Hoewel het met veel van de thuiswonende ouderen goed gaat, zijn er ook knelpunten. Het Sociaal en Cultureel Planbureau beschreef de uitdagingen in de literatuurstudie Zorgen voor thuiswonende ouderen. Het onderzoek dient als input voor de commissie die eind 2019 advies uitbrengt aan de regering. Dit artikel zet de bevindingen alvast op een rij.
Ruim 1,2 miljoen (ofwel 92%) van de in totaal bijna 1,4 miljoen ouderen van 75 jaar en ouder wonen zelfstandig. Ruim vier op de tien ontvangt een vorm van zorg en ondersteuning thuis; de alleroudsten vaker dan de wat jongeren. Hoewel bijna alle 75-plussers kampen met een chronische aandoening of gezondheidsbeperkingen, zeggen de meesten zich goed te kunnen redden in het dagelijks leven en zijn veel ouderen nog altijd actief in de samenleving. Toch worden de eigen kracht en mogelijkheden van ouderen en hun netwerk geregeld overschat. Met de invoering van de hervormingen in de langdurige zorg (HLZ) wordt steeds vaker van mensen verwacht dat zij in eerste instantie zelf, of samen met hun naasten, de zorg en ondersteuning organiseren die ze nodig hebben. Lang niet alle ouderen hebben echter de vaardigheden die hiervoor nodig zijn. Zo heeft meer dan de helft van de 65-plussers onvoldoende gezondheidsvaardigheden, wat onder andere betekent dat zij lastig hun eigen zorgbehoeften herkennen en erkennen.
Reactief
Ook het kunnen, willen en durven vragen om hulp is voor veel ouderen niet gemakkelijk (zogenoemde vraagverlegenheid). Het sociale netwerk van de ouderen kan ook niet altijd voldoende helpen. De zorg voor ouderen komt vaak neer op hulp van de partner, die meestal zelf ook al op leeftijd is, en kinderen die de hulp vaak combineren met werk of de zorg voor het eigen gezin. Bovendien is onze gezondheidszorg sterk reactief georganiseerd. Dat wil zeggen: er wordt pas gehandeld in geval van ziekte. Preventie en vroegsignalering staan niet centraal, onder meer doordat medisch personeel financieel wordt beloond voor behandelen van ziekten en aandoeningen, en niet voor het voorkomen ervan. Dit komt ook doordat de effecten van preventie lastig zijn vast te stellen. Bij vroegsignalering gaat het om het tijdig opsporen van kwetsbare ouderen. Hier ligt een taak voor de wijkteams, maar die blijken hier vaak nog niet goed aan toe te komen. Door het initiatief bij de ouderen zelf te laten, zal een deel van hen te lang wachten met een hulpvraag, wat tot (zelf)verwaarlozing kan leiden.