Mensen met een arbeidsbeperking doen minder vaak een beroep op geestelijke gezondheidszorg en Wmo-ondersteuning als ze werk hebben. Ook neemt het risico op crimineel gedrag af. Dit blijkt uit recent onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).
Wat zijn de implicaties van deze bevindingen voor de bekostiging van de arbeids- toeleiding voor mensen met een arbeidsbeperking? Met de invoering van de Participatiewet in 2015 staan gemeenten aan de lat om mensen met een arbeidsbeperking zo veel mogelijk naar regulier werk te begeleiden. Ze kunnen verschillende beleidsinstrumenten inzetten om dit voor elkaar te krijgen. De loonkostensubsidie overbrugt het verschil tussen het minimumloon en de loonwaarde van de werkende. Daarnaast kunnen gemeenten begeleiding naar en op de werkplek regelen, soms met inzet van een jobcoach. Voor mensen die niet bij een reguliere werkgever terechtkunnen, zijn gemeenten verplicht om beschut werk in te zetten. Op termijn moeten gemeenten in totaal 30.000 beschutte werkplekken realiseren.
Vóór 2015 kwamen mensen met een arbeidsbeperking onder de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) doorgaans terecht in een sociale werkplaats. Hier verrichtten ze werk onder aangepaste omstandigheden, over het algemeen goed vergelijkbaar met de werkzaamheden in de beschutte werkplekken in de huidige situatie. Mensen met een indicatie kwamen gewoonlijk eerst op een wachtlijst terecht. De instroom in de Wsw was namelijk elk jaar groter dan het aantal beschikbare plekken. De zeer beperkte doorstroom vanuit de Wsw naar regulier werk was een voorname reden om de sociale werkvoorziening per 2015 te sluiten voor nieuwe instroom.
Uit de Eindevaluatie Participatiewet van het SCP blijkt dat de baankans voor arbeidsbeperkten na de sluiting van de sociale werkvoorziening flink is gedaald.1 Was deze kans onder de Wsw nog rond de 50 procent, in de eerste jaren onder de Participatiewet zakte deze kans naar zo'n 25 procent; een halvering dus. Hoewel er tijdelijke oorzaken aan te wijzen zijn voor de verminderde baankans - gaandeweg leren gemeenten steeds beter hoe ze arbeidsbeperkten naar werk kunnen begeleiden - lijkt deze neergang deels óók structureel te zijn. De manier waarop het rijk gemeenten momenteel financiert voor deze taak, speelt vermoedelijk een belangrijke rol. Hierover later meer.