Op 21 september 2016 is in Leiden een muurschildering onthuld met daarop de tekst van Artikel 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Tot twintig jaar geleden stond een vergelijkbare tekst op een muur van het Politiebureau aan de Langegracht. Het is goed dat de tekst weer zichtbaar is.
De Verklaring van de Rechten van de Mens werd na de Tweede Wereldoorlog, in 1948, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen om de basisrechten van de mens te omschrijven. De verklaring staat niet op zichzelf en is ook niet zomaar uit de lucht komen vallen. Zij staat in een traditie van andere documenten die bepalingen omtrent mensenrechten bevatten, zoals de Engelse Magna Charta (1215), ons eigen Acte van Verlatinghe uit 1581, de Amerikaanse Declaration of Independance van 1776, de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger uit 1789, tijdens de Franse Revolutie en de Vier Vrijheden die de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt in 1941 ontvouwde: ‘Vrijheid van meningsuiting’, ‘Vrijheid van godsdienst’, ‘Vrijwaring van gebrek’ en ‘Vrijwaring van Vrees’.
Dat de Universele Verklaring in 1948 tot stand kwam is ook niet geheel toevallig. De ontzetting over de holocaust en alle verschrikkingen van de oorlog zorgden voor een breed draagvlak, al zorgden de actuele politieke belangen ervoor dat, hoewel aan de tekst vanuit een groot aantal verschillende geledingen was bijgedragen, het verdrag uiteindelijk toch met moeite door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd geloodst. De landen van het Oostblok, Saoedi-Arabië en Zuid-Afrika onthielden zich van stemming. Maar de Universele Verklaring kwam er zo toch en zij heeft nog niets aan actualiteit ingeboet, want nog dagelijks worden mensenrechten geschonden, op vele plaatsen, op velerlei manieren. Artikel 1 is eigenlijk het fundament van de verklaring, het is de gids voor de wijze waarop wij over de gehele wereld met elkaar zouden moeten omgaan en zet door zijn heldere taal gelijk de toon: alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.