Het verhaal achter de minibibliotheek in de wijk Kanaleneiland in Utrecht

Echt een droom die ik al jaren heb waarbij de tijd mij elke keer inhaalt. Eindelijk was ik er op tijd bij en startte voor de zomer met de groep “Kanaleneiland leest”.

Om precies te zijn had ik de droom om in de week van Lezen en Schrijven extra aandacht te vragen voor het lezen. 8 september is de Wereldalfabetiseringsdag. Die dag is een goed moment om aandacht te vragen voor de aanpak van laaggeletterdheid.

Minibibliotheek

Zo gezegd, zo gedaan en in samenwerking met veel taalaanbieders in de wijk zijn wij dragers geworden van “Kanaleneiland leest”. Wij hebben veel mooie initiatieven waargemaakt, veel boeken verzameld en gedeeld. En wij hebben op vrijdag 28 januari de opening van het eerste bibliotheek-kastje gevierd. Hierna volgen er nog vier. Kanaleneiland leest is een mooie samenwerking tussen veel partners in de wijk zoals Bibliotheek Utrecht, Taal doet meer, Wijkcoöperatie/Krachtstation, DOCK Utrecht, NL educatie, Stichting lezen en schrijven, stichting Ascha, HU, en uiteraard Basmah Academy.

Ervaringsdeskundige laaggeletterdheid

Mijn persoonlijke verhaal! Ik ben Amina Berkane-Abakhou en mijn motivatie is de pijn die ik heb ervaren bij laaggeletterdheid. Een fase in mijn leven met belangrijke leermomenten, ervaringen en groei.

In 1988 ben ik verloofd met mijn buurjongen in Marokko. De afspraak was dat ik verder zou studeren na ons huwelijk, maar toen ik een jaar later in Nederland kwam, had ik een andere mening. Ik wilde liever schoonmaakwerk gaan doen en geld verdienen.

Mijn man weigerde het en ik weigerde te studeren en zo doende bleef ik van 1990 tot 1996 thuis. Mijn eerste pijnlijke moment heb ik ervaren op het moment dat de vliezen waren gebroken in een winkel, ja dat lees je heel goed. Ik was 17 jaar oud en toen drie maanden zwanger… een miskraam. Doordat ik de taal niet kon spreken heb ik zo naar huis moeten lopen en pas thuis mijn man kunnen bellen om hulp te vragen. Je had destijds geen mobiele telefoons.

Deze ervaring was heel erg heftig, maar toch niet heftig genoeg om de knop om te draaien en de Nederlandse taal gaan leren.
Op mijn 19de kreeg ik mijn oudste kind. Ik sprak nog steeds de taal niet en ik was continu afhankelijk van mijn man. Gek genoeg viel mij op dat mijn man heel erg goed was in samenvattingen maken. Bij de huisarts, ziekenhuis of ergens anders waar hij voor mij moest vertalen viel mij op dat hij van mijn lange verhaal maar een paar woorden vertelde.

Trots en liefde bestaat in alle talen

Ik kreeg mijn oudste en begon de confrontatie heftiger te ervaren. Bij het consultatiebureau, op straat, speeltuin en overal baalde ik er van dat ik geen contact kon maken met mensen. Ik kon destijds de Franse taal vloeiend spreken, maar daar had ik weinig aan.

Op mijn 23ste had ik drie kinderen waarvan de oudste naar de peuterspeelzaal ging. Ik begon toen serieus mijn best te doen om Nederlands te leren, omdat ik de groepsleidster graag wilde verstaan en zaken rond mijn dochter wilde bespreken. Laaggeletterd of niet, trots en liefde bestaat in alle talen.

Toen begon mijn strijd tegen laaggeletterdheid. Naast beginnen met werken, alsnog schoonmaakwerk, begon ik thuis ook de Nederlandse taal te leren.

Dagelijks keek ik samen met de kinderen naar Klokhuis, Sesamstraat. Elke woensdag las ik de krant, het Stadsblad, van A tot Z. Na een paar maanden belandde ik spontaan in de ouderenzorg en toen ging het snel. Als ervaringsdeskundige begrijp ik heel goed hoe lastig het kan zijn om de Nederlandse taal niet machtig te zijn en mee te moeten bewegen in een cultuur die je niet eigen is. Maar ook dat het waar is: “waar een wil is, is een weg”.

Scheuren, scheren en schuren

Ik ging dus werken en leren en zodoende leerde ik een vak, verdiende geld en leerde de taal. Ik heb met regelmaat schaamte gevoeld, maar ook trots. Schaamte als ik een grote fout maakte tijdens het spreken zoals bij een oudere man. De Nederlandse taal is ook heel ingewikkeld. Je hebt scheuren, scheren en schuren. Als je een oudere man vertelt dat je hem komt scheuren terwijl je scheren bedoelt, dan weet je dat je je later gaat schamen…

Ik vergeet nooit dat ik tijdens de verzorgende opleiding, toen we leerden over de meest voorkomende ziektes bij ouderen. Ik leerde toen over afasie… ik kreeg er kippenvel van toen ik aan mezelf moest denken. Ik voelde wat de cliënten voelden omdat ik ook heel vaak de woorden niet vond die ik wilde gebruiken om mijn verhaal te vertellen en mijn gevoel te uiten. Het verschil is dat ik geen hersenletsel heb, voor de rest heb ik ook een taalstoornis.

Volgens internet is: “Afasie een taalstoornis waarbij je taalvermogens aangetast zijn of verdwenen. De letterlijke betekenis van afasie is 'niet spreken'. … Afasie ontstaat door een hersenletsel, bijvoorbeeld bij een beroerte”.

Hbo-diploma

De tijd gaat voorbij, ik kreeg het een na het andere diploma en in 2010 mocht ik mijn hbo-diploma in ontvangst nemen na een pittige periode. Ik leerde het eerst met een paar woordenboeken aan tafel, tussen de vijf en acht woordenboeken, ligt eraan om welke stof het ging.

Gedurende de hele opleiding herhaalde de docente “je neemt te veel hooi op je vork”. In het begin zocht ik serieus naar hooi, spreekwoorden leer je ook niet vanzelf.

Tijdens mijn werk heb ik veel mensen ontmoet die trots op me waren, me de hemel in prezen en lieten zien, voelen en horen dat ik het kan en ervoor moest gaan. Ik heb ook mensen ontmoet die wachtten tot ik iets verkeerde sprak om me uit te lachen of te corrigeren… mensen die me bijvoorbeeld vroegen of ik eerder een plan had geschreven… Het zijn allemaal mensen die iets hebben opgeleverd in deze groei.

Ben ik klaar? Nee! Ben ik tevreden? Ja, zeker;-).

Amina Berkane Abakhou, Oprichter Basmah coaching en training, en Sleutelfiguur

Weet u wat duur is? Niks doen!

De Banenafspraak laat iedere dag weer zien hoe groepen mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt naar werk begeleid kunnen worden. Inmiddels is het al met 66.000 mensen gelukt. Dit smaakt naar meer en uitbreiding van de afspraak is het recept voor succes. Aart van der Gaag legt uit waarom en geeft aan hoe.

De miljarden vliegen in het rond. Het kabinet compenseert het bedrijfsleven voor de coronaperikelen. Er worden miljoenen mondkapjes aangeschaft, die nooit gebruikt zullen worden en we blijven optimistisch: de schatkist kan het lijden. De economie draait als een tierelier.

Penny - pound

Wat een verschil met de crisisjaren 2008-2014. Bezuinigen was toen het motto. Dat gebeurde dan ook. We bezuinigden ons steeds verder de crisis in. Pennywise poundfoolish kunnen we bijvoorbeeld de manier wel noemen waarop er is omgegaan met de sociale werkplaatsen. De deuren gingen dicht voor nieuwe instroom. De Banenafspraak werd al opgezadeld met een hypotheek nog voor hij goed en wel begonnen was. De poorten naar de SW werden gesloten. Er werd bezuinigd op dienstverlening aan werkzoekenden.

Waarom is er niet gekozen voor een banenafspraak met daarnaast een zekere mate van SW-toegang voor die mensen waarvoor de stap naar de ‘reguliere arbeidsmarkt’ net te groot is?

Nou, men vond het te duur. Tegenwoordig mogen kosten misschien geen gangbaar sentiment meer zijn als het erom gaat keuzes van de overheid te rechtvaardigen. Maar toen, we praten een slordige tien jaar geleden, nog wel. De bezuiniging moest en zou ingeboekt worden. De penny’s waren belangrijker dan de pounds. Want weet u wat echt duur is?  Mensen thuis op de bank laten zitten en een uitkering geven.

Menselijk kapitaal

Zodra mensen aan het werk zijn (even ervan uitgaande dat ze er financieel op vooruit gaan door aan de slag te gaan) ontstaat er iets moois. Mensen worden gelukkiger, leven gezonder, kunnen hun schulden afbetalen, betalen belasting en en zijn minder vatbaar voor bijvoorbeeld criminele verleiding. Dit is een hele korte samenvatting, maar het scp heeft er een heel rapport over geschreven. Het kost de samenleving geld (economisch kapitaal) om mensen aan de zijlijn te laten staan. Dat het menselijk kapitaal kost, behoeft verder geen betoog, maar zou op zichzelf al reden genoeg zijn om in te zetten op een strategie die mensen aan werk helpt en werkgevers aan medewerkers.

En die strategie hoeven we niet op de tekentafel te bedenken. De contouren zijn bekend: zet de bekende Banenafspraak, 125.000 banen voor mensen met een beperking voor 2026, om in een een 250.000 banenplan. De Banenafspraak heeft laten zien dat het, ondanks de ontzettend bureaucratische manier waarop de ondersteuning georganiseerd is, mogelijk is om grote groepen mensen uit een ogenschijnlijk kansloze positie naar de arbeidsmarkt te brengen. Op dit moment gaan er ruim 66.000 mensen weer naar hun werk toe. Een ongekend succes.

Wat stellen we nu eigenlijk voor?

Breid de doelgroep van de afspraak uit naar alle groepen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Hanteer niet de kunstmatige, scherp getekende lijntjes van de oorspronkelijke banenafspraak, maar neem de definities van het VN0-verdrag Handicap als uitgangspunt en kijk ook naar een groot deel van de WIA-populatie, statushouders die niet aan de bak komen en bijvoorbeeld mensen die lang in de bijstand hebben gezeten.

Daarmee verdwijnt het onterechte onderscheid tussen iemand die voor zijn 20e verjaardag een indicatie kreeg en wel meetelt en degene die precies dezelfde ziekte op latere leeftijd opliep en niet meetelde. Concurrentie tussen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt wordt zo beperkt en alle mensen die belemmeringen ondervinden om aan de slag te gaan, krijgen meer kans.

We weten ondertussen wat werkt in het instrumentarium: in - of externe jobcoaching, no-risk regelingen rond ziekte en eenduidige loonkostensubsidies. Kijk je mij in mijn hart, dan zou ik daar nog wat forse vereenvoudigingen aan toe willen voegen. Geef iedereen een loonwaarde van 50%. Dan ben je meteen af van kostenverslindende procedures en dure specialisten, die de productiviteit van een medewerker op een goudschaaltje wegen.

Kansen

En een no-risk aanpak is niet alleen een goed idee bij ziekte, maar ook bij andere risico's. Het is toch echt een beetje lullig voor een ondernemer, die met hart en ziel probeert om mensen in zijn bedrijf te integreren en als, bij nader inzien blijkt dat de match niet geslaagd is, als beloning een ontslagvergoeding mag betalen. Belangrijker nog dan dat het lullig is, werkt deze dreiging als een belemmering voor veel werkgevers om kansen te bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Het heeft de staat niet heel veel gekost om de 66.000 mensen in het kader van de Banenafspraak aan het werk te helpen. Dat is heel eenvoudig uit te rekenen. Trek van dit bedrag nog de besparingen aan bijkomende maatschappelijke kosten (uitkering, zorg) af en er blijft alleen maar winst over. En dan heb ik het begrip arbeidsmarktkrapte nog niet eens benoemd!

Het is tijd om de regelingen uit te breiden, inclusie makkelijker te maken en te investeren in een grote groep mensen. Dit vraagt geen ingewikkelde wetswijziging, niet eens verregaande beleidskeuzes, wel gezond verstand en een visie op een maatschappij waarin iedereen mee kan doen. Ik praat over investeringen die renderen. En, ter herinnering, investeren in de arbeidsmarkt is altijd beter dan compenseren. En zo kunnen we veel uitgaven van de overheid in coronatijd toch wel typeren.

Aart van der Gaag is boegbeeld en inspirator van de projecten ‘Op naar de 100.000 banen’ & ‘Op naar de 25.000 banen’, initiatieven van werkgeversorganisaties en ministeries om werkgevers te enthousiasmeren rond de Banenafspraak. Van der Gaag is al zijn hele leven betrokken bij de onderkant van de arbeidsmarkt. Na een studie bedrijfseconomie was hij onder meer werkzaam bij de voorganger van CEDRIS, directeur van het Arbeidsbureau Utrecht en van Start Uitzendbureau, een tripartite stichting met als doel mensen zonder werk via uitzenden naar een (vaste) baan te brengen. Daarnaast werkte hij ook voor de commerciële uitzendwereld in diverse directiebanen.

Piekweken

Het Partnerfonds Brainport Eindhoven en Impact040 bundelden in 2020 hun krachten voor de ontwikkeling van de regionale aanpak ‘Geldzorgen in Brainport’. Het Partnerfonds is een stichting die zich inzet om álle inwoners van de Brainport regio mee te laten profiteren van de welvaart van Brainport. Impact040 is een vereniging van het Eindhovense bedrijfsleven met de gemeente en kennisinstellingen die samenwerken aan maatschappelijke vraagstukken. Het Partnerfonds en Impact40 werken samen in het kader van vroegsignalering van geldzorgen bij werknemers op de werkvloer. Op deze manier zetten zij zich in om geldzorgen bespreekbaar te maken. Hierdoor wordt de drempel om ondersteuning te zoeken voor werknemers verlaagd en wordt er eerder hulp gezocht.

Financiële expertise vrijwillig inzetten

Sinds deze week maakt het samenwerkingsverband tussen het Partnerfonds en Impact040 een nieuwe slag. Deze week is namelijk de campagne Zorg voor jezelf! gestart in Eindhoven. Leden van Impact040 willen ook praktisch bijdragen aan het geldzorgen vraagstuk in de regio. Door hun medewerkers in de regio de kans te geven zich in te zetten als vrijwilliger bij lokale maatschappelijke organisaties in de regio die inwoners ondersteunen bij geldzorgen. Deze gedachtegang kwam voor maatschappelijke organisaties Lumens en Werkplaats Financiën XL als geroepen omdat zij aangaven echte ‘piekperioden’ in administratief werk te ervaren tijdens bepaalde momenten in het jaar. Denk dan aan het aanvragen van een collectieve zorgverzekering, of belastingaangiften in het voorjaar. Financiële expertise is er in overvloed bij bedrijven uit de regio, dus kunnen we deze niet verbinden aan financiële vragen van inwoners? Zij kloppen normaal aan bij het maatschappelijk veld, waardoor Sociaal Raadslieden en andere vrijwilligers overlopen.

Zorg voor jezelf campagne

Met dit uitgangspunt ontstond de campagne ‘Zorg voor jezelf!’ in het kader van het aanvragen van een collectieve zorgverzekering. Deze campagne is opgezet in samenwerking met Lumens, Partnerfonds Brainport Eindhoven, Impact040, Samen voor Eindhoven en de Gemeente Eindhoven. Tijdens deze pilot helpen bedrijfsvrijwilligers inwoners van Eindhoven met het aanvragen van de collectieve zorgverzekering van de gemeente. Ieder jaar zijn er honderden inwoners die moeite hebben met de digitale aanvraag van de collectieve zorgverzekering. Daarnaast willen inwoners weten of zij wel in aanmerking komen voor deze verzekering of het voor hun wel voordeliger is.

Tijdens het eerste open inloopuur in het centrum van Eindhoven hebben de bedrijfsvrijwilligers ervaren dat ze het verschil hebben kunnen maken voor de inwoner. Ook al lijken het soms kleine vragen voor de vrijwilligers. Voor de bedrijfsvrijwilligers is het een eyeopener om te zien dat er inwoners zijn voor wie het niet vanzelfsprekend is dat je iedere rekening zomaar kan betalen.

Aan de inwoners was te zien dat zij het prettig vonden om in deze tijd een persoonlijk gesprek te voeren waarin hij of zij advies kreeg om een goede keuze te maken en daarmee beter voor zichzelf te zorgen. Daarnaast is de inwoner geattendeerd op andere voorzieningen en andere maatschappelijke organisaties waar zij eventueel ondersteuning kunnen vragen. De ‘Zorg voor jezelf!’ campagne loopt van 30 november tot en met 16 december voor inwoners van de Gemeente Eindhoven. 

Wij hopen dat we deze samenwerking voort te kunnen zetten en eventueel uit te breiden naar meerdere piekweken, waaronder de Piekweken Kwijtschelding Gemeentelijke Belastingen én de Piekweken Hulp bij Aangifte Inkomstenbelasting.

Toine  Megens  - Sociaal Raadsman Lumens

Nurriya Aydin -  Projectmedewerker Gemeente Eindhoven

Emma Boerekamps – Projectmedewerker Impact040

Een linkse golf?

In de politiek is er zoiets als de tijdgeest. Die gaat in golven, waarbij linkse en rechtse golven elkaar afwisselen. Vlak na de oorlog was er een linkse golf. In de hele westerse wereld geloofde men in de verzorgingsstaat en sturing van de economie. Dat gold ook voor de rechtse partijen. In Engeland klaagde de neoliberale econoom Hayek dat de conservatieven haast net zo links waren als Labour. Toen in Nederland in 1959 een kabinet zonder PvdA aantrad wilden de confessionele partijen en vooral de Katholieke Volkspartij (KVP) laten zien dat zij zonder PvdA net zo’n links beleid konden voeren. Het kabinet De Jong (1967-1971), dat indertijd als ontzettend rechts werd beschouwd, blijkt achteraf wanneer je kijkt naar de gerealiseerde wetgeving het meest links kabinet dat Nederland ooit gehad heeft.

Hoogtepunt

In de jaren zeventig begon de kentering. Den Uyl had grote ambities, maar liep stuk op de verslechterende economische situatie. Zo moest hij een limiet stellen aan de groei van de overheidsuitgaven (de eenprocentsnorm). In Engeland en Amerika kwamen Thatcher en Reagan aan de macht. Onder Van Agt worstelde het CDA met de oplopende werkloosheid, maar onder Lubbers ging de knop om. Onder Den Uyl voerde de PvdA nog scherp oppositie tegen zijn bezuinigingsbeleid, maar onder Kok ging de PvdA hier ook in mee. Sindsdien heerste er onder de grote partijen een neoliberale consensus, waar ook GroenLinks deel van uitmaakte. Het neoliberale beleid bereikte een hoogtepunt tijdens het kabinet Rutte II van VVD en PvdA. PvdA-leider Samsom vond dat met het radicale bezuinigingsbeleid dit kabinet deed wat eerdere kabinetten hadden nagelaten.

Daarna kwam een nieuwe kentering. Die zag je vooral bij de VVD, waar mensen als Klaas Dijkhof en Ben Verwaayen voor een meer sociale koers gingen pleiten. Ook VNO-NCW realiseerde zich dat de flexibiliteit op de arbeidsmarkt te ver was doorgeschoten. Het kwam tot uitdrukking in het visiedocument dat VVD en D66 ten behoeve van de kabinetsformatie opstelden, met veel linkse punten.

De zorg is geen markt

Het minimumloon moest omhoog en de zorg is geen markt. De lasten voor werkenden moesten worden verlicht en er moest een algemene arbeidsongeschiktheidsverzekering komen voor alle werkenden. De regels rond flexibele arbeidsrelaties moeten worden aangescherpt. Voor mensen in de bijstand zou het gemakkelijker moeten worden om een opleiding te volgen, vrijwilligerswerk te verrichten of tijdelijk bij te verdienen. De kinderopvang moest zwaarder worden gesubsidieerd, net als huiswerkbegeleiding en naschoolse opvang. Er moest weer regie van het Rijk komen bij de ruimtelijke ordening.

De status van dit stuk is onduidelijk gebleven, maar intussen stelden VVD en CDA een vergelijkbaar stuk op, niet identiek, maar ook met veel linkse punten. Dit stuk heeft veel meer aandacht gekregen, omdat het op een wonderlijke manier in de openbaarheid kwam, doordat CU-leider Seegers het in de trein had laten liggen. Dat gaf de Volkskrant een primeur, en dan besteedt een krant er veel meer aandacht aan. Uit het recente boek van Ron Fresen Acht jaar acht uur blijkt hoe belangrijk ze ook bij het NOS journaal primeurs vinden, ook al is dat voor de meeste kijkers volstrekte irrelevant.

Linkse golf op komst

Het heeft er dus de schijn van dat er een nieuwe linkse golf op komst is, maar het opmerkelijke is dat dat de golfbewegingen niets te maken hebben met verkiezingsuitslagen. In de tijd van de linkse consensus ging het met de PvdA helemaal niet zo goed. Ondanks verlies van de communisten verloor ook de PvdA in 1948, en de resultaten in de fameuze jaren zestig waren ronduit beroerd. Toppen bereikte de PvdA in 1977 en 1986, maar dat was juist toen de linkse consensus voorbij was. Nu lijkt het op een terugkeer naar een linkse consensus, terwijl electoraal de linkse partijen er uitzonderlijk slecht voor staan.

Partijen bewegen zich ten opzichte van elkaar binnen een smalle bandbreedte, maar die band zelf beweegt veel meer. Het is een fascinerend schouwspel, maar voor actieve partijleden wel frustrerend.

Door Paul Bordewijk

Sociaal ontwikkelbedrijven hebben werk voor 10.000 extra werkzoekenden

De afgelopen 8 jaar heb ik mij als voorzitter van Cedris ingezet voor een betere arbeidsmarktpositie van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Deze week heb ik het stokje overgedragen aan mijn opvolger Mohamed el Mokaddem. In deze blog doe ik nog één keer een oproep om meer mensen bij werk in te schakelen. Want dat kan, zeker nu!

Vorig jaar rond deze tijd verwachtten we een grote toename van de werkloosheid. De coronacrisis zou de economie hard treffen, met honderdduizenden extra werklozen tot gevolg. Om daarop te anticiperen heeft het kabinet honderden miljoenen vrijgespeeld. Dat geld zou de met werkloosheid bedreigde werknemers helpen om bijvoorbeeld via omscholing een andere werkplek te vinden. Dat is een heel verstandige maatregel gebleken.

Vacaturecrisis

Inmiddels weten we dat er dankzij dat beleid geen werkloosheidscrisis is. Integendeel, er is een vacaturecrisis. Het CBS meldde deze week dat de werkloosheid in Nederland is gedaald tot onder het niveau van voor de coronacrisis en dat de personeelskrapte groter is dan ooit. Er is dus meer dan genoeg werk, en dus is er een zoektocht naar extra arbeidskrachten. En die zijn er. Er staan circa 1 miljoen mensen aan de kant, die kunnen en vaak ook willen werken. En zo biedt deze vacaturecrisis extra kansen om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan werk te helpen. Dat zal niet vanzelf gaan, maar kan wel. Voor hen is vaak, tijdelijk of structureel, enige ondersteuning of begeleiding nodig om de stap naar werk te zetten. Die begeleiding is niet gratis, maar levert wel veel op.

Voor de werkgever die daardoor een vacature kan invullen. Voor de werknemer, omdat betaald werk zinvol is en het gevoel versterkt erbij te horen. Dat is o zo belangrijk voor de eigenwaarde van mensen. Maar ook voor de samenleving is het belangrijk dat mensen meedoen, die om wat voor reden niet zelfstandig de arbeidsmarkt konden of kunnen bereiken. Onderzoek van onder andere professor Lex Burdorf heeft aangetoond dat betaald werk veel andere maatschappelijke kosten voorkomt. De zorgvraag voor werkenden ligt lager, risico op schulden vermindert, en ook is er een positief effect op de criminaliteitscijfers. En bovenal blijkt dat mensen die werken gelukkiger zijn. Flinke maatschappelijke meerwaarde dus. Alle reden om nu extra in te zetten op het aan het werk helpen van mensen die nu aan de kant staan.

Voldoende geld

De sociaal ontwikkelbedrijven, leden van Cedris, zien alvast mogelijkheden om in 2022 10.000 extra werkplekken in te vullen. Het werk en het daarvoor benodigde arbeidspotentieel is beschikbaar. Het enige dat nodig is, is voldoende geld om werkzoekenden te begeleiden naar en op de werkplek.

Waarom zouden we daarvoor niet een deel van de miljoenen inzetten, die vorig jaar in het kader van de crisisbestrijding op de arbeidsmarkt beschikbaar zijn gesteld? Werkgevers worden geholpen, werkzoekenden komen aan het werk, de gemeente bespaart uitkeringsgeld en het Rijk ontvangt extra belastingopbrengsten.

Daar kan een mens toch niet tegen zijn?

Job Cohen

De wonderlijke banenafspraak is een succes, breek hem open

125.000 nieuwe banen voor mensen met een arbeidsbeperking tussen 2015 en 31 december 2026. Dat is het doel van de Banenafspraak. Werkgevers, overheid en markt samen, liggen op koers. Gebruik deze formule om meer mensen aan een baan te helpen.

De Banenafspraak is gemaakt in 2013 en opgenomen in een sociaal akkoord. Of de onderhandelaars zelf geloofden in deze afspraak, vertelt de geschiedenis niet. Tot dan toe behaalde resultaten van banenplannen gaven weinig aanleiding tot vertrouwen.

Maar de afspraak was gemaakt. Nu zijn we halverwege en kijk ik terug en vooruit. Terugkijkend: het wonder is geschied. 66.000 mensen met een arbeidsbeperking gaan elke dag naar hun werk binnen het kader van deze afspraak. Zelfs corona heeft dat niet tegen kunnen houden. Ondanks tijdelijk stagnerende groei, trekt het aantal banen - net als op de ‘reguliere’ arbeidsmarkt – weer aan.

De overheid loopt nog 5200 banen achter, maar komt nu op stoom en behaalde in 2020 na jaren weer hun jaartarget.

Aart van der Gaag

In het eerste jaar 2015 werden er meteen 16.000 meer mensen geplaatst bij het bedrijfsleven, 9000 meer dan de doelstelling. Die voorsprong is wat geslonken. Maar nog steeds scoort het bedrijfsleven boven het cumulatief te behalen getal. De overheid loopt nog 5200 banen achter, maar komt nu op stoom en behaalde in 2020 na jaren weer hun jaartarget.

Arbeidswonder

Ik durf het een arbeidswonder te noemen. Vrijwel niemand geloofde dat het mogelijk was om een dergelijke ambitieuze doelstelling te behalen. Het was welbeschouwd ook een rare afspraak. Al was het maar omdat de afbakening van het begrip arbeidsbeperking binnen de Banenafspraak (‘niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen’) zo curieus is. Dus niet de groep die onder definitie arbeidshandicap van het VN-verdrag valt, niet de WIA-gerechtigden en ook niet de man of vrouw die al 15 jaar in de bijstand zit en weinig kansen heeft om aan het werk te komen.

Curieus aan de Banenafspraak was ook dat eigenlijk niks klopte: de regelingen, de subsidies, de voorzieningen, de loonwaardebepalingen tot ver achter de komma, allemaal zijn of waren ze zo complex dat menig werkgever afhaakte. De gemeenten kregen minder geld en moesten alles nog leren. Per gemeente verschilde en verschilt de toepassing van regelingen en subsidies: behoren jongeren onder de 27, die nog thuis wonen en geen recht op uitkering hebben, tot de doelgroep? Elke gemeente geeft een ander antwoord.

En misschien het ergste: de bestanden met werkzoekenden zijn ondoorzichtig, niet toegankelijk en niet van profielen voorzien. Ga er maar aan staan als werkgever! Dat het desondanks gelukt is, durf ik wel een wonder te noemen.

Geheim

Is er een geheim? Om te beginnen is het natuurlijk een sympathieke doelstelling. Iedereen kent wel iemand met een beperking en niemand is er tegen om mensen met een beperking aan werk te helpen. Heel veel bedrijven waren ook eigenlijk al inclusief. Al lieten en laten ze zich er niet op voorstaan.

Is er een geheim? Om te beginnen is het natuurlijk een sympathieke doelstelling.

AART VAN DER GAAG

Uit deze groep rekruteerden we bijna 150 ambassadeurs, die door het land trokken om collega werkgevers te overtuigen dat inclusie kan en gewoon leuk is om te doen. Dat hielp. Wellicht speelde de quotumdreiging ook een rol. Ik weet het niet zeker. Nu praten we er nooit meer over. Ook was en is er continue samenwerking met UWV. Er zijn veel gemeenten die hun beste beentje voortzetten. Zelfs het ministerie deed zijn best na signalen van ons (inmiddels geldt bijvoorbeeld de no-riskpolis wel voor de gehele doelgroep en vallen VSO schoolverlaters wel onder de regels).

Het grootste succes is echt te danken aan de intrinsiek gemotiveerde werkgever. Het aantal prachtige voorbeelden is letterlijk te groot om op te noemen, maar je kan ze vinden bij de politie én bij de IND, op een hogeschool of in een ziekenhuis, bij de supermarkt of het kleine productiebedrijf.

Er zijn duizenden voorbeelden. Daarom organiseren we nu trouwens ook de Maand van de 1000 Voorbeelden, een gelegenheid om de bedrijven en organisaties die het doen, dienstverleners, wethouders en natuurlijk de gedreven doelgroep te ontmoeten. Loop je rond op een van onze manifestaties dan snap je pas waarom het gelukt is. Het klinkt soft, maar het is wel waar. Ook uit veel onderzoek blijkt dat inclusie uiteindelijk een kwestie is van gewoon beginnen.

Halverwege en nu verder

Kijken we vooruit. Gaan we in 2026 de doelen uit de Banenafspraak halen? Natuurlijk. Daar geloof ik in. Zelfs met alles wat er niet klopt aan regels en definities. De inclusieve beweging is op gang en is niet te stoppen.

Er kan nog wel veel beter. De SW detacheert nu minder naar nieuw ontstane vacatures. Dit omdat de instroom bijna op nul staat. Het zou goed zijn als deze ontwikkelbedrijven weer meer ruimte krijgen om bredere groepen met achterstand in dienst te nemen, te scholen, te detacheren en bij eventuele stopzetting van de detachering weer terug te nemen en een nieuwe plek te zoeken zonder dat de betrokkene in onzekerheid terugvalt.

De regelingen kunnen overduidelijk beter en simpeler en de bestanden transparanter, maar de inclusieve werkgevers gaan door. Circa 12% van de werkgevers geeft bewust kansen aan mensen met een arbeidsbeperking. Daarnaast is er natuurlijk nog een grote groep inclusieve koplopers op andere gebieden, bijvoorbeeld ouderen of statushouders.

Nog steeds op koers

Ook de politiek zou meer interesse in dit belangrijke arbeidsmarktonderwerp kunnen tonen. Vooral het controversieel verklaren van voorgenomen vereenvoudigingen (het breed offensief van Tamara van Ark) ligt me zwaar. Werkgevers zitten met de brokken omdat de coalitie bang was dat de oppositie de hele participatiewet op de helling zou zetten bij de behandeling van dit onderwerp.

Die 125.000 banen halen we ook echt wel, maar dat is niet genoeg.

AART VAN DER GAAG

En laat er ook eens wat minder zuur over dit banenplan bericht worden. Dan lees ik ‘doelstelling in 2020 niet gehaald’. Doe eens wat vrolijker: ondanks corona en de slechte regelingen waarmee de werkgevers zijn opgezadeld is, liggen we nog steeds op koers.

Het resultaat telt. Die 125.000 banen halen we ook echt wel, maar dat is niet genoeg. Het is nu aangetoond dat een aanpak zonder fratsen werkt. Banenplannen kunnen functioneren als er maar geen convenanten, toezichthouders, klankbordgroepen et cetera zijn. Laten we daarom de doelgroep verbreden (VNO-NCW heeft zich al uitgesproken voor een nieuwe doelstelling van 200.000 banen). Want de kans op werk alleen beperken tot mensen met deze te precies gedefinieerde arbeidsbeperking is echt te beperkt.

Aart van der Gaag is boegbeeld en inspirator van de projecten ‘Op naar de 100.000 banen’ & ‘Op naar de 25.000 banen’, initiatieven van werkgeversorganisaties en ministeries om werkgevers te enthousiasmeren rond de Banenafspraak. Van der Gaag is al zijn hele leven betrokken bij de onderkant van de arbeidsmarkt. Na een studie bedrijfseconomie was hij onder meer werkzaam bij de voorganger van CEDRIS, directeur van het Arbeidsbureau Utrecht en van Start Uitzendbureau, een tripartite stichting met als doel mensen zonder werk via uitzenden naar een ( vaste ) baan te brengen. Daarnaast werkte hij ook voor de commerciële uitzendwereld in diverse directiebanen.

Lat

We leven in een wereld waar iedereen succesvol moet zijn. Vergaar je geen fortuin, rijd je geen grote auto, heb je geen eigen bedrijf, ben je geen fotomodel of Instagram influencer, dan is het toch eigenlijk slecht met je gesteld. Middelmatigheid is afkeurenswaardig. Eigenlijk ben je dan een loser. Haal je niet alles uit jezelf, ben je niet afgestemd op je eigen kracht, benut je jouw potentieel niet optimaal, tja, dan heb je het echt aan jezelf te danken dat je niet gelukkig bent. Alles is maakbaar, dus jij ook. Doe iets met je leven!

Nieuwe trend

In schuldhulpverleningsland is een opmerkelijke ontwikkeling waarneembaar. Voormalig schuldenaren worden als ervaringsdeskundigen steeds meer betrokken bij campagnes over het bestaan van schulden en armoede. Maar dat niet alleen: ze worden sprekers op congressen, adviseurs voor organisaties, schrijven er boeken over, profileren zich als experts en laten aan iedereen die het weten wil zien – en velen die het niet kunnen horen – dat ze zich uit de financiële ellende hebben geworsteld en zegevierend zijn bovengekomen. Dát zijn de verhalen die we willen horen. Zó moet het. Vindt men.

“Ik ben geslaagd in het leven na een periode vol ellende. Als ik het kan, kan jij het ook. Ik heb overwonnen. Nu jij!” Kunnen we daar alsjeblieft mee ophouden?

Maarten Bergman

Ze worden tot rolmodel gebombardeerd. Net als de zelfverklaarde inspirator met honderdduizenden volgers op Twitter. Ik ben geslaagd in het leven na een periode vol ellende. Als ik het kan, kan jij het ook. Ik heb overwonnen. Nu jij!

Kunnen we daar alsjeblieft mee ophouden? Het voorspiegelen van welslagen, het presenteren van succes als dé norm, heeft op velen een averechts effect. Want de generaliserende gedachte die daaraan ten grondslag ligt, doet veel kwaad. Heeft mogelijk zelfs tot het ontstaan van schulden geleid. Omdat men boven de macht handelde. Boven zichzelf wilde uitstijgen, maar daarbij de grenzen van het doenlijke heeft overschreden en vanwege groepsdruk onverantwoordelijke financiële risico’s heeft genomen.

Het beeld van de triomfator doet veel schade als het de allesbepalende graadmeter wordt. Niemand is immers hetzelfde. Zoals iedereen een uniek verhaal heeft over het ontstaan van zijn of haar schulden, zo zal ook niet iedereen op een affiche over armoedebestrijding prijken, à la Tony Robbins een zelfhulpboek over de weg uit de financiële ellende presenteren of een grandioze TED Talk houden.

Maar er is nog meer aan de hand.

Hoge lat

Mensen met schulden zijn na een traject schuldhulpverlening niet altijd in staat de stijgende lijn vast te houden en vallen terug in oud gedrag. Dat noemen we recidive. Soms met een onvriendelijker term draaideurklanten. Los van de oorzaken die aan recidive ten grondslag liggen, spelen hier ook verwachtingspatronen een rol. De verwachting – zeg maar rustig eis – van de schuldhulpverlenende instantie is dat de schuldenaar na het traject nooit meer een beroep zal doen op schuldhulpverlening. Want dan zwaait er wat! We helpen je één keer, maar daarna willen we je niet meer terugzien. Dan moet je beter weten. Vanaf nu op eigen benen staan. Knoop dat maar goed in je oren.

De druk om te presteren, vooral na een afgerond traject, als toonbeeld van dankbaarheid voor de ontvangen hulp, is veel te hoog.

MAARTEN BERGMAN

Die boodschap en waarschuwing draagt niet bij aan reductie van overbelasting. Mensen met schulden leven dagelijks in de stress. Velen zijn kwetsbaar. Hou op met de lat bij aanvang al zo hoog te leggen. De druk om te presteren, vooral na een afgerond traject, als toonbeeld van dankbaarheid voor de ontvangen hulp, is veel te hoog. Die stralende, sprankelende voorbeelden hebben ze ook helemaal niets aan. Het werkt eerder ontmoedigend en draagt voor velen bij aan een (nog) minder florissant zelfbeeld: dat lukt mij nooit, dat kan ik niet, ik zal geen expert en inspiratiebron worden.

Help mensen uit de schulden en sta ze bij om hun eigen plekje weer te vinden. Dat is het werk. Gebaseerd op hun eigen vaardigheden, kwaliteiten en wensen. Die mogelijk heel bescheiden zijn – in onze ogen. Maar daarom geen cent minder waard dan die van de persoon die na een diep financieel dal een florerend bedrijf is gestart.

Los van het feit dat het allemaal momentopnamen zijn, is voor velen de voldoening dat ze aan het eind van de maand alle rekeningen hebben betaald en nog wat geld overhouden, een overwinning op zich. Waar ze heel erg trots op mogen zijn. Laat de stress wegvloeien. Hou de lat laag. Net als de drempel. Opbloeien is geen voorwaarde, maar een wens. Zonder kader of criterium vooraf.

Competitie

En waar we ook mee moeten ophouden: de schuldhulpverlener van het jaar verkiezing. Waar is dat goed voor? Gaan we nu ook al onderling de competitie aan? Ik doe het beter dan jij? Ik ben innovatiever, ambitieuzer, vindingrijker, slagvaardiger, succesvoller? Hou toch op.

Ik krijg er een nare smaak van in mijn mond. Schuldhulpverlening is geen wedstrijd. Waarom toch die neiging om de schijnwerper op één iemand te zetten, en daarmee anderen inherent te diskwalificeren? Jij doet het niet zo best. Eigenlijk. Die ander wel. Het is een marketingtechnisch vast zeer verantwoorde aanpak. Maar die medewerker van de maand hebben we toch niet voor niets allang afgeschaft?

Schrijf gewoon een inspirerend verhaal. Dat is meer dan genoeg. Dat motiveert. Er hoeft echt geen titel uitgedeeld te worden, na stemmen via een website of een beoordeling door een zogenaamd deskundige jury, die de winnaar uitroept tijdens een live uitzending vanuit een congres.

Potsierlijk. Niet meer doen.

De inspanning van velen

Iedere schuldhulpverlener met het hart op de goede plek – en dat zijn er heel veel – doet zijn of haar stinkende best om mensen met financiële problemen zo goed mogelijk te helpen. Professionele grenzen worden opgezocht. Er wordt buiten de lijntjes gekleurd. Beleidsregels worden opgerekt. Afspraken worden tijdens de lunch herzien of naar de geest in plaats van de strikte letter toegepast.

Daar gaat het om. De inspanning van velen, voor anderen die dwalen, in nood verkeren en hulp nodig hebben. Dat is absoluut mooi werk. Waarbij een zekere bescheidenheid past. Dienstbaarheid. Geen ballotagecommissie die op basis van redelijk arbitraire normeringen de winnaar een tiara in het voor de gelegenheid vers gecoiffeerde kapsel drukt. Bijna beschamend. Zo ver af van waarover het gaat: vanuit ontspanning gezamenlijk naar oplossing zoeken, op weg naar het eerste licht aan de horizon. De uitnodiging er samen heen te lopen, omdat het daar zoveel aangenamer vertoeven is.

Maarten Bergman is zelfstandig trainer en adviseur schuldhulpverlening. Hij is ook coördinator AdministratieMaatje bij de Vrijwillige Hulpdienst Eindhoven.

De Cola-ober

Het jongetje zit met zijn ouders en zusjes te eten in de grote zaal van het voormalige Fletcher-hotel in Emmen. Het is net ingericht als noodopvang van asielzoekers. De eerste honderd gasten zijn gearriveerd uit het overvolle centrum in Ter Apel. Vergeleken met de noodtenten aldaar moet het hier een oase van rust zijn. De COA-manager leidt mij rond.

Het gezin eet een magnetronmaaltijd, maar ik zie dat het hem smaakt. De maaltijden komen uit Budel, wordt mij verteld. Dat is 260 kilometer rijden naar Emmen. Om misverstanden te voorkomen: het wemelt van de restaurants in het mooie Drenthe. Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en vreemde inkoopregels.

Glimlach

Het mannetje laat zijn Brabantse eten goed smaken. Zijn moeder stoot hem even aan en wijst naar ons. Dan schenkt ze twee bekertjes cola in. Hij brengt ze in zijn iets te grote jasje een voor een naar ons zonder een druppel te morsen. Aan zijn motoriek mankeert niks. We bedanken hem met twee handen voor de borst. Hij glimlacht even naar die vreemde mensen. Wat zou er door dat mooie koppie heen gaan? Hij komt of uit Syrië of uit Afghanistan. We kunnen het zonder tolk niet vragen; hij is er net. Met een beetje pech heeft hij al meer meegemaakt in zijn leventje dan ik in mijn hele zestig jaar. Ik drink het plastic bekertje leeg, terwijl ik cola eigenlijk niet zo lekker vind.

Het doucheputje raakt verstopt, terwijl de kraan blijft doorstromen.

Eric van Oosterhout, burgemeester Emmen

Anderhalve week geleden bereikte ons het verzoek of we versneld wat konden betekenen voor buurgemeente Ter Apel. Mijn collega daar ken ik al jaren. Als hij enigszins wanhopig klinkt, is het goed mis. En dat is het ook. In een centrum waar al 2.000 mensen verblijven, is een structurele overloop van 750 mensen echt te veel. Het doucheputje raakt verstopt, terwijl de kraan blijft doorstromen.

Ons college reageert begripvol en de fractievoorzitters een paar dagen later ook. Ook de eigenaar van het hotel is snel bereid om de plannen voor het zorghotel nog even uit te stellen. Hij weet uit eigen jeugdervaring dat het niet ieder mens op de wereld voor de wind gaat.

Gissen naar de redenen

In het weekend waarin in Emmen 150 mensen worden opgevangen, zijn er nog vier andere plekken waarin dat gebeurt. In de rest van Nederland blijft het stil. Het NOS-bericht geeft aan dat “Noord-Holland niet voor commentaar bereikbaar was”. Tja. Een taakstelling van 100 mensen opvangen per provincie om de ergste nood te ledigen lijkt toch niet de grootste opgave voor een van de rijkste landen van de wereld. Deze vraag kwam bovendien niet uit de lucht vallen; dit probleem was al langer bekend.

Het blijft gissen naar de redenen. Is het onvoldoende regie en versterken van de urgentie vanuit het Rijk? Is het de angst voor verzet vanuit de bevolking (“wij zoeken ook een huis”)? Is het de druk vanuit populistische partijen die een fatsoenlijk debat over het vluchtelingenvraagstuk in de weg staat?
Ik weet het niet. Ik weet wel dat mijn cola-ober deze weken een stuk beter slaapt. En ik ook.

Eric van Oosterhout, burgemeester Emmen

Participatiesamenleving, wat hebben we ervoor over?

Sinds de decentralisaties in 2015 roept de regering iedereen, zo ook mensen met een beperking of chronische ziekte, op om naar vermogen mee te doen in de samenleving. Dit is denk ik een uitgangspunt waar bijna iedereen zich wel in kan vinden. Voor mensen met een beperking is het lang nog niet vanzelfsprekend dat ze op alle leefgebieden volwaardig kunnen meedoen.

Midden in de maatschappij staan

Op basis van het gedachtegoed waarop het VN-Verdrag Handicap is gebaseerd moet het begrip handicap als volgt worden gedefinieerd: een handicap vloeit voort uit de wisselwerking tussen mensen met een functiebeperking en sociale en fysieke drempels die hen belet om ten volle, effectief en op voet van gelijkheid te kunnen meedoen in de samenleving. Vanuit dit perspectief gezien benadert de overheid participatie nog veel te eenzijdig. Er wordt weliswaar verwacht dat iedereen zijn of haar steentje bijdraagt in de maatschappij, maar de overheid schiet nog ruimschoots tekort in het scheppen van de voorwaarden om dit mogelijk te maken. Neem bijvoorbeeld de arbeidsmarkt. Werk draagt bij aan je inkomen, zelfontplooiing, kan ten goede komen aan je zelfbeeld en mensen kunnen er het gevoel van krijgen dat ze midden in de maatschappij staan. Zelf ben ik zeer content met mijn baan. Het geeft me het gevoel dat ik iets nuttigs doe, en ik ben tevreden over mijn inkomen. Dit is echter nog niet voor alle werkende mensen met een beperking het geval.

Stapeling van zorgkosten

Uit recent onderzoek van Ieder(in) blijkt dat de financiële bestaanszekerheid van mensen met een beperking onder druk staat. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het ontbreken van een stabiel inkomen. Het is voor mensen met een beperking vaak moeilijk om een baan te vinden, en als deze al wordt gevonden betreft het er vaak één met een contract van tijdelijke aard. Ondanks een aanvullende uitkering blijft het inkomen meestal steken tussen het bijstandsniveau (het sociaal minimum) en het minimumloon. Dit heeft grote impact op de sociale participatie van deze mensen. Het kopen van een huis is bijvoorbeeld zeer moeilijk, net zoals het starten van een gezin. Het financiële plaatje van mensen die afhankelijk zijn van een Wajong-uitkering ziet er ook niet al te rooskleurig uit. In de Participatiewet en Wajong is de hoogte van een uitkering vastgesteld op 70 tot 75% van het minimumloon. Voor mensen die vaak lang – soms levenslang – hiervan moeten rondkomen kan dit leiden tot armoede en financiële uitzichtloosheid. Wat de financiële positie van zowel werkende als niet-werkende mensen met een beperking ook onder druk zet is de stapeling aan zorgkosten, onder andere door de extra eigen bijdragen die zij moeten betalen als gevolg van hun handicap. Des te zorgwekkender is het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) om de eigen betalingen in de zorg te vergroten.

Fundamentele vragen

Mijns inziens is de onder druk staande financiële positie van mensen met een beperking aanleiding voor een publiek en politiek debat over een aantal fundamentele vragen. Vergrijzing en technologische vooruitgang zijn twee ontwikkelingen die voor een groot deel de stijgende zorgkosten veroorzaken. De meeste mensen willen en kunnen namelijk steeds langer en gezonder leven. Dit levert een verdelingsvraagstuk op. Wat is goede zorg ons als samenleving waard? En hoe verdelen we als samenleving onze zorgkosten? Maar ook: is het eerlijk dat mensen met een levenslange beperking of ziekte een groot deel van hun inkomen kwijt zijn aan zorgkosten? En hoe solidair zijn jong en oud, rijk en arm en mensen met en zonder beperking met elkaar? Hiernaast moet er denk ik een debat plaatsvinden over hoe we een participatiesamenleving voor ons zien. Betekent dit dat iedereen wordt opgeroepen om te gaan werken zonder een goed financieel perspectief? Of wordt er gekeken naar onder welke condities iedereen op een volwaardige manier kan meedoen op de arbeidsmarkt? Betekent dit dat we meer publieke middelen willen investeren om arbeid voor mensen met een beperking financieel aantrekkelijk te maken? En hoeveel van onze schaarse publieke middelen hebben we over voor bijvoorbeeld rolstoeltoegankelijke gebouwen en openbaar vervoer? Oftewel: we verwachten van eenieder mee te doen in de samenleving, maar wat hebben we er als samenleving voor over om dit mogelijk te maken? Dit zijn denk ik de fundamentele vragen die beantwoord moeten worden om vorm te kunnen geven aan een participatiesamenleving.

Zie: Mensen met een beperking financieel in de knel door zorgkosten - Iederin

Door: Mark Homan, Beleidsmedewerker sociaal domein Werkorganisatie gemeente Heerhugowaard & Langedijk / Algemeen bestuurslid CP Nederland.

Een inkomensafhankelijke energietoeslag, daar moet je niet aan denken

Vanwege de hoge gas- en elektriciteitsprijzen heeft het kabinet besloten tot verlaging van de energiebelasting, om zo de stijging van de energiekosten te matigen, en te voorkomen dat mensen in de kou komen te zitten. Het is maatschappelijk niet aanvaardbaar wanneer mensen een huis niet meer kunnen verwarmen omdat dat te duur is, zeker wanneer dat mede komt door hoge heffingen die juist zijn ingevoerd om aan te zetten tot zuinig gebruik. We willen ook dat ieder zijn kind naar school kan sturen, een dak boven zijn hoofd heeft en naar de dokter kan als dat nodig is. Daarom heeft de overheid daarbij een taak, al wordt die lang niet altijd toereikend vervuld.

Die taak heeft de overheid niet t.a.v. het bedrijfsleven. Daar is het juist wenselijk dat hoge gas- en elektriciteitsprijzen tot minder energiegebruik leiden, door andere wijzen van produceren, productie elders of het staken van de productie. Daarom is ook het systeem van verhandelbare emissierechten geïntroduceerd.

Generiek of specifiek?

De verlaging van de energiebelasting gaat voor ieder huishouden gelden, maar daar is niet iedereen het mee eens. Er zijn uiteraard genoeg mensen die de hogere energiekosten zelf wel kunnen betalen, en waarom zou je voor die dan ook de energiebelasting verlagen. Dat bezwaar hoor je ook regelmatig tegen de AOW, en je zou met dat argument ook een inkomensafhankelijk schoolgeld kunnen bepleiten.

Maar je moet je afvragen hoe we die inkomensafhankelijke compensatie gaan regelen. Moeten we allemaal ons inkomen opgeven aan het energiebedrijf, zowel voorafgaand aan het jaar als na afloop? Of zullen we de belastingdienst laten vaststellen hoeveel iedereen aan energiebelasting moet betalen? Die beschikken ten slotte over onze inkomensgegevens. Dat was het argument voor het invoeren van het toeslagenstelsel.

Je zou ook een energietoeslag kunnen verstrekken, gebaseerd op wat iedereen echt nodig heeft. Die toeslag gaat dan naar mensen met een laag inkomen en hoge stookkosten, die dan ook nog onvermijdbaar moeten zijn. Dan zijn de kosten voor de overheid zo laag mogelijk. Die toeslag zou gebaseerd moeten worden op het inkomen en op de noodzakelijke stookkosten. Voor dat laatste sturen we dan een ambtenaar naar iedereen die een toeslag aanvraagt, waarbij het niet alleen gaat om hoe groot het huis is en hoe goed geïsoleerd, maar ook om het leefpatroon.

Wie de hele dag thuis is krijgt een hogere toeslag dan wie een baan heeft, en wie reumatisch is krijgt ook iets extra’s. We vragen aan de huisarts welke temperatuur voor elke patiënt om medische redenen gewenst is. Het spreekt vanzelf dat we ook steeds nagaan of die gegevens nog actueel zijn. Wanneer er een verandering in de situatie plaatsvindt dient de bewoner dat binnen vier dagen te melden, anders moet de hele toeslag weer worden terugbetaald.

Bezwaren

Er zijn hier twee bezwaren tegen. In de eerste plaats maken we uit zuinigheid alles zo ingewikkeld dat mensen geen beroep meer op de regeling zullen doen en dan maar in de kou blijven zitten, want voor je het weet word je verplicht tot hoge terugbetalingen. Maar ook moet niet worden onderschat, dat wanneer de toeslag een inkomensafhankelijke afbouw krijgt, de marginale lastendruk toeneemt voor wie in het afbouwtraject zit. Die marginale lastendruk is voor veel mensen al heel hoog, juist voor mensen met betrekkelijk lage inkomens, veel hoger dan voor hoge inkomens waar alleen de hoogste schijf in de inkomstenbelasting relevant is.

Daarmee zou een inkomensafhankelijke compensatie van de energiekosten het voor veel mensen nog minder aantrekkelijk maken om extra uren te gaan werken. Wanneer de compensatie niet inkomensafhankelijk is voorkomt dat ook dat achteraf de toeslag weer moet worden aangepast omdat mensen meer zijn gaan verdienen, en ze om die reden geld moeten terugbetalen.

Ik denk daarom dat het heel verstandig is dat het kabinet gekozen heeft voor een inkomensonafhankelijke regeling, door de energiebelasting te verlagen onafhankelijk van het inkomen. Het zou heel redelijk zijn de kosten daarvan op termijn te dekken door verhoging van het hoogste tarief in de inkomstenbelasting. Dat drukt nu juist op degenen die de verlaging van de energiebelasting niet nodig hebben.

Door Paul Bordewijk

Inloggen


Sluit venster