De jeugdwerkloosheid is nog nooit zo laag geweest. Met krimpende budgetten en stijgende uitgaven in het sociaal domein is het verleidelijk om de aanpak van jeugdwerkloosheid op een lager pitje te zetten. Zeker als het jongeren zonder uitkering betreft.1 Maar in Midden-Brabant pakken ze juist door.
Nog vrij recent, in 2016, zag de arbeidsmarkt er voor jongeren minder rooskleurig uit. Het aantal jongeren in de bijstand lag in Midden-Brabant2 hoger dan het landelijk gemiddelde. Onderzoek van het CBS liet bovendien zien dat 3.100 jongeren in de regio niet werkten, niet op school zaten maar ook geen uitkering ontvingen. De inschatting was dat 1.500 van deze jongeren het op eigen kracht niet zouden redden om een plekje op de arbeidsmarkt of in het onderwijs te vinden. Maar om wat voor reden dan ook, waren zij buiten bereik van instanties zoals sociale diensten en UWV. Of, om mee te gaan in de 'omdenk-trend': deze organisaties waren buiten het bereik van jongeren.
Uit gesprekken met jongeren bleek dat zij een afstand ervaren tot 'instanties'. Sommigen gaven aan dat zij door eerdere negatieve ervaringen zoals de wachttijd, ingewikkelde procedures en starre regelgeving onvoldoende vertrouwen hadden om aan de bel te trekken. Kop-in-het-zand-gedrag en angst om in de wachtkamer herkend te worden bleek ook een rol te spelen. Andere jongeren gaven aan niet te weten dat ondersteuning ook voor hén beschikbaar is ('ik ben geen probleemgeval'). Het gevolg laat zich raden: onnodig lang doormodderen met problemen die steeds complexer worden en waarvan de oplossing steeds kostbaarder wordt.