Drama in de jeugdzorg

Op 15 januari werd een medewerker van de Drentse Jeugdzorginstelling Yorneo tijdens haar werk neergestoken. Het betrof een jonge vrouw van 26 jaar. Als burgemeester werd ik daar direct over geïnformeerd. Na de kritieke fase van het crisismanagement, leidt een dergelijk vreselijk voorval tot een nadere beschouwing.

Een andere film

Als we naar het theater of de bioscoop gaan, proberen we altijd wat aan de zijkant te zitten. Het komt nogal eens voor dat ik eruit word gebeld voor het een of ander. Nu kunnen we tweeënhalf uur ongestoord genieten van een prachtige film (‘De Acht Bergen’). Bij de aftiteling kijken we elkaar aan: dat moeten we vaker doen. Zwijgend naast elkaar genieten van mooie beelden en een ontroerend verhaal.
Op het moment dat ik opsta, voel ik de telefoon in mijn zak trillen. Ik pak de telefoon en zie dat het de politiechef is. Die belt meestal niet om te melden dat er een fietssleuteltje is gevonden. In een stil hoekje hoor ik hem aan: jeugdhulp Yorneo, Stationsstraat, dodelijk incident. Mijn vrouw kan het gesprek niet horen, maar ziet na 42 jaar samen dat het menens is.

Crisis

De ervaring leert dat het niet handig is om dan iets teveel emotie binnen te laten komen. Met wat telefoontjes en wat appjes informeer ik de ploeg om mij heen. Het heeft weinig zin om naar de instelling toe te gaan. Er is een vermoeden van een misdrijf. Dan loop je als burgemeester rechercheurs in de weg die belangrijk werk doen.
Pas bij thuiskomst zakt het bericht wat in. Vreselijk, een medewerkster van 26. We hebben drie dochters rond die leeftijd. De jongste werkt op een school waar ook nog wel eens wat aan de hand is. Tijdens haar stage op Curaçao heb ik ook wel eens beter geslapen. Hoe zou het met de ouders gaan?
En de collega’s van de vrouw. Wie waren erbij? Werken in de jeugdzorg is al geen eenvoudig werk, en dan gebeurt er zoiets.
Ik zat jaren in het bestuur van deze jeugdzorginstelling. Gelukkig heb ik toen nog nooit zoiets heftig meegemaakt. Maar ik heb wel gezien hoe zwaar dit werk is.
Maar ook de mogelijke daders. Niemand komt op de wereld om iemand anders om het leven te brengen. Wat zijn het voor jongens? Wat hebben ze allemaal al niet meegemaakt?
Na een wat onrustig nachtje brandt de volgende dag het media-circus los. Ze komen allemaal voorbij: regionaal en landelijk. De bekende vragen: wat vindt u ervan en hoe heeft het kunnen gebeuren? De eerste vraag is makkelijker dan de tweede.

Vervolg

In het verloop van de week krijgt het drama een vervolg langs twee lijnen. Ik word op de hoogte gehouden door politie en Openbaar Ministerie over de justitiële afwikkeling. Dat is niet anders dan bij elk ander misdrijf. De familierechercheur heeft contact met de familie. Zij informeert mij op hoofdlijnen. Mijn aanbod om te zijner tijd met de familie in gesprek te komen, wordt door hen op prijs gesteld. Nu wisselen verdriet, boosheid en wanhoop elkaar af. Dat snap ik wel. Burgervaders zijn ook vaak vaders. Onze jongste dochter is ook 26.
Op de tweede lijn houden we ambtelijk en bestuurlijk contact met de jeugdzorginstelling. De wethouder jeugdzorg en haar ambtenaren spelen daar een belangrijke rol in. Ik bel met de directeur van de instelling. “Hoe gaat het met je”, lijkt een obligate openingsvraag. Mijn ervaring leert dat een dergelijke open vraag een uitnodiging is voor een breed bewogen verhaal. De directeur vertelt over de bijeenkomsten met de medewerkers en het grote verdriet. Er gaan onderzoeken lopen. En de eerste media-golf lijkt wat weg te zakken. Onvermijdelijk vraag ik: “maar hoe gaat het met jou”? Mooi hoe zo’n bestuurder zo’n directe persoonlijke vraag behendig weet te omzeilen en alle aandacht op zijn mensen en de nabestaanden richt.
Hij bedankt voor de wijze waarop ik alle media te woord heb gestaan. Omdat ik de organisatie als voormalig toezichthouder goed ken, kan ik de gebruikelijke primaire veroordeling van de instelling ombuigen in een positiever verhaal. Mijn zin “ik heb de instelling leren kennen als betrouwbaar en professioneel” helpt in deze fase. Tegelijk zeg ik (net als de bestuurder) niets over de context van het dodelijke incident; dat moet het onderzoek opleveren.

Voorbarige kritiek

De woordvoerder van FNV Jeugdzorg heeft blijkbaar iets minder geduld. Daar vallen meteen grote woorden als “eyeopener”, “het speelt al veel langer in de jeugdzorg”, “de discussie over veiligheid komt op scherp te staan”. De vraag is of dit type taal helpt in een fase waarin de schokgolf nog niet is uitgewoed. Mijn aandacht gaat vooralsnog naar Marit, een jonge vrouw van 26 jaar die al haar talent gaf aan jongeren die een steuntje in de rug nodig hebben. Vervolgonderzoeken zullen moeten uitwijzen of er sprake is van een gevaarlijke trend in de jeugdzorg, of van een incident in de vorm van een buitengewoon noodlottig ongeval. Dat wordt de komende weken allemaal onderzocht. Dat is belangrijk; hopelijk levert het lessen op voor de toekomst.

De harde waarheid

Maar één ding is zeker: daarmee hebben we het leven niet kunnen redden van een bevlogen jonge vrouw. Zij zette zich in om het moeilijke leven van sommige tieners wat te verlichten. Een haast niet te bevatten ondraaglijke waarheid.

Eric van Oosterhout, Burgemeester Emmen

Echoput van eigen gelijk

Afgelopen 2 december verscheen in het NRC een artikel over schuldhulpverlening waarin stevige uitspraken worden gedaan. Het systeem is inefficiënt, mensen vinden de weg naar hulpverlening te laat of helemaal niet, trajecten duren te lang en zijn te streng, lokale politiek speelt een te grote rol in het gemeentelijk aanbod, commerciële bureaus handelen ten koste van cliënten vanwege financiële drijfveren en bij bewindvoering spelen perverse prikkels een rol om mensen langer dan noodzakelijk onder bewind te houden.

Schuldenproblematiek

De daarop volgende opwinding was voorspelbaar en aandoenlijk. Van alle beroepsgroepen klom men in de pen om te verkondigen dat het allemaal wel meeviel, dat ze onterecht de zwarte piet (mag ik dat nog zeggen?) toegeschoven kregen, dat er ook heel veel goed ging, dat ze juist een belangrijke bijdrage leverden aan het oplossen van de schuldenproblematiek, dat ze zich bijna als crimineel bestempeld voelden, et cetera.

Natuurlijk waren velen het roerend met de apologeten eens. Meestal omdat ze eenzelfde professie uitoefenden. Straatjes werden driftig schoongeveegd en posities met verve verdedigd. Alsof ze door de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag verhoord werden.

Na een paar dagen kalmeerde het. De klucht bloedde dood. Jan Klaassen en Katrijn hadden het volk met hun poppenkast vermaakt. De standpunten waren bevestigd, de tegenstellingen versterkt en de uiterst wankele status quo hersteld alsof er niets was gebeurd. Iedereen trok zich tevreden terug in de echoput van eigen gelijk.

Fundamenteel mis

Verbijsterend. Want er is natuurlijk wel van alles fundamenteel mis met de schuldenindustrie. De branche, die niet alleen bestaat uit de incasserende en de hulpverlenende kant, maar ook de adviserende, detacherende en opleidingskant, hangt van politieke en financiële belangen aan elkaar. Met alle gevolgen van dien. Want laten we wel wezen: van marktwerking is een overheidstaak zelden beter geworden. Die sliert aan voorbeelden hoeft hier niet genoemd te worden, die kennen we allemaal. Maar dat is nauwelijks bespreekbaar. Want te veel gevoelige tenen, zoveel ego’s, verdeel en heers en navelstarende monopolies.

Dat vele hulpverleners hun stinkende best doen, daar gaat het niet om. Dat is geweldig, maar niet de kwestie. Wanneer zo’n artikel verschijnt als nu in de NRC, wordt er voornamelijk gereageerd door uitvoerders of vertegenwoordigers van koepelorganisaties en instellingen die zich persoonlijk aangesproken voelen. Dat is jammer – en in het geval van koepelorganisaties beschamend – want daarmee sneeuwt het onderliggende onderwerp onder en mag de vinger niet op de zere plek gelegd worden. Waardoor de zwerende wond onbehandeld blijft.

Onverantwoord laag bestaansminimum

Ook de nieuwste moties, wetsvoorstellen en (semi)particuliere ideeën – nog meer pleisters – gaan de ontsteking niet verhelpen. Alle erudiete oplossingen en wetenschappelijke onderzoeken ten spijt, blijft de basale oorzaak bestaan: het ontbreken van solide bestaanszekerheid. Schulden en armoede zijn een symptoom van een onverantwoord laag bestaansminimum. Ook in tijden van hoogconjunctuur raken honderdduizenden in diepe financiële problemen, omdat ze (langdurig) in armoede leven. Niet uit luiheid of onwil, maar omdat er geen verbetering mogelijk is.

In de ogen en het beleid van de staat is deze grote groep mensen maatschappelijk irrelevant en lastig. Ze hebben hun eigen ellende veroorzaakt en moeten er maar op eigen kracht uitkomen of op de blaren zitten. De zestiende eeuwse, diep gewortelde Calvinistische grondtoon die hierin nog altijd doorklinkt (ongeacht een Angelsaksisch, Rijnlands of Scandinavisch model) blijkt onuitroeibaar.

Bovendien: het systeem kan zichzelf niet opheffen. Het heeft ook geen zin het te vervangen door een ander stelsel. Wat er ten grondslag ligt aan de ziekmakende structuur, blijft bestaan: het elementair gebrek aan verbinding met de nood en behoefte van ieder mens afzonderlijk. Het is ons individuele voelen, denken en handelen dat aan structurele revisie toe is. Een nieuw beginsel, dat uitgaat van uitreiken en afstemmen, in plaats van voorschrijven en straffen.

Dat uit zich ook in de zorg voor bestaanszekerheid. Voor breed welzijn. In verbinding. En ja: liefde.

Maarten Bergman, Zelfstandig trainer en adviseur schuldhulpverlening Coördinator AdministratieMaatje bij de Vrijwillige Hulpdienst Eindhoven

Maatwerk is dingen doen die nergens anders worden gedaan

Ik zag hem vanuit mijn ooghoeken het pand binnen schuifelen. Schuchter liet hij zijn ogen dwalen door publieksruimte. Toen hij had gevonden wat hij zocht, sjokte hij naar de medewerkster achter de publieksbalie. Ik liet hem begaan, hoewel ik met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk wist dat ik hem binnen een zeer korte afzienbare tijd zou spreken. Zijn verwarde voorkomen in combinatie met het onverzorgde uiterlijk stond daar min of meer garant voor. Het moment kwam sneller dan dat ik had gedacht.  De baliemedewerkster wenkte mij met een wanhopige blik in haar ogen. Haar gelaatsuitdrukking sprak boekedelen en verraadde dat mij een grote uitdaging stond te wachten. Om haar niet langer als praatpaal te laten functioneren, voegde ik mij in het tot dan toe eenzijdige gesprek. 

Zoals het kan

Hij was wat verward. Dementerend wellicht. Zijn verhaal was onsamenhangend. Hij was ervan overtuigd dat er nog voldoende geld op zijn bankrekening stond. Dat de bank daar anders over dacht, was voor hem slechts bijzaak. En nu stond hij bij de balie van sociale zaken om die storende invloeden van de buitenwereld te ontlopen. Maar wat ik ook probeerde, het lukte mij niet om een bres te slaan in de muur van onwerkelijkheid die hij om zich heen had gebouwd.

Hij was ervan overtuigd dat er nog voldoende geld op zijn bankrekening stond. Dat de bank daar anders over dacht, was voor hem slechts bijzaak.

Ik wilde wel wat doen. Maar hoe? Ik herinnerde mij een uitspraak van mijn ouwe heer: Als het niet kan zoals moet, dan moet het maar zoals het kan. Ik besloot met de klant een bezoek aan de bank te brengen. Gretig stapte ik in mijn stoute schoenen, die ik al had klaarstaan, en niet veel later stond ik met hem voor de bank. Na te hebben ontdekt dat het ging om een bank die hoog op geeft van het boerenverstand stapte ik zelfverzekerd de bank binnen met de klant in mijn kielzog.

Oplossingen

Een hartelijke begroeting volgde. Meneer was bekend bij de bank. De bankmedewerkster was behulpzaam en was daadwerkelijk bereid te doen en te handelen waar het boerenverstand om vroeg.  De huur was de afgelopen maand niet betaald. Hij had wel vaak gepind, maar daar wist hij zich niets van te herinneren. Privacy is goed, maar om hulp te bieden was het nodig om verder te kijken dan wetten die in de weg staan en om over praktische bezwaren heen te stappen.

Gezamenlijk werden oplossingen bedacht en gevonden. De huurschuld loste ik met toepassing van artikel 18 lid Pw 1 (individualiseringsbeginsel) en artikel 35  lid 1 (bijzonder bijstand) in. De dementerende fase waarin de klant zich bevond merkte ik aan als een zeer persoonlijke bijzondere omstandigheid. Dat feit en die persoonlijke omstandigheid liet ik sterker wegen dan het verbod om bijstand voor schulden te verstrekken. In samenwerking met de bank werden hulpverleners gewaarschuwd en ingeschakeld. De bank zou zorgdragen voor het budgetbeheeer. Maatwerk, het is gewoon het boerenverstand gebruiken en daarna handelen. Of zoals mr.dr. Jan R. Lunsing het ooit schreef: maatwerk is dingen doen die nergens anders worden gedaan.

Tjalling Smit, Juridisch Adviseur

Zijn mensen met een arbeidsbeperking dan echt altijd de klos?

Acht jaar loopt de banenafspraak nu alweer. En ik durf te zeggen dat dit project tot nu toe gelukt is. De laatste cijfers bewijzen dat. Er zijn nu meer dan 77.000 mensen aan het werk. Dat is meer dan er in Old Trafford, het stadion van Manchester United, passen. Dat is net iets meer inwoners dan Schiedam heeft, mijn geboortestad.

Dus stellen we ons een vol stadion van Manchester United voor. Of dat je door Schiedam loopt. Iedereen die je daar tegenkomt is aan het werk in het kader van de Banenafspraak…

Dat is een resultaat.

En dat succes vieren we tijdens de Maand van de 1000 Voorbeelden, een evenementenmaand waarin we laten zien dat er een inclusieve beweging op de arbeidsmarkt is ontstaan. Een maand waarin we de inclusieve vooruitgang laten zien. Een maand waarin we, hoewel de media-interesse traditioneel niet op goed nieuws gericht is, onbeschaamd het goede nieuws vieren. Dat doen we samen met ontzettend veel partners, waaronder de WerkgeversServicepunt (WSP) en vele gemeenten.

De problemen

De regelingen voor werkgevers waren bureaucratisch. We kennen ondertussen allemaal de problemen rond de loonwaardebepaling of met de verschillen in loonkostensubsidie tussen de ene gemeente en de andere. We weten dat een echt werkend kandidatenbestand afwezig is.

Want laten we het gewoon zeggen: dit is werkelijk nog nooit vertoond. Zoveel mensen aan het werk vanwege een banenplan. En laten we het dan nog eens zeggen: het was niet omdat de beginomstandigheden nu zo ideaal waren. De Banenafspraak en bijbehorende regelingen zijn over de schutting bij gemeenten gegooid. Dit omdat de SW geen nieuwe mensen meer mocht binnenlaten en ook de Wajong fors werd beknot bij de invoering van de participatiewet.

En toch lukte het.

Dat zijn de cijfers en daar kan geen discussie over zijn: ze komen rechtstreeks uit de polisadministratie van UWV. En tegelijkertijd is het een deel van de waarheid. Want nu – juist tijdens de evenementenmaand die we rond de successen van de Banenafspraak organiseren – wil ik het vooral hebben over ‘de doelgroep’. De mensen met een arbeidsbeperking.

Smalle grenzen van de doelgroep

Er waren al genoeg kanttekeningen bij de bepaling van wie er wel of niet tot de doelgroep behoort. Wij vinden die grenzen nog steeds veel te smal getekend. Maar ook in de huidige groep is er nog veel gedoe met verschillen. En dat is zo jammer, want aan hun motivatie ligt het meestal niet!

Vrijwel iedereen met een beperking heeft zijn eigen regeling. In de Wajong resten nog meerdere regimes. We zien dat mensen, die uit participatiewet komen, in de ene gemeente anders tegemoetgekomen worden dan in de andere. Denk daarbij aan de toerusting met jobcoaches en andere faciliteiten.

Of denk aan het doelgroepenbeleid van gemeenten. Sommige doelgroepen hebben soms wel en soms niet voorrang. Jongeren onder de 27 jaar komen soms niet aan de beurt. Simpelweg omdat er geen uitkeringsbesparing tegenover staat. Ook als het gaat om bijverdienen moet je echt wel supergemotiveerd zijn in sommige gevallen.

En als je de pers een beetje volgt, zie je dat juist deze groep vaak geconfronteerd wordt met nog meer ellende, zelfs op het gebied van energietoeslag bijvoorbeeld. (Als je afhankelijkheid van elektriciteit nog groter is dan van iemand zonder beperking, maar ook op het gebied van andere regelingen. Er is een groep die door hun beperking nu eenmaal meer kosten moet maken). Kortom: dan heb je wel werk, maar dat plezier sneeuwt onder door een gebrek aan geld of ondersteuning.

Voltijdsbonus

Er nu wordt bijvoorbeeld gepraat over een voltijdsbonus. Als die doorgaat, hebben we een probleem. Heel simpel: verreweg het grootste deel van de mensen met een beperking komt daar niet bij in de buurt. In de banenafspraak tellen we 25,5 uur als fte …

Ik zou het absoluut niet terecht vinden als hardwerkende mensen, die hun nek uitsteken, niet beloond worden (en al die mensen met een willekeurige kantoorbaan en een contract voor veertig of zesendertig uur wel). Nog even afgezien van het feit dat het volgens mij sowieso een onzinnige maatregel is, die niets gaat doen aan de tekorten op de arbeidsmarkt.

Werken moet lonen

Er zou een echt samenhangend beleid moeten komen om de groep mensen met een beperking of een afstand tot de arbeidsmarkt tegemoet te komen. Werken moet namelijk echt lonen. Mensen moeten er beter van worden als ze aan de gang gaan, het moet niet leiden tot meer problemen.

Wij pleiten voor en bredere groep, een veel simpelere vorm van loonwaardebepaling en een eenduidige loonkostensubsidie en andere voorzieningen. Als er een samenhangend beleid komt, dan gaan wij gewoon zorgen dat ook voor een bredere groep (het getal 200.000 is genoemd) de banen weer komen. Zo wordt onze arbeidsmarkt steeds inclusiever.

Aart van der Gaag is boegbeeld en inspirator van het project ‘Op naar de 100.000 banen’, een initiatief van werkgeversorganisaties en werkgevers te enthousiasmeren rond de Banenafspraak.

Zorg afschalen betekent niet mensen aan hun lot overlaten

Ik ben ervan overtuigd dat niemand zit te wachten op een (jeugd)zorgstempel. Het is een fijner gevoel als je zelf je leven goed op de rit kan houden; meer eigen regie; meer eigenwaarde. Maar als je eenmaal (jeugd)zorg hebt, en die voelt als de juiste oplossing, dan is het ook heel vervelend als die weer verdwijnt. Begrijpelijk! Toch moet dat gaan gebeuren. Want naast het onnodig in zorg plaatsen, moeten we met elkaar ook vooral gaan afschalen. Een nieuw toverwoord?

Ondersteuning van het voorliggende veld

Afschalen betekent niet mensen aan hun lot overlaten. Gelukkig niet. Vanuit de zorg afschalen betekent de ondersteuning bieden van het voorliggende veld (de algemene voorzieningen dat beschikbaar is in een wijk of gemeente). En door preventieve activiteiten ook het opschalen van het voorliggend veld naar de zorg proberen te voorkomen.

In de aanbestedingsleidraden die ik lees, zie ik dit volop voorbij komen. En ik ben het er helemaal mee eens! Er kan nog zoveel meer in het brede voorliggende veld. Cliëntondersteuners en maatschappelijk werkers zijn er op gericht om samen met mensen te werken aan oplossingen in het normale leven. Om te zoeken naar de mogelijkheden om de eigen regie op het leven weer te versterken, eventueel samen met het netwerk. Daar laten we nog heel veel kansen liggen.

Waar gaat het bezuinigde budget heen?

Dus heel fijn dat er bij de aanbestedingen nu wél heel expliciet aandacht voor is. En het vertaalt zich ook in de beschikbare budgetten voor de (jeugd)zorg. Die gaan omlaag zodat er meteen een prikkel is om mensen niet onnodig in zorg te nemen. Klinkt misschien nog wel logisch. Maar de vraag die zich dan aandient is waar het bezuinigde budget heen gaat. Als het geld de inhoud volgt, dan lijkt het me voor de hand liggend dat er meer geld beschikbaar komt voor dit voorliggende veld en de preventieve activiteiten. Zodat meer cliëntondersteuners en maatschappelijk werkers ook meer ruimte krijgen (in tijd en geld) om te doen wat er nodig is. en meer mensen kunnen ondersteunen. Helaas zie ik dat in de concrete praktijk nog niet echt gebeuren.

Waar zitten dan de belemmerende factoren?

Irene Thuis

In dit opschalings- en afschalingsdenken ligt er een belangrijke taak bij de gemeentelijke toegangen tot de (jeugd)zorg. Die toegangen worden overal verschillend georganiseerd en het is dan ook geen eenvoudig vraagstuk. Niet voor niets loopt hiervoor een landelijk, door Movisie ondersteund, traject. Grote vraag die mij triggert is ‘wie bepaalt of iemand in het voorliggend veld geholpen kan worden of een indicatie moet krijgen voor (jeugd)zorg?’ En wie houdt daarbij dan ook écht het belang van de burger als allerhoogste goed in beeld?

Ik zie verbaasd gebeuren dat juist zorgpartijen van tevoren gaan bepalen wat in het voorliggend veld opgelost zou kunnen worden, want door hun eigen beperkte budgetten hebben ze tenslotte geen belang meer om zoveel mogelijk mensen in (jeugd)zorg te nemen. Misschien handiger om juist de kennis en kunde van het voorliggende veld te benutten?

Irene Thuis, Directeur-bestuurder MEE Zuid Limburg

Maatwerk laat zich niet in vangen in wetten

Het was een belachelijk drukke week geweest. Naast de reguliere werkzaamheden, de drukke dagelijkse plichtplegingen, had ik mij laten verleiden om op een vrijdag deel te nemen aan een sessie over maatwerk. Het had het laatste beetje energie, dat ik aan het eind van de week nog had, volledig opgeslokt. Op weg naar huis liet ik mijn gedachten over deze sessie nog een keer de revue passeren. En hoewel ik een voorstander ben van individualiseren, voelde ik hoe mijn gedachten zich tegen het idee van ‘maatwerk’ verzetten. Dat vermoeide mij nog meer. In de verte doemde intussen mijn huis op. Ik parkeerde de auto. Stapte mijn woning binnen en kuste mijn vrouw. Ze keek mij aan. Trok haar conclusie die ze meteen uitte: Je bent moe. Ze gaf mij de ruimte door de situatie even te laten voor wat het was. Zonder enige vorm van verplichtingen liet ik mij dankbaar op onze bank ploffen. Heerlijk, even niets.

De parallel met ‘De beentjes van sint Hildegard’

Nadat mijn vrouw de innerlijke mens met een heerlijke maaltijd had versterkt, besloten we er een heerlijk avondje van te maken. Eentje in de categorie relaxed, beentjes op de tafel en een filmpje kijken onder het genot van enige alcoholische versnaperingen. Het enige waarover we nog in dubio stonden was de keuze van de film. Zonder daarover te moeten soebatten lieten we de keuze vallen op ‘De beentjes van sint Hildegard’. Een luchtige dramafilm met een komisch tintje die het verhaal vertelt over Jan die 35 jaar is getrouwd met Gedda. De film begon uitermate grappig. Maar hoe verder de film vorderde, hoe meer kwartjes begonnen te vallen: waarom ik zo vermoeid terugkwam van de sessie over maatwerk.

De parallellen tussen Gedda en Carola Schouten drongen zich steeds vaker bij mij op. Voor hen die de film niet kennen. Gedda houdt van Jan. Ze ziet het huwelijk als een vorm van begeleid wonen. Als hij een glas van tafel wil pakken, is zij hem al voor en reikt hem het glas aan. Daarnaast bepaalt ze zijn kleding, vriendschappen, vakanties en al hun andere bezigheden. Naarmate de film het eind naderde, hoe meer ik mij als professional kon vereenzelvigen met Jan. Jan houdt van Gedda, maar ervaart al de bemoeienissen van Gedda als ware hij geen zelfstandig denkend wezen.

Maatwerk: met minder regels meer bereiken

De gelijkenis is treffend. Carola, je voorliefde voor maatwerk en het zoeken naar een Balans in de Participatiewet is liefdevol bewonderingswaardig. Maar stop met het willen bepalen hoe ik mijn werk moet doen. Zoek het asjeblieft niet in het nog meer maken van regels, wetten, uitzonderingen op bestaande regels. Dan wordt verstikkend vermoeiend. Maatwerk laat zich niet in vangen in wetten, bepalingen en voorschriften, Jan zegt het treffend. “Als je in de open haard twee houtblokken op elkaar legt, gaan ze allebei uit. Pas als je ze losjes op elkaar legt branden ze als een fakkel." Carola, hoor de roep van de uitvoering dat je met minder regels meer bereikt. Alsjeblieft Carola, geef mij de professionele ruimte om te doen wat nodig is!!!

Tjalling Smit, Juridisch Adviseur

Noodopvang Ter Apel in Leiden

Als diaconaal centrum coördineren we tijdelijke noodopvang voor enkele mensen uit Ter Apel. Dit doen we samen met meerdere kerken in Leiden.

Aanleiding

Al sinds het begin van de zomer slapen honderden mensen buiten in Ter Apel. De opvangcapaciteit blijft ontoereikend. Na een landelijke noodoproep hebben wij als Bakkerij een oproep gestuurd aan ons lokale netwerk: Wij kunnen nu niet wegkijken van wat er gebeurt in Ter Apel. We kunnen als kerken hulp bieden! 

In de praktijk

Na onze oproep kwam er van Rooms-Katholieke zijde een aanbod: een kerk stond leeg vanwege toekomstige renovatie. In eerste instantie wilden we, afhankelijk van de nood, een groep opvangen die het ‘het meest nodig had’. Bijvoorbeeld een groep mannen. Maar in de praktijk bleek: De nood van de dag bepaalt wie het het meest nodig heeft. Terwijl wij de kerk nog aan het inrichten waren met bedden en vrijwilligers aan het werven waren, kwam er een telefoontje: de noodopvang van Gouda ging dicht. Tientallen gezinnen zouden die nacht in Ter Apel buiten moeten slapen onder herfstige omstandigheden. Hieraan konden we niet voorbij gaan.

Concreet betekende het dat we op stel en sprong begonnen en twee gezinnen van vijf mensen ontvingen. Met veel sociale media aandacht lukte het om de eerste dagen al 24 uur per dag vrijwilligers te regelen voor de noodzakelijke aanwezigheid en begeleiding.

Kerk in Leiden gebruikt als asielopvang
Kerk in Leiden wordt gebruikt als opvang voor asielzoekers

Samenwerking

Vooraf wisten we dat het goed was om de noodopvang te melden bij de brandweer, politie en overheid. Na de melding bij de gemeentelijke instanties bleef het stil. De gemeente zegde toe mee te helpen waar nodig, maar dit resulteerde niet in concrete hulp, behalve twee kliko-bakken. Sterker nog: het resulteerde in meer verordeningen, richtlijnen en afschuiven van de verantwoordelijkheid naar ons: Dit is jullie privé initiatief als kerken. Naar de pers reageerde de burgemeester echter alsof al deze extra opvang als verantwoordelijkheid en zorg op hun schouders neerkwam, terwijl dit in de praktijk dus absoluut niet is[1]. Na een prikkelende oproep op Twitter aan politieke partijen en wethouders om mee te draaien kregen we twee reacties: niet om mee te doen, maar om op bezoek te komen. Hiervoor hebben we vriendelijk bedankt.

In de praktijk merk je dat concrete hulp sneller en eerder uit het maatschappelijk veld, van buurtbewoners en van lokale kerkgemeenschappen komt dan overheden. Zo kwam Stichting Present met een groep vrijwilligers helpen inrichten. Regelden we kamerschermen via het Rode Kruis en stelde de Voedselbank meteen pakketten beschikbaar. Via ons eigen diaconale netwerk zaten we binnen enkele dagen op 30 vrijwilligers, waaronder huisartsen, vertalers en hulpverleners, via ons lokale netwerk.

Leerpunten

De hulp en opvang is zeer ad hoc tot stand gekomen. Dat is ook de kracht van ons diaconaal centrum: Snel reageren, een organisatie en praktische hulp optuigen is voor ons bekend terrein. Om dit gezamenlijk met kerken op te pakken vraagt meer afstemming, overleg en geduld. Voordat een kerkelijk bestuur ‘akkoord’ geeft, gaan er soms kostbare dagen voorbij. We proberen daarin een midden te vinden. Een voordeel van onze coördinatie is dat kerken sneller ja zeggen vanwege onze knowhow met hulp aan kwetsbaren en dat we met backoffice, coördinatie en communicatie hen de lastige dingen uit handen kunnen nemen. De kerk levert dan de locatie, de praktische ondersteuning en druppelsgewijs gaan ook steeds meer ‘eigen’ vrijwilligers meedoen.

Advies aan andere steden zou zijn: Houd de coördinatie centraal, kies één organisatie met een groot netwerk. Geef daarna of daarnaast zoveel mogelijk praktische organisatie uit handen. De ‘satelliet’ plekken kunnen dan meeliften met de kennis, voorbereiding en ervaring van de andere plekken. Wij focussen ons met de coördinatie op Bed-Bad-Brood. De lokale gemeenschap zorgt dan voor de rest: kleding, taalles, speelgoed, samen koken etc. Dat is ook waar veel vrijwilligers op af komen: om te helpen of ‘iets te doen’.

Het lastige is wel: Waarom vereist de gemeente op deze plekken 24 uur per dag ‘aanwezigheid’ van vrijwilligers? De opgevangen mensen willen het liefst zelfstandig hun dagelijks leven leiden, vrijwilligers voelen zich ongemakkelijk. Dit vergt ook verwachtingsmanagement aan vrijwilligers.

Waar we in beginsel op hoopten: een ‘zwaan-kleef-aan’ effect, lijkt in de praktijk ook te werken. Zodra één schaap over de dam is, volgen er meer. We hebben nu na een week opvang een groep van 50 vrijwilligers, twee locaties open en in potentie een paar nieuwe, kleinschalige locaties in de pijplijn.

Stad van Vluchtelingen?

Zoals ik hierboven schreef is er nauwelijks contact, hulp, ondersteuning of input geweest van of met de burgerlijke gemeente of overheden, behalve dat wij hen geïnformeerd hebben. En dat we via de pers moeten vernemen van de burgemeester dat dit onze privé verantwoordelijkheid is. Gezien het feit dat wij opvang bieden waar de overheid te kort schiet, en zij zelfs door rechterlijke uitspraak erop gewezen is deze opvang ‘inhumaan’ en ontoereikend te verzorgen, is dit uitermate frappant. En weer een mooi voorbeeld van ‘ontoereikend zijn’.

Maar laat ik voorzichtig zijn. Wellicht zijn ze achter de schermen druk aan het vergaderen en ermee bezig. In de tussentijd doen wij wat nodig is: Concrete hulp bieden en helpen waar geen helper is.

Judith van den Berg-Meelis, coördinator Diaconaal Centrum De Bakkerij Leiden


[1]    In een interview met Sleutelstad zei burgemeester Lenferink: Er is 7 keer 24 uur begeleiding nodig, gedurende een langere tijd. En dat legt ook weer druk op de zorgkant én op een heleboel andere zaken waar je als gemeente verantwoordelijk voor bent. https://sleutelstad.nl/2022/10/10/gesprek-met-burgemeester-lenferink-leidens-ontzet-energiecrisis-vluchtelingen-en-corona/

Gezocht Ervaringskennis (m/v/x) in alle schalen

Armoede is ‘hot’, of eigenlijk ‘cold’ als je de voorspellingen voor komende winter eraan ziet komen; er wordt heel veel over gesproken, vergaderd, en gezoomd over armoede in alle verschijningvormen. Gelukkig gebeurt dat ook steeds meer met mensen met ervaringskennis. Zij kunnen verdomd goed uitleggen hoe het is om in de derde week van de maand geen geld meer te hebben; hoe het is om de boodschappen terug te moeten leggen van de kassaband; hoe het is je kinderen geen warme maaltijd te kunnen voorschotelen; hoe het is om een nacht wakker te liggen van een boze brief van Werk & inkomen over niet ingeleverde bewijsstukken; hoe het is om … speelbal te zijn in de wir-war van verzonnen beleid en bijbehorende uitvoering.

Ervaringsdeskundigheid

Het zijn die verhalen die raken. Er gaat bijna geen tv-programma voorbij of er zit wel iemand met ervaringskennis aan tafel met een pakkend verhaal uit de armoedepraktijk van alle dag. Vaak tot tranen toe geroerd altijd met applaus ontvangen; met een schouderklop, met een bosje bloemen en wie weet - als het helemaal meezit - nog met reiskosten en een cadeaubon als dankjewel. Prima, zou je zo zeggen. Niets mis mee.

Ervaringsdeskundigheid deed de afgelopen decennium pijlsnel haar intrede in het sociaal domein. Zelfs hele opleidingen werden er voor uit de grond gestampt of uit Amerika geïmporteerd. Alleen maar goed. Ervaringskennis werd erkend en de opleiding kent zelfs een MBO- en HBO-variant en er zal vast ook al iemand in gepromoveerd zijn.

Maar zien we die ervaringskennis nou ook terug in ons sociaal domein? Is het beleid ervarings-proof? Is de uitvoering ervarings-proof? Zijn de spelregels ervarings-proof?

Of is het verzonnen op de zoveelste verdieping van een stadskantoor waar niemand onder schaal 10 voorbijkomt? Zou iemand met ervaringskennis zelf de ingewikkelde regeltjes verzinnen, waar ie zelf de dupe van is? Zou iemand met ervaringskennis zelf een boze brief verzinnen met alle juridische rim-ram erin, die de stress in je hoofd alleen maar doet toenemen?

‘Klantenpanels’

Inmiddels hoor ik een nieuwe trend, de zogenaamde ‘klantenpanels’. Nu heb ik al een fikse allergie tegen het woord ‘klant’ bij een sociale dienst, voordat je het weet gaan ze ook nog een bijbehorende ‘klantreis’ maken. In de klantenpanels mogen uitkeringsgerechtigden - op verzoek - meepraten en meedenken over de gemeentelijke website of over een nieuw formulier, maar wezenlijk meedenken over beleid en uitvoering, dat zit erin het panel ook niet in.

Ralf Embrechts

Met de oplopende tekorten aan menskracht bij gemeenten zien we de inhuur van consulenten en bijbehorende managers alleen maar toenemen. Vaak is mijn eerste vraag bij een kennismaking: “Ben je hier tijdelijk of voor vast?”, want voordat je het weet tref je over drie maanden weer een andere beleidsmaker of consulent. Dat maakt zo lastig afspraken. Mijn tweede vraag is of mijn gesprekspartner zelf ervaringskennis heeft, of ie wel eens zelf aan de andere kant van het loket heeft gezeten? Dan krijg ik meestal een bevlogen verhaal te horen waarom iemand bij de sociale dienst of het UWV is komen werken. Nooit om het geld, altijd om mensen te helpen; tot zo ver zit dat wel goed.

Maar hoe komt het dan dat gemeenten toch nog zo’n kromme regels kunnen blijven verzinnen, zo’n vreemd beleid, dat vaak niet past bij de doelgroep, dat onbegrepen wordt door hen voor wie het bedoeld is, dat de plank toch dikwijls - ook in de uitvoering - finaal misslaat? Dat dan weer gecorrigeerd moet worden door het andere toverwoord in het sociaal domein ‘maatwerk’?

Beleids- en uitvoeringsdeskundige

Wie weet helpt de inzet van ervaringskennis die verder gaat dan een klantenpanel. Daarom zou ik iedere sociale dienst en UWV willen verleiden (ik hou niet zo van verplichten) per 250 uitkeringsgerechtigden ten minste één uitkeringsgerechtigde aan te nemen als beleidsdeskundige en ten minste één als uitvoeringsdeskundige; die praktische wijsheid is hard nodig in beleid en uitvoering. Natuurlijk tegen de normale bijbehorende schaal, dat spreekt voor zich. Ik hoef de schatbewaarder van de gemeentekas niet voor te rekenen dat dit ook weer helpt de uitstroomcijfers, alleen zal Den Haag daar nog meer om juichen.

Blijf als gemeente niet wachten tot er weer niemand op de zoveelste wervingsadvertentie reageert, of uiteindelijk maar weer kiezen voor dure inhuur. Dit is je kans gemeente, geef banen aan mensen die nu aan uw eigen zijlijn staan, een MBO-, HBO- of WO- diploma is echt niet nodig; een dot aan levenservaring en ervaringskennis in het sociale domein is enkele de vereiste. Gezocht: Ervaringskennis (m/v/x) in alle schalen! Kandidaten volop!

Ralf Embrechts is sociaal ondernemer en werkt in de wijken van Tilburg als directeur/buurman bij MOM Tilburg en is mede-oprichter van Quiet.

Hoe de zorg en ondersteuning voor mensen met een levenslange en levensbrede beperking eenvoudiger kan

Mensen met een levenslange en levensbrede beperking hebben te maken met een veelheid aan  instanties, aanvraagprocedures en voorwaarden. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport organiseerde in het kader van het programma ‘De Juiste Zorg Op De Juiste Plek’ panelgesprekken over de toekomst van de gezondheidszorg.  En over de vraag hoe de mens centraal kan staan. Mark Homan sprak mee en bepleit twee oplossingslijnen.

Panelgesprekken

Vorig jaar heb ik deelgenomen aan een aantal panelgesprekken georganiseerd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de vraag hoe de gezondheidszorg toekomstbestendig kan worden gemaakt en hoe de mens hierbij centraal kan worden gesteld.[1] Ons subgroepje verkende deze vraag ten aanzien van mensen met een levenslange en levensbrede beperking. In de gesprekken kwam duidelijk naar voren dat deze groep mensen bij het regelen van hun zorg en ondersteuning rekening moet houden met verschillende wetten.

Telkens opnieuw

Dit betekent dat ze hierbij te maken hebben met verschillende instanties, aanvraagprocedures en voorwaarden. Dit vergt veel tijd, en voor veel mensen ook veel energie. Bij een groot aantal van de aanvraagprocedures moeten de aanvragers telkens opnieuw aantonen welke beperking ze hebben, terwijl er bij deze doelgroep meestal geen grote veranderingen optreden ten aanzien van hun handicap. Deze verkokerde en bureaucratische opzet is niet alleen terug te zien bij de zorg, maar ook in de sociale zekerheid en andere thema’s waarbij mensen met een beperking ondersteuning of aanpassingen nodig hebben.

Onvoldoende bewust

De gesprekken over het toekomstbestendig maken van de zorg hebben mij aan het denken gezet. Ik geloof dat in Nederland beleidsmakers en politici zich met de beste intenties inzetten om het voor mensen met een beperking mogelijk te maken een leven te leiden zoals mensen zonder beperking. In de praktijk hebben mensen met een beperking echter te maken met heel wat drempels om dit voor elkaar te krijgen, en ik denk dat veel beleidsbepalers zich hier onvoldoende bewust van zijn. Hierbij constateer ik dat de meeste van deze obstakels in twee perspectieven zijn in te delen.

Algemene voorzieningen

Aan de ene kant zijn veel van de algemene voorzieningen die voor iedereen beschikbaar worden gesteld vaak nog ontoegankelijk voor mensen met een beperking. Zo lopen blinden en slechtzienden regelmatig tegen obstakels die op het trottoir staan, ontbreken er invalidetoiletten in horecagelegenheden en is het voor mensen in een rolstoel niet mogelijk om spontaan met het openbaar vervoer op pad te gaan omdat er ruim van tevoren reisassistentie moet worden aangevraagd.[2]

Aparte regelingen

In Nederland is er veel voor mensen met een beperking geregeld, en ik denk dat er niet veel landen zijn die het beter doen op gebied van gezondheidszorg en voorzieningen voor mensen met een beperking. Echter, veel van deze voorzieningen zijn apart van het reguliere aanbod georganiseerd. Zo zijn er speciale vervoersvoorzieningen, maar is nog niet het gehele openbaar vervoer inclusief ontworpen. En is er het streven om alle mensen met een beperking in het reguliere onderwijs toe te laten, maar zijn veel kinderen nog afhankelijk van speciaal onderwijs omdat het niet lukt om in het reguliere onderwijs de juiste ondersteuning te bieden.[3]

Het verkokerde en bureaucratische zorgsysteem

Aan de ene kant zijn dus de algemene voorzieningen vaak niet toegankelijk genoeg voor mensen met een beperking. Aan de andere kant maken veel mensen met een beperking gebruik van maatwerkvoorzieningen die ze vanwege hun handicap nodig hebben. Maar als je in Nederland zorg, ondersteuning of hulpmiddelen nodig hebt is de kans groot dat je in een wereld van regeltjes en formulieren terecht komt. Dit komt onder andere doordat zorg en ondersteuning door verschillende instanties wordt aangeboden.

Portretfoto Mark Homan
Mark Homan

In een eerdere blog heb ik al aangegeven hoe het verkokerde en bureaucratische zorgsysteem in Nederland tot absurde situaties kan leiden. Zo ben ik laatst ook weer in een dergelijke situatie terecht gekomen. Als ik ergens heen ga, kan ik mij ter plaatse makkelijker met een scootmobiel voortbewegen. Voorheen verplaatste ik me met een driewielfiets, en kon mij dan op de plaats van bestemming lopend zonder ondersteuning voortbewegen. Op het moment dat ik dit niet meer kon, heb ik een scootmobiel aangevraagd bij het zorgkantoor.

Driewielfiets inleveren

Het zorgkantoor reageerde met de mededeling dat ik mijn driewielfiets moest inleveren als ik gebruik wilde maken van een scootmobiel. De bedoeling van deze regel begrijp ik: de fiets zou heel goed door iemand anders gebruikt kunnen worden. Echter, ik wilde mijn fiets behouden om ook nog een beetje in beweging te blijven, hierdoor kan ik misschien mijn fysieke achteruitgang een beetje tegen gaan. Daarom heb ik gevraagd of ik de driewielfiets (tegen een financiële bijdrage) zou kunnen overnemen. Dit was vanwege de starre regels niet mogelijk. Enige ruimte voor maatwerk was er in deze situatie niet.

Onnodig duur

Ik verbaas me erover dat mensen die gebruikmaken van hulpmiddelen in dergelijke situaties deze niet mogen behouden. Het inleveren en vooral het aanvragen van hulpmiddelen is tijdrovend en maakt de zorg volgens mij alleen maar duurder. Deze grote hoeveelheid aan bureaucratie is niet alleen onderdeel van de zorg, maar komt ook naar voren in andere domeinen, zoals arbeid, de sociale zekerheid en vervoersvoorzieningen. Dit vergt voor de mensen die er afhankelijk van zijn ook extra energie, en veel mensen met een beperking beschikken al over een kleine energievoorraad.

Het kan hierbij ook frustrerend zijn als er bij meerdere aanvragen verantwoording moet worden afgelegd over de aard en mate van de handicap. Dit heb ik een aantal keren meegemaakt bij een aanvraag voor een Wmo-voorziening. Naast de energie en tijd die het kostte, gaf het me het gevoel dat ik moest bewijzen dat ik een beperking heb, terwijl de gemeente al bekend was met mijn situatie.

Twee voorwaarden

Om tot een toegankelijke samenleving te komen waarin mensen met een levenslange en levensbrede beperking gelijk aan personen zonder beperking een zo onafhankelijk en vrij mogelijk leven kunnen leiden, moet de maatschappelijke inrichting aan twee voorwaarden voldoen. Ten eerste moet de overheid ervoor zorgen dat algemene collectieve voorzieningen toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Met algemene collectieve voorzieningen bedoel ik producten en diensten waar iedereen (soms wel onder voorwaarden) gebruik van kan maken, zoals het openbaar vervoer, overheidsinformatie, onderwijs, uitgaansgelegenheden, sportvoorzieningen, et cetera.

Basisprincipe

Bij de ontwikkeling van deze voorzieningen zou inclusiviteit een basisprincipe moeten zijn. Inclusiviteit in de zin dat ze toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Een voorbeeld hiervan is dat bij het ontwerp van openbare gebouwen er rekening mee wordt gehouden dat deze te betreden is met een rolstoel, dat er binnen het onderwijs ruimte is om maatwerk te bieden om een opleiding op een lager tempo te volgen en dat overheidsinformatie ook te raadplegen is voor slechtzienden of blinden.

Publieke en privaat

Dit vraagt om bewustwording bij beleidsmakers en ondernemers, dus in het publieke en private domein. Het betrekken van ervaringsdeskundigen bij de planvorming aangaande voorzieningen is hierbij volgens mij een meerwaarde. Veel personen zonder beperking zijn zich namelijk niet bewust van de drempels en obstakels waar je met een beperking mee te maken hebt. Mensen met verschillende soorten beperkingen, zoals een motorische beperking of slechtziendheid, weten op basis van hun eigen ervaringen het beste welke belemmeringen en obstakels er zijn. Het toegankelijk maken van de algemene collectieve voorzieningen draagt er aan bij dat mensen met een beperking (makkelijker) de dingen kunnen doen die ze zonder handicap ook zouden kunnen doen.

De goede richting

In de Toekomstagenda 2022-2026 ‘Zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking’ staan voornemens in de goede richting.[4] Hierin stelt minister Conny Helder van Langdurige Zorg voor om te gaan verkennen hoe de Wmo voor mensen met een beperking passender kan worden gemaakt. Het betreft de mensen die geen beroep kunnen doen op de Wlz. Ik pleit ervoor om dit traject als pilot te laten fungeren. Er zijn namelijk ook mensen met een levenslange en levensbrede beperking die voor hun zorg en ondersteuning een beroep moeten doen op andere wetten. De ervaringen uit de pilot kunnen ook worden gebruikt om te verkennen hoe het voor deze doelgroep makkelijker kan worden gemaakt om zaken op andere domeinen te organiseren, zoals arbeid en sociale zekerheid.

Aparte wet

Verder pleit ik ervoor om te verkennen of een aparte wet voor de zorg en ondersteuning voor mensen met een levenslange en levensbrede beperking tot een vereenvoudiging kan leiden. Wellicht kunnen hierin ook regels ten aanzien van sociale zekerheid, werk, wonen, et cetera worden geïntegreerd, waarbij de uitvoering bij één instantie wordt belegd. Vermindering van complexiteit en bureaucratie zou hierbij als uitgangspunt moeten worden genomen.

Mark Homan, kwaliteitssmedewerker Burgerzaken.
Gemeente Dijk & Waard

Dementievriendelijke stad: zinloos of zinvol?

Vaak krijg ik de vraag: wat maakt Roermond nu een dementievriendelijke stad? En nog vaker: waarom is dit nodig? Als twintig procent, dat is één op de vijf, van je inwoners dementie krijgt, is het dan eigenlijk niet gewoon noodzakelijk dat je een dementievriendelijke stad of gemeente bent? Voor mij is het dan ook geen vraag of je een dementievriendelijke gemeente bent, maar hoe je er een kunt zijn. En dat zit in ons allemaal. Want die gemeente, die stad of straat, dat is niet alleen de wethouder of een ambtenaar. Dat zijn wij, en allemaal kunnen we een steentje bij te dragen om onze inwoners met dementie zo goed mogelijk te laten leven in onze stad. Vandaag voor je buurvrouw, maar morgen misschien voor jezelf of je partner.

Aanpakkers in Roermond

Roermond is een stad van dingen doen. We gaan aan de slag en problemen pakken we aan. Zijn inwoners met dementie dan een probleem? Nee, integendeel. We koesteren en waarderen hen zoals elke inwoner. Wat wel een vraag kan zijn, zijn de mogelijkheden voor mensen met dementie om te blijven deelnemen aan het maatschappelijk leven? Na de diagnose dementie lijkt de wereld zich te sluiten, de omgeving reageert anders en activiteiten worden minder of zijn alleen nog maar gericht op de doelgroep dementie. Maar iedereen, ongeacht welke diagnose je krijgt, wil eigenlijk gewoon blijven meedoen. Mee blijven doen in je vertrouwde omgeving, bij je club blijven of zelfstandig een boodschap doen. Dat vereist soms aanpassingen, begrip, kennis van dementie en praktische handreikingen. In Roermond hebben we dit breed aangepakt. Door iedereen in de leefwereld van mensen met dementie te betrekken. Mantelzorgers, partners, winkelpersoneel en verenigingen. Samen met alle partners in onze gemeente hebben we deze beweging in gang gezet. Ik ben er dan ook ontzettend trots op dat iedereen binnen het netwerk hiermee aan de slag is gegaan en zich blijft inzetten om een dementievriendelijke stad te zijn. Dementievriendelijk is geen pop-up verschijnsel, maar een blijvende beweging die we samen mogelijk maken.

Meedoen!

Samen met inwoners met dementie en hun naasten kijken wat nodig is en vooral wat wel kan. Een mooi voorbeeld vind ik de fervente fietser. Deze inwoner met dementie ging altijd wandelen met een vrijwilliger. Nu dat fysiek niet meer gaat, zijn ze op de fiets gestapt. Het wekelijkse fietsuitje, samen op de duofiets, is voor deze inwoner een prachtig moment in de week. Heerlijk in de buitenlucht een activiteit ondernemen die je altijd graag hebt gedaan. Dementie hoeft niet het einde te zijn van je hobby’s of activiteiten die je graag onderneemt. Samen kunnen we een alternatief zoeken. Hoe kan ik, met misschien een kleine aanpassing, datgene blijven doen wat ik altijd graag deed.

Van dementievriendelijk naar seniorvriendelijk

Steeds meer komen we tot het inzicht dat een stad waar het goed leven is voor mensen met dementie, een stad is waar het goed leven is voor iedereen. We maken de doorontwikkeling naar Seniorvriendelijk Roermond. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de Doe Mee Weken, die 17 september zijn gestart. Bijna vier weken lang kunnen senioren deelnemen aan meer dan 40 activiteiten die dwars door de hele gemeente worden georganiseerd. Mensen kunnen elkaar ontmoeten, ervaringen uitwisselen en gewoon een fijne tijd hebben. Hopelijk motiveren we mensen hiermee om actief te blijven en anderen te ontmoeten. We zien dat bijvoorbeeld ook bij de inloop voor mensen met dementie en hun naasten. Mensen gaan ook op andere dagen met elkaar afspreken. Zo kun je elkaar steunen, ervaringen uitwisselen en vaak is het ook gewoon veel fijner om samen erop uit te gaan. De drempel is dan toch veel lager.

Verplicht aan onze inwoners

Als overheid, en als bestuurder, sta ik voor de belangen en voor het welzijn van onze inwoners. Ik vind het belangrijk dat we een stad zijn waar iedereen mee kan doen en niemand aan de kant hoeft te staan. Een stad waar je je als inwoner thuis voelt, je op je gemak voelt ongeacht wie je bent, daar gaat het om! Dat stimuleert mij elke dag weer om de juiste dingen te doen samen met alle inwoners. Daarom wil ik iedereen oproepen: kijk wat jij kunt doen in jouw omgeving. Klein of groot, het is enorm waardevol. Met steeds meer mensen die de diagnose dementie krijgen, een niet te genezen en progressieve ziekte, moeten we aan de slag om er alles aan te doen dat zij midden in die samenleving kunnen blijven staan. En om dan terug te komen op de vraag: ‘zinloos of zinvol’, zeg ik volmondig zinvol. Sterker nog, een verplichting aan onze inwoners om goed voor hen te zorgen ongeacht hun achtergrond, status of diagnose: iedereen doet mee!

Marianne Smitsmans is wethouder sociaal domein, gezondheid en diversiteit.

Inloggen


Sluit venster