Ik zal het maar eerlijk bekennen: na een halve pagina WRR-rapport begin ik aan mijn cognitieve
vermogens te twijfelen. Of eigenlijk aan mijn denkvermogen, want ik weet nu zeker dat mijn
doen-vermogen in de context van de Nederlandse regelgeving tekort schiet, en dat dat komt door een
avoidence temperament.
Ik zal het maar eerlijk bekennen: na een halve pagina WRR-rapport begin ik aan mijn cognitieve vermogens te
twijfelen. Of eigenlijk aan mijn denkvermogen, want ik weet nu zeker dat mijn doen-vermogen in de context
van de Nederlandse regelgeving tekort schiet, en dat dat komt door een avoidence temperament. Dat kan ik
gelukkig mijn voorvaderen verwijten, want het heeft iets te maken met erfelijkheid. En ook een beetje aan de
omstandigheden die vol stressoren zitten, bijvoorbeeld in dit geval het lezen van onbegrijpelijke teksten.
Gelukkig lijkt, zo begrijp ik, het een en ander trainbaar. Dus wacht ik, samen met miljoenen andere
Nederlanders, op een training ‘doen-vermogen’ om ‘vaardigheden te krijgen in specifieke domeinen’. Zodat we
beter redzaam worden in de Nederlandse rechtsstaat en de daarbij behorende wet- en regelgeving. En dus
geheel en al te voldoen aan wat de regelgeving van ons onderdanen verwacht. Gelukkig doen
wetgevingsambtenaren tegenwoordig aan ‘het in kaart brengen van de mentale belasting van burgers bij
stressvolle life-events’ en wordt ‘de keuze-architectuur’ aangepast aan onze beperkte cognitieve vermogens.
Dat dan weer wel.