De onafhankelijke cliëntondersteuner: een onbekend recht voor burgers. Gemeenten hebben dit niet altijd goed geregeld. De beroepsvereniging BCMB zet zich in voor een sterke positie van de cliëntondersteuner en professionalisering van het vak. Caroline van der Hek en Auke Blom vertellen.
Een burger die hulp zoekt, heeft recht op de steun van een onafhankelijk cliëntondersteuner. Die hulp is levensbreed, dus niet alleen voor de zorg. Die hulp moet onafhankelijk zijn.’ Caroline van der Hek, voormalig voorzitter van de Beroepsvereniging van Cliëntondersteuners (BCMB) verwijst naar de Wmo, waarin dat recht verankerd is. Diverse onderzoeken, waaronder het recente onderzoek van het SCP Zicht op de Wmo 2015, laten zien dat de burger in verschillende opzichten van dit recht verstoken blijft.1 ‘In de eerste plaats is de cliëntondersteuner nog niet in alle gemeenten breed geregeld. Het is weliswaar een recht dat in de Wmo is opgenomen, maar het gaat over een ondersteuningsfunctie die levensbreed ingezet moet worden. Dus voor het hele sociale domein, inclusief Participatiewet, Jeugdwet en schuldhulpverlening, maar bijvoorbeeld ook voor vragen over wonen, onderwijs of het aanvragen van een gehandicaptenparkeervergunning. De wetgever onderkent dat het hele systeem zo ingewikkeld is geworden, dat er iemand naast de burger moet staan met overzicht, die de weg kan wijzen en kan helpen met procedures. Maar juist omdat het opgenomen is in de Wmo, wordt de inzet van cliëntondersteuners vaak beperkt tot vragen over en ondersteuning bij de Wmo.’
Onafhankelijkheid
Een ander punt is de onafhankelijkheid. Van der Hek: ‘Dat is de tweede essentiële voorwaarde; dat de cliëntondersteuner echt onafhankelijk van de uitvoerende en financierende organisatie staat. Er zijn gemeenten die die functie laten uitvoeren door iemand van het wijkteam. En als je het niet eens bent met een besluit van het wijkteam en je wilt een ondersteuner, dan wordt je verwezen naar een collega in een ander wijkteam. Dat is niet wat er wordt bedoeld met onafhankelijk en cliënten ervaren het ook niet als onafhankelijk. De professionals zelf hebben ook last van deze verstrengeling van functies: het kan uitdraaien op kritiek op je collega en dat doe je niet gauw.’