag van de uitkering een voorschot te verlenen. Dit voorschot hoeft alleen niet te worden verstrekt wanneer bij de aanvraag al duidelijk is dat geen recht op bijstand bestaat of wanneer niet alle benodigde informatie door de aanvrager is verstrekt en hem dit te verwijten valt. De aard van een gebonden bevoegdheid betekent dat het college niet de vrijheid heeft om te bepalen of en hoe het college de bevoegdheid zal gebruiken. Voorschotten dienen ambtshalve (automatisch) verstrekt te worden: hiervoor is geen aanvraag van de klant benodigd. Een voorschot bedraagt minimaal negentig procent van de algemene bijstand. Verder kan het college een voorschot verlenen op basis van bijzondere bijstand (broodnood).De ontbrekende rechtsbescherming en de beperkte transparantie brengen de burger in een risicovolle positie.