De basisvaardigheden zijn bij veel Nederlanders van een te laag niveau. Twaalf procent van de Nederlanders tussen 16 en 65 jaar is laaggeletterd. Belemmerend bij de aanpak van lage basisvaardigheden, is dat de problematiek van generatie op generatie wordt doorgegeven. Om dit patroon te doorbreken stellen wij een nieuwe aanpak voor: het intergenerationeel leren.
De vier basisvaardigheden, dus schriftelijke taalvaardigheid, mondelinge taalvaardigheid, rekenen en digitale vaardigheden, zijn bij veel Nederlanders van onvoldoende niveau. En dat is een hardnekkig probleem. Het percentage laaggeletterdheid is de afgelopen jaren niet af genomen, ondanks de nodige overheidsinspanning, waarbij de taak van de gemeenten omschreven is in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). Het patroon waardoor de problematiek van generatie op generatie wordt doorgegeven, kan worden doorbroken door tegelijkertijd met verschillende generaties te werken; het intergenerationeel leren. Voorbeelden in binnen- en buitenland laten al veelbelovende resultaten zien.
Intergenerationeel leren
Onder andere Newman en Hatoton-Yeo (2008) beschreven internationale ervaringen met Intergenerationeel leren. Kenmerkend voor het intergenerationeel leren is dat twee of meer generaties van elkaar of met elkaar aan een vaardigheid leren. Een andere kenmerk is dat er sprake is van wederkerigheid; beide generaties hebben er profijt van. Een specifieke vorm van intergenerationeel leren is family learning, waarbij familieleden van elkaar of met elkaar leren. Hierdoor gaan meerdere familieleden vooruit met één of meerdere vaardigheden. Hiernaast werkt men aan het verbeteren van de leercultuur binnen de familie, waardoor het geleerde beter geborgd wordt. Dit concept werd twintig jaar geleden al beschreven (o.a. Alexander en Clyne, 1995). De meeste initiatieven zijn op ouders en kinderen gericht, maar het kan ook om grootouders en kleinkinderen gaan (Christoffels, e.a., 2017). Veel van dit soort initiatieven vinden plaats buiten het formele klaslokaal, bijvoorbeeld op de school van het kind, of in een buurthuis, waarna het geleerde thuis wordt geoefend. Een dergelijke intergenerationele aanpak is aantoonbaar effectief, zoals uit diverse onderzoeken blijkt (zie o.a. Springate, 2008, voor een overzicht). In Nederland is de familieaanpak waarschijnlijk het bekendst in verband met de aanpak van taal, waarbij zowel ouders als kinderen aan gesproken taal en/of lezen werken; de zogenoemde family literacy. De internationale literatuur laat duidelijk zien dat zo’n aanpak effectief is en naast school een positieve bijdrage kan leveren aan de taalontwikkeling van kinderen (zie Sénéchal en Young, 2008; Brooks et al, 2008; Carpentieri et al, 2011; Van Steensel et al 2011, 2013; Swain en Brooks, 2012, voor overzichtsstudies). Family literacy-aanpakken bieden verschillende voordelen ten opzichte van het werken aan taalvaardigheid op school alleen. Zo is het thuis makkelijker om 1-op-1 te werken en feedback te geven dan op school en kunnen de activiteiten een structurele invloed op het gezinsleven hebben waardoor taalverwerving ook voor langere tijd geborgd is (Van Steensel e.a., 2011).