Per 18 april 2016 zijn bepalingen uit de nieuwe Europese richtlijn van kracht. Het aanbestedingsregime voor sociale diensten is daarmee veranderd. Wat was ook al weer de achtergrond bij de oude wet- en regelgeving? Hoe ziet de nieuwe richtlijn eruit en wat zijn de consequenties voor de inkooppraktijk in het sociaal domein?
Overheidsopdrachten boven een bepaalde drempelwaarde moeten Europees worden aanbesteed. Voor onder andere sociale dienstverlening (diensten in het kader van de Wmo 2015, Jeugdwet, Participatiewet en Passend Onderwijs) mochten gemeenten tot 18 april 2016 op basis van de Europese en Nederlandse aanbestedingswetgeving een bijzondere procedure voeren (procedure voor 2B diensten). Binnen de overkoepelende beginselen van het aanbestedingsrecht hadden gemeenten grote vrijheid om naar eigen inzicht deze inkoopprocedure vorm te geven.
Oude regime
Centrale en decentrale overheden moeten zich voor het plaatsen van overheidsopdrachten houden aan Europese en nationale regels. Kort samengevat heeft wetgeving gebaseerd op deze regels tot doel om een gezamenlijke Europese markt te creëren, waarbij alle ondernemers uit EU-lidstaten gelijke kansen krijgen om overheidsopdrachten uit te voeren binnen de hele Europese Unie. Overheden moeten hiertoe opdrachten vanaf een bepaalde waarde centraal publiceren en via een aanbestedingsprocedure gunnen aan de geschikte ondernemer die de beste offerte aanbiedt. Bij een aanbestedingsprocedure moet de overheid altijd transparant, proportioneel en non-discriminatoir handelen en alle deelnemende ondernemers gelijk behandelen.