Naar schatting kampen bijna 1,4 miljoen Nederlandse huishoudens met problematische schulden of een risico daarop.1 Het kabinet zet daarom in op het bevorderen van zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso.2 Panteia3 onderzocht wat we kunnen we leren van andere landen in Europa.
Er verschijnen regelmatig kritische berichten in de media over de inzet van incassobureaus en gerechtsdeurwaarders. Daarbij wordt regelmatig verwezen naar het Zweedse Koninklijk Incassobureau als goed voorbeeld.4 Zowel de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) als de Tweede Kamer adviseerde het kabinet om te onderzoeken of (elementen uit) het Zweedse model ook in Nederland toe te passen zijn.5 Voor dit onderzoek namen we daarnaast de (rijks)incassomodellen van België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Spanje onder de loep.
Knelpunten
Gebrek aan coördinatie en afstemming schuldeisers - Binnen het huidige Nederlandse incassosysteem lijkt een gebrek aan coördinatie en afstemming tussen overheidsschuldeisers en private schuldeisers in de gerechtelijke fase één van de grootste knelpunten te zijn. Dit speelt met name in situaties met zowel civiele geldvorderingen als vorderingen door de rijksoverheid. Integrale en persoonsgerichte incasso is dus lastig door gebrekkige informatie-uitwisseling tussen gerechtsdeurwaarders en overheidsdeurwaarders, maar ook tussen verschillende overheidsinstanties onderling. Het totaaloverzicht op de situatie rond beslagleggingen en de afloscapaciteit ontbreekt dan. Er zijn plannen om tot een verbeterde, want verbrede uitwisseling van beslaggegevens te komen, maar dat zal nog wel enkele jaren duren. Zo blijkt het complex om overheidsorganisaties te laten aansluiten op het bestaande register. Dat komt onder meer doordat meerdere organisaties zeer privacygevoelige gegevens moeten uitwisselen en zij bovendien hun ICT-voorzieningen hebben aan te passen.6