Sinds de introductie van nieuwe regels voor het aanbesteden van zorgtaken is de discussie over de wenselijkheid van aanbesteden weer opgelaaid. Net als de verwarring: moet er altijd worden aanbesteed en welke ruimte hebben gemeenten binnen een aanbesteding? Een overzicht met verhelderende antwoorden.
Eerder dit jaar sloeg de Rotterdamse wethouder Hugo de Jonge (de huidige minister van VWS) alarm vanwege de ‘plicht lokale inkoop van kleinschalige zorg, kinderbeschermingsmaatregelen en wijkteams Europees aan te besteden’.1 Recent zocht ook de Enschedese wethouder Eelco Eerenberg de publiciteit met hetzelfde pleidooi.2 De wethouders hekelen de mogelijke gevolgen van een aanbesteding: het verbreken van een langdurige behandelrelatie tussen cliënt en hulpverlener als de huidige partij de aanbesteding niet wint.
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet beschrijven de plichten en verantwoordelijkheden van gemeenten voor ondersteuning en zorg voor kwetsbare ouderen en jeugdigen. Beide wetten bevatten voorwaarden voor het contracteren van zorgaanbieders. Gemeenten mogen bijvoorbeeld contracten niet alleen op laagste prijs gunnen maar moeten ook kwaliteit meewegen. Belangrijk is echter dat deze voorwaarden alleen gelden als een gemeente de zorg aanbesteedt. Aanbesteden is echter niet de enige mogelijkheid om voorzieningen en diensten te organiseren. Dit werd recent weer bevestigd in diverse handreikingen die op verzoek van de Tweede Kamer verschenen.3 De gemeente heeft de keuze uit vier ‘instrumenten’:
- Taken in eigen beheer uitvoeren
- Een partij subsidiëren
- Een overheidsopdracht aanbesteden
- Een Open House-model toepassen Elk instrument heeft zijn eigen voordelen en regels.