Verwarde mensen zijn mensen in acute zorgnood. De politie krijgt alleen te maken met zichtbare acute zorgnood, terwijl er ook veel buiten beeld blijft. Om de acute zorgnood te ledigen is een betere balans nodig tussen de verzorgingsstaat en de participatiemaatschappij. De Eindhovense aanpak lijkt een passend antwoord te bieden.
De term verwarde mens is alomtegenwoordig. Het Trimbos Instituut (20161) spreekt haar misnoegen uit over deze term en stelt dat dit mensen in acute zorgnood zijn. Ze onderbouwen dit als volgt: ‘verward is ongelijk aan het hebben van een psychische aandoening en is ongelijk aan gevaarlijk.’ De term verward verwijst ten onrechte te vaak naar psychiatrische problemen. De term verward draagt volgens het Trimbos (2016) bij aan sociale uitsluiting (waaronder discriminatie, achterstelling in onderwijs, maatschappij en werk) en blokkeert participatie in de maatschappij. Om sociale uitsluiting van verwarde mensen te vermijden, stelt het Trimbos het minder beladen begrip ‘mensen met een acute zorgnood’ voor.
Maar dan nog: in de gezondheids- en gemeentelijke zorg, bij de politie en in de politiek is er verwarring over de invulling van het begrip acute zorgnood. Verwarring één is dat het vooral gaat over de zorgnood die op het bord van de politie terecht komt. Volgens Abrahams e.a. (2014) hebben zes procent van de politiedossiers betrekking op inzet bij verwarde mensen (= zichtbare acute zorgnood). Die werkzaamheden beslaan dertien procent van de totale arbeidstijd van de politie.
De zorginspanning is als het ware op het bord van de politie gedeponeerd. Verwarring twee is dat de onzichtbare acute zorgnood buiten beeld is gebleven.