Gemeenten vragen om meer kennis om de re-integratietaak effectiever uit te kunnen voeren. Ze hebben vooral behoefte aan inzicht in wat waarom voor wie werkt. SZW, Divosa en VNG stimuleren samen met UWV en VWS, via het Kennisprogramma ‘Vakkundig aan het werk’ de verdere professionalisering van gemeentelijke uitvoeringstaken in het domein werk en inkomen.
Gemeenten hebben belangrijke taken en verantwoordelijkheden op het terrein van werk en inkomen. Denk bijvoorbeeld aan re-integratie, schuldhulpverlening en armoedebestrijding. Bij veel gemeenten leeft de vraag: wat werkt en wat niet en waarom werkt iets wel of niet?1 Met de Participatiewet is het belang daarvan alleen maar toegenomen. Gemeenten zijn met de Participatiewet verantwoordelijk geworden voor een grotere groep mensen met een flinke afstand tot de arbeidsmarkt. Het succes van de decentralisaties hangt mede af van de kwaliteit van de professionals en organisatie in de uitvoering. Zij moeten de gewenste integrale aanpak in het sociaal domein vorm geven. Op dit moment investeren de meeste gemeenten echter nog beperkt in kennisontwikkeling en professionalisering van hun medewerkers op het terrein van re-integratie. Het gevolg is dat medewerkers vaak zoekend zijn naar de beste aanpak van hun taken om de maatschappelijke opgave te realiseren voor vaak kwetsbare burgers.
Interactief
Gemeenten kunnen winst behalen door antwoorden te krijgen over wat de bewezen effectieve (elementen in) methoden zijn (‘wat werkt voor wie?’). Of door klantmanagers in dienst te hebben die kennis hebben van het klantenbestand, die methodisch werken en die kennis hebben van een onderbouwde aanpak of inzet van instrumenten gericht op re-integratie of sociale activering. Dit vraagt niet alleen wat van de professionals op de werkvloer maar ook van de gemeentelijke organisatie. Binnen de hen gegeven ruimte zoekt men informatie en inzicht om onderbouwde keuzes te kunnen maken.2 Desalniettemin is de benutting van beschikbare kennis nog beperkt, ondanks bekendheid ermee.3 Diverse evaluaties tonen aan dat benutting van kennis vooral plaatsvindt als de gebruiker direct betrokken is bij de kennisontwikkeling en vice versa.4 Het bevorderen van duurzame samenwerking tussen gemeenten (beleid en uitvoering) en kennis- en onderzoeksinstellingen is dan van groot belang. We zien dit al gebeuren in zogenaamde Wmo-werkplaatsen waar gemeenten samen met bijvoorbeeld hbo-instellingen samenwerken of in academische werkplaatsen publieke gezondheid. Kennisontwikkeling en -benutting is succesvol als we dit als continu interactief proces in kunnen richten (in plaats van top-down): cocreatie van onderzoek, implementatie en evaluatie door onderzoekers én uitvoerders. Vraaggestuurdheid (aan welke kennis is behoefte?), toegankelijkheid (via goede verspreiding), en toepasbaarheid (via concrete handvatten of implementatievoorwaarden) zijn cruciale elementen die continu aandacht verdienen. Naast meer effectiviteit vergroot dit bovendien het enthousiasme voor kennisontwikkeling en gebruik ervan bij gemeenten op bestuurlijk, beleidsmatig en uitvoeringsniveau. Het ministerie van SZW, Divosa en VNG, zijn daarom, in nauwe samenwerking met UWV en VWS, het praktijkgerichte kennisprogramma ‘Vakkundig aan het werk’ gestart. ZonMw voert dit programma uit.