De sociale partners en het kabinet steggelen al jaren over de hervorming van het pensioenstelsel. Een onderbelicht thema daarbij is het karige en complexe nabestaandenpensioen. De Landelijke Cliëntenraad haalde ervaringsverhalen op en ging daarmee naar de Tweede Kamer. Die debatteerde op 27 mei over de Algemene Nabestaandenwet.
In de tijd dat de man standaard de kostwinner van het gezin was, lag er een groot financieel risico op de loer als hij weg zou vallen. Dat risico kon vrijwel geen enkel gezin individueel dragen. Daarom werd in de opbouwfase van het huidige pensioenstelsel - in de tweede helft van de negentiende eeuw - als eerste een weduwen- en wezenpensioen geïntroduceerd. Maar tijden veranderen: de meeste vrouwen werken tegenwoordig en ze zijn vaker financieel zelfstandig. Bij meerpersoonshuishoudens zijn twee inkomens de norm geworden. Maar ook nu nog heeft het grote financiële gevolgen als een van de inkomens wegvalt. Vaak kunnen de woonlasten al niet meer worden opgebracht.
Versoberd
Desondanks is in afgelopen twintig jaar de aandacht voor een fatsoenlijk nabestaandenpensioen op de achtergrond geraakt. Zo is de Algemene nabestaandenwet (Anw) sinds 1996 flink versoberd. Er is nu een onoverzichtelijk stelsel zonder uniforme dekking. Eén factor is in al die jaren constant gebleven en dat is dat nabestaanden veel vaker vrouw zijn dan man. In alle leeftijdscategorieën is het aantal weduwen minimaal drie keer groter dan het aantal weduwnaars. Dit blijkt ook uit cijfers van de pensioenfondsen: bij het ABP bijvoorbeeld is 87 procent van de mensen die een nabestaandenpensioen ontvangt vrouw.