In deze editie aandacht voor de aantoonplicht, naar aanleiding van een boetezaak op grond van de Participatiewet (PW). Een bijstandsgerechtigde verzuimde om verkopen via marktplaats door te geven aan de gemeente. Wat betekende dat voor zijn uitkering? En voor de opgelegde boete?
Sinds 1 januari 2013 kennen we in de Participatiewet (PW) weer een bestuurlijke boete. In het verleden was dit bestuursrechtelijke sanctie-instrument ook al eens van kracht in de sociale zekerheid. Deze werd destijds afgeschaft omdat de wetgever meer heil verwachtte van een aangescherpt afstemmingsregime: de ‘maatregel’ in de volksmond. Echter, de rest van de wetgeving stond niet stil, zo is per 1 juli 2009 de Vierde Tranche Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. In deze aanvulling van ons algemeen bestuursrecht is onder andere een aantal algemene bepalingen rond de bestuurlijke boete ingevoerd. Zo spreekt hoofdstuk 5 Awb van begrippen als overtreder, plegen en medeplegen, maar ook van het feit dat een bestraffende sanctie moet worden gezien als een sanctie die het oogmerk heeft om de overtreder leed toe te voegen. Pure strafrechtelijke termen. De Awb-wetgever ging er daarbij vanuit dat deze begrippen in de loop van de tijd door de rechtspraak voor het bestuursrecht qua betekenis zouden worden ingekleurd. Na invoering is de rechtspraak daar aanvankelijk schoorvoetend mee begonnen. In de sociale zekerheid kwam de rechtspraak erover pas goed los na de herinvoering van de bestuurlijke boete en de aanscherping die de wetgever daar vervolgens nog weer op toepaste (Wet aanscherping inlichtingenplicht). Zo introduceerde de Centrale Raad van Beroep de strafrechtelijke termen opzet en grove schuld, normale verwijtbaarheid en verminderde verwijtbaarheid in boetezaken. Sindsdien blijft de rechtspraak zich ontwikkelen. Een recente uitspraak van de rechtbank Gelderland roept opnieuw de vraag op aan wie het voordeel van de twijfel moet worden toegekend in het geval van een bestuurlijke boete wegens schending informatieplicht op grond van de Participatiewet (PW).1
Verdiensten
De nieuwe wegen van communicatie brengen voor de wereld van de PW ook nieuwe uitdagingen met zich mee, vooral waar het gaat om handhaving. Zo kennen we alweer een klein decennium het fenomeen van de website Marktplaats. In eerdere uitspraken hierover heeft de Centrale Raad van beroep al eens geoordeeld dat ‘het voor ontvangers van bijstand niet verboden is om goederen via internet te verkopen, mits daarvan en van daaruit verkregen verdiensten tijdig melding wordt gemaakt aan het bijstandsverlenend orgaan. De opbrengst van incidentele verkoop van privégoederen, al dan niet via internet, wordt in het algemeen niet als inkomen aangemerkt, zodat daarvan in beginsel geen mededeling behoeft te worden gedaan.2 Daarbij zijn aard en omvang van de verkoopactiviteiten alsmede de daarmee verworven inkomsten van invloed op het recht op bijstand.’ Met andere woorden: zodra een belanghebbende redelijkerwijs kan weten dat zijn internetverkopen van invloed zijn op de hoogte van de aan hem toegekende bijstand, dan dient hij daarvan onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen aan het college.