In de ggz en de verslavingszorg werken al langer opgeleide ervaringsdeskundigen. In armoede en sociale uitsluiting heeft die trend zich pas recent ingezet. Wat is kenmerkend voor ervaringsdeskundigen op dat terrein? Martin Stam legt het uit aan de hand van het Leerplan ervaringsdeskundigheid in zorg en welzijn. In deel 2 van dit tweeluik beschrijft Jetske de Jong de stand van zaken.
Deel 1 – Reactie op het Leerplan ervaringsdeskundigheid in zorg en welzijn
De wildgroei van uitspraken over ‘ervaringsdeskundigheid’ maakt het nodig het kaf van het koren te scheiden. Nu er in Nederland steeds vaker ervaringsdeskundigen beroepsmatig actief zijn, is het goed om hun rol af te bakenen van andere professionals en ook van de vrijwilligersrol.
In reactie op de transities en door nieuwe inzichten, onder andere uit de gedragspsychologie en de veranderkunde, zoeken gemeenten en instellingen steeds vaker steun bij ervaringsdeskundigen. Men wil sociale vraagstukken veel meer van binnenuit, van onderaf en samen met betrokkenen oplossen, en minder vanuit wat tot voor kort gebruikelijk was: door een professioneel aanbod van buiten- en bovenaf en in aparte kokers. Zo’n kanteling veronderstelt dat alle deelnemers, dus ook de professionals, ambtenaren en hun managers, bestuurders en opleiders, anders leren denken en doen: van praten en handelen óver naar praten en handelen mét mensen in precaire situaties. Die kennen sociale uitsluiting als gevolg van bij voorbeeld armoede, verslaving of geestelijke problemen aan den lijve en beschikken door hun ervaring over belangrijke kennis over gebrekkige zelfregie en samenredzaamheid. Hoe krijgt die ervaring gestalte in sociale praktijken? In dit artikel zet ik dat op een rij en nuanceer ik het belang van ervaringsdeskundigen aan de hand van het Leerplan ervaringsdeskundigheid in zorg en welzijn, dat onlangs verscheen.