Gemeenten moeten fundamentele keuzes maken bij de inkoop in het sociaal domein. Deze keuzes hangen met elkaar samen en de combinatie ervan leidt tot een model voor opdrachtgeverschap. In dit artikel de voor- en nadelen van de meest voorkomende modellen, vanuit vier perspectieven: van de cliënt, gemeente, grote zorgaanbieder en kleine zorgaanbieder.
Gemeenten hebben het eerste jaar als opdrachtgever in het sociaal domein voor de ‘nieuwe taken’ (Wmo-begeleiding, jeugdzorg en participatie) er op zitten. Voor veel gemeenten was 2015 een overgangsjaar waarin continuïteit van zorg en overgangsrecht centraal stonden. Vernieuwing kwam op de tweede plaats: er werd weliswaar zwaar ingezet op wijkteams en keukentafelgesprekken, maar tegelijk wordt vaak nog behoudend omgegaan met de wijze van inkoop van zorg en ondersteuning. De verschillende keuzes rondom inkoop en opdrachtgeverschap bepalen in hoeverre gemeenten transformeren in het sociaal domein.
Opdrachtgeverschap
Een inwoner met ondersteuningsbehoefte ondergaat een aantal stappen; van signalering tot het ontvangen van een maatwerkvoorziening vanuit Wmo of Jeugdwet. De inwoner klopt aan bij gemeente of wijkteam, er vindt een onderzoek plaats naar ondersteuningsbehoefte en mogelijkheden in de omgeving van de cliënt, er wordt ondersteuning toegewezen (doorgaans in de vorm van een beschikking voor maatwerkvoorziening) en een ondersteuningsplan opgesteld. Na dit voortraject wordt dit ondersteuningsplan vervolgens uitgevoerd, waarbij zorgverleners in de tweede lijn de maatwerkvoorziening uitvoeren. Het gemeentelijk opdrachtgeverschap behelst zowel de eigen invulling van taken die ze zelf oppakt, als de wijze waarop de uitbesteding van (deel)taken wordt vormgegeven.