Laaggeletterdheid is een omvangrijk en hardnekkig probleem. Het nieuwe landelijke actieprogramma Tel Mee Met Taal verschaft gemeenten en werkgevers extra middelen voor de bestrijding ervan. Lokale en regionale netwerkaanpak moet voor successen zorgen. In Breda is dit een bestuurlijk speerpunt. Wethouder Miriam Haagh vertelt hoe de partijen elkaar weten te vinden.
Zo’n 1,3 miljoen mensen zijn laaggeletterd, dat is een op de negen mensen. Zij hebben grote moeite met lezen en schrijven en zitten net op of onder het niveau van de laatste klas basisonderwijs. Twee derde is van Nederlandse komaf en een derde migrant. Hoewel laaggeletterdheid bij ouderen verhoudingsgewijs meer voorkomt dan onder jongeren, blijkt uit meerjarig onderzoek dat het totale percentage laaggeletterden niet afneemt en in sommige jaren zelfs een stijging laat zien. Eveneens anders dan verwacht is het feit dat ook onder mensen met een vervolgopleiding laaggeletterden voorkomen. Het is dus een wijdverbreid en hardnekkig probleem.
Mensen die laaggeletterd zijn, ondervinden in een ‘talige’ maatschappij als de onze vele hindernissen. Denk aan het begrijpen en invullen van formulieren, het vinden van en het solliciteren op een baan, je weg weten te vinden in de zorg, hulpverlening en dergelijke. Je kunt bijvoorbeeld ook je kinderen niet voorlezen waarmee die al direct op een achterstand komen te staan. Mensen met beperkte taalvaardigheden zijn in de huidige (informatie-)maatschappij onvoldoende in staat om informatie te verwerken, te doorgronden en te begrijpen.
De persoonlijke gevolgen zijn ingrijpend: laaggeletterden zijn vaker werkloos, hebben een lager inkomen, zijn minder sociaal actief, zijn vaker ziek en hebben een veel groter sterfterisico. Door trucs en smoesjes weten ze hun problemen goed te verbergen, waardoor het voor de omgeving vaak moeilijk is om laaggeletterdheid te signaleren. Daartegenover staan maatschappelijke kosten voor uitkeringen, uitgaven voor ziektekosten en verminderde inkomsten uit belastingen. Naar schatting is dat jaarlijks ruim 550 miljoen euro. Het beleid in Nederland is er op gericht om iedereen te laten meedoen. Taal is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde en is dat ook voor het verkrijgen van rekenvaardigheden en digitale vaardigheden: bij elkaar de drie kernvaardigheden waar iedereen over zou moeten beschikken. Bovendien wil Nederland bij de top van de kenniseconomieën horen, en zonder solide basis geen top.1