Herstel

Door: Eric van Oosterhout, burgemeester Emmen

Nu de finish van de Coronawedstrijd in zicht is, lijkt er ruimte in de hoofden voor de fase erna. Meer dan de helft van de mensen is gevaccineerd; het aantal besmettingen loopt hard terug. Natuurlijk gaat de terugloop in kabbelende golfjes. Maar we kunnen met enige rust vaststellen dat we over de top van de pandemieberg heen zijn.

Het voelt als het bestand na de oorlog. De wapens worden neergelegd, het schieten is gestopt, op een enkele verdwaalde kogel na. Wat verward kijken we om naar een periode van verzet, onrust, leegte en verdriet.

En voor ons kijken we naar een slagveld, waarin de eerste tekenen van leven weer hoopvol zijn. De terrasjes, barometers van het maatschappelijk humeur,  zijn ondanks matig weer goed bezet. We ontvangen weer wat vrienden. Ondernemers nemen de schade op en tellen moedig de eerste opbrengsten. En in de musea en theaters kunnen we weer genieten van de schoonheid van het leven.

Met het oplopen van de temperatuur lopen we het risico de echte Corona-gevolgen uit het oog te verliezen. Achter de façade van een opgelucht ademhalend land schuilt een hele verzameling van sociaal-economisch nadelige gevolgen. Deze zijn uitstekend in kaart gebracht door een commissie van De Vereniging Nederlandse Gemeenten onder leiding van de Bredase burgemeester Depla. Daarbij is gekozen voor een samenstelling van wetenschappers en gemeentebestuurders. De opbrengst is een nuttige handreiking onder de noemer: “Sociaal sterker de crisis uit”.

De commissie neemt als vertrekpunt dat er als gevolg van de Coronacrisis sprake zal zijn “langdurige ontwrichting, waarbij ook herstel en verbetering processen van lange adem zullen zijn”.

Daarbij past de kanttekening dat de exacte sociale impact van de Coronacrisis op dit moment lastig is te meten. De dag na de marathon kom je geen trap fatsoenlijk op en af, weet ik uit ervaring. Maar het is niet gezegd hoe lang dat duurt, laat staan of je weet dat dit blijvende schade oplevert. De diverse Corona-dashboarden (‘de kanarie in de kolenmijn’) geven enigszins houvast. De commissie heeft het over ‘stilte voor de storm’. Men maakt zich met veel andere deskundigen  zorgen over de positie van jongeren, zzp’ers en traditionele kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. De vaccinatiebereidheid lijkt via traditionele lijnen te lopen, waardoor de maatschappelijke segregatie zou kunnen worden versterkt.

In het rapport worden acht belangrijke thema’s onderscheiden, waarbinnen een herstelagenda wordt geformuleerd. Daarvoor wordt ook gebruik gemaakt van de kennis van het Planbureau.

Zo wordt voor ‘Werk en Inkomen’ onder andere gesteld dat voorkomen moet worden dat ‘nieuwe armoede’ gaat ontstaan. Dat betekent dat steunpakketten gefaseerd moeten worden afgebouwd en een incasso-industrie moet worden vermeden. Het verbinden van de verschillende steunpakketten vergt een integrale aanpak, met een verbinding van het sociale en het economische domein.

Binnen het thema ‘onderwijs en jongeren’ wordt aandacht gevraagd voor de versterking van kansenongelijkheid op langere termijn, met name voor jongeren die over weinig hulpbronnen beschikken. Bevraag jongeren actief, bijvoorbeeld via de lokale welzijnsinstellingen, op hun behoeften. Versterk de hulpbronnen en maak gerichte keuzes in plaats van het hanteren van de kaasschaaf. Maak gebruik van de (evidence based) maatregelen die het ‘Nationaal Onderwijs Programma’ biedt.
Ook op het terrein van het verkleinen van de gezondheidsverschillen (misschien wel de grootste opgaven geboden). worden concrete handreikingen geboden.
Daarnaast volgen aanzetten voor oplossingen op thema’s als de leefomgeving, de lokale economie en het gemeentelijk beleid.

We zitten in de eindfase van een ongekende pandemie met ongekende sociaal-economische gevolgen. In de zoektocht naar beleid biedt het rapport “sociaal sterker de crisis uit’ een mooie aanzet voor een gerichte lokale aanpak op acht thema’s. En na een beroerde crisis vinden we het werken aan een dergelijke integrale herstelagenda ook wel weer mooi werk.

Bestaanszekerheid met karamel-zeezout

Door: Ralf Embrechts

“Kent u dat woord, bestaanszekerheid? Hebt u er wel eens van gehoord? Bestaanszekerheid, net iets te lang voor Twee voor Twaalf, 17 letters, bij Scrabble vast 3 keer woordwaarde. Het is flink in de mode als nieuwerwetse term voor het aloude armoede. Bestaanszekerheid, laat dat eens even van uw linker kwab naar uw rechterhelft op en neer gaan, het staat er echt, uw bestaan wordt gezekerd, kent u die uitdrukking?“

Zo zou dominee Gremdaat zijn bespiegelingen over het woord bestaanszekerheid kunnen beginnen. Overal plopt de term op.  We weten allemaal dat de sociaal domein zijn periodieke modewoordjes heeft: maatwerk gaat al heel lang mee, totdat het weer gewoon werk werd; zelfredzaamheid, tot dat die doorsloeg; de participatiesamenleving hebben we afgeschaft toen de koning hem in zijn troonrede noemde; impact gooit ook hoge ogen, inclusie is nu de troetelschijf en jawel hoor … daar komt met stip, uit het niets, nieuw binnen op de eerste plaats: b e s t a a n s z e k e r h e i d .  

Naast de nummer 1 positie in de hitlijsten inmiddels volop aan te treffen op de titelbladen van beleidsnota’s. Alsof er een nieuwe smaak is verzonnen, bestaanszekerheid met karamel-zeezout. Inmiddels heb je ook ‎al wethouders en beleidsmedewerkers met dezelfde smaak. ‎Maar wat bedoelen we eigenlijk met dat woord? 

Toch maar eens opgezocht in een ouwe vertrouwde encyclopedie en die vertelt: Bestaanszekerheid is de zekerheid dat men de beschikking heeft over de middelen om zijn levensonderhoud en levenspatroon te waarborgen volgens de geldende normen van welvaart en welzijn. En het gaat nog een tandje verder: Het gaat hier om adequate en duurzame toegang tot (beschikking over) inkomen en middelen om in de basisbehoeften te voorzien, met inbegrip van adequate toegang tot voedsel, drinkwater, gezondheidsvoorzieningen, onderwijskansen, huisvesting, tijd voor gemeenschapsparticipatie en sociale integratie.

Het woord staat ook al even in onze grondwet. Het eerste lid van artikel 20 draagt de overheid op een beleid te voeren, dat is gericht op de bestaanszekerheid van de bevolking en op spreiding van welvaart. Het tweede lid geeft de wetgever de opdracht om op het terrein van de sociale zekerheid regelend op te treden. In het derde lid is vastgelegd, dat Nederlanders hier te lande die niet in het bestaan kunnen voorzien, een recht op bijstand hebben, onder opdracht aan de wetgever dit recht nader te regelen. Deze regeling is sinds 2015 neergelegd in de Participatiewet.

Nou stijgt het woord ook helemaal in mijn achting. Als ik nou goed bekijk wat dat woord bestaanszekerheid echt betekent dan is het toch heel makkelijk: je zekert iemands bestaan. Punt. Dat spreekt boekdelen. Dus overal waar wethouders en beleidsambtenaren met chocoladeletters bestaanszekerheid op nota’s schrijven, bedoelen ze dat ze het bestaan van de inwoners zekeren.

Waaaw, dat is superfijn.!

Maar is dat ook zo? De praktijk leert dat het bestaan van mensen vaak aan een zijden draadje hangt en maar voor een klein beetje gezekerd is. Want bij het minste of geringste laat de overheid je los, of grossiert diezelfde overheid in regels of sterker nog fouten van eigen makelij. Dat is geen bestaanszekerheid meer. Dat is bestaans-on-zekerheid.

Het bestaan van iemand zekeren dat doe je niet half of maar een klein beetje. Dat is alles of niets. En omdat in de grondwet staat dat het alles is, dan is het ook alles. Dus voortaan staat er met grote letters boven de voordeur van iedere de sociale dienst geschreven … Wees gerust, uw bestaan is gezekerd, wees welkom.

Ralf Embrechts is sociaal ondernemer, directeur bij MOM Tilburg en oprichter van Quiet

Systeemdictatuur

Door: Maarten Bergman

In een essay van januari 2021 schrijft president van de Algemene Rekenkamer Arno Visser over de inquisitiedemocratie waarin fouten makkelijk op te schrijven en schuldigen niet moeilijk te vinden zijn. Het gevaar dat deze afrekencultuur herbergt, is dat lering trekken uit het verleden ondersneeuwt, (bestuurlijke) ontwikkeling stagneert en de geschiedenis zich blijft herhalen.

Het afgelopen jaar heeft dit meer dan eens aangetoond. De toeslagenaffaire is natuurlijk het duidelijkste en meest openbare voorbeeld. Minder openbaar, maar net zo pregnant, zijn andere ontwikkelingen waarin wetgeving verkeerd uitpakt en schending van de grondbeginselen van de rechtsstaat dreigt. Het taalgebruik dat deze (mogelijke) inbreuk duidt, wordt eufemistischer naargelang de betrokken bewindslieden meer in de hoek gedreven worden.

De commissie-Donner spreekt in het eindadvies Omzien in verwondering 2 van maart 2020 over ‘institutionele vooringenomenheid’. Zoals het apartheidssysteem van rassensegregatie in Zuid-Afrika in de vorige eeuw ook gebaseerd was op institutionele vooringenomenheid?

Minister Grapperhaus bevestigt april 2021 dat de NCTV mogelijk ‘juridisch kwetsbaar’ heeft gehandeld bij het volgen van burgers op internet. Zoals Willem Holleeder ook juridisch kwetsbaar handelde toen hij opdracht gaf voor de liquidaties waarvoor hij is veroordeeld?

Februari 2020 spreekt de rechtbank Den Haag zich uit over SyRi als handhavingsinstrument bij fraudebestrijding in het sociale zekerheidsstelsel. Het privéleven van de vermeende schuldige wordt door het frauderisicoalgoritme volgens de rechter niet gerespecteerd zoals vastgelegd in het EVRM en SyRi mag in huidige vorm niet meer worden gebruikt.

De opvolger van SyRi staat intussen klaar in de coulissen: de Wet Gegevensverzameling door Samenwerkingsverbanden. Kenners vermoeden dat de privacy van burgers nog verder onder druk komt te staan. Maar goed, ‘fraude mag niet lonen’ en ‘misbruik ondermijnt het draagvlak en daarom is fraudebestrijding cruciaal voor het behoud van ons sociale stelsel’. Zero-tolerance blijft het adagium.

Newspeak en doublethink uit de George Orwell roman 1984 zijn intussen al menigmaal aangehaald. Zonder al te veel moeite kan de Rutte-doctrine als voorloper van het Ministerie van Waarheid worden gezien, waarmee wantrouwen gelegitimeerd wordt en het eigen politieke bestaan prevaleert boven zorg voor en bescherming van de burger en het solidariteitsbeginsel.

Hetzelfde gebeurt op dit moment na invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet Wvbvv. De wet heeft als doel een versimpeling van het vaststellen van het bestaansminimum voor iedere burger met schulden. De wet is december 2016 ingediend en januari 2021 van kracht geworden. Al na enkele maanden blijken er cruciale fouten in de wet en systematiek te zitten. Weeffouten die in de ruim vier jaar van behandeling kennelijk niet opgevallen zijn.

Voor grote groepen burgers is dat bestaansminimum namelijk helemaal niet gegarandeerd, doordat inkomensinformatie door gemeenten op verschillende manieren wordt geleverd. Er is een workaround bedacht, maar dat is natuurlijk geen structurele oplossing. Daarnaast worden mensen die te duur wonen vanwege het gebrek aan sociale woningen met betaalbare huur, onevenredig benadeeld door de nieuwe berekeningsmethode.

Dit heeft niet alleen gevolgen voor mensen met schulden, maar ook voor schuldhulpverlening. Want schuldhulpverleners zijn wettelijk verplicht de beslagvrije voet als basis te gebruiken voor vaststelling van de afloscapaciteit voor de schuldeisers. Met als gevolg dat ook daar ingegrepen moet worden om te voorkomen dat vele huishoudens nog verder in de schulden raken, in plaats van eruit.

Alle bovengenoemde voorbeelden hebben één ding gemeen: een overheid die een parallel universum heeft gecreëerd waarin ze is losgezongen van de realiteit. Er is een systeemdictatuur ontstaan waarin geen zelfreflectie meer mogelijk is. Het sektarisch denken prevaleert. Contact met de dagelijkse praktijk raakt steeds verder weg. Het systeem is dominant geworden, de mensen erin gevangenen. Verantwoordelijkheid kan nergens meer gelegd worden. Er bestaat geen waarneembaar beste weten meer.

Daar ligt de kern. De onvrijheid van denken en handelen in het systeem. Het gaat niet om beschuldigen en afrekenen, maar om helderheid om te doen wat juist is. Van binnenuit. Omdat het systeem geen lijden of onrecht herkent. Een mens wel.

Maarten Bergman, Zelfstandig trainer en adviseur schuldhulpverlening
Coördinator AdministratieMaatje bij de Vrijwillige Hulpdienst Eindhoven

De mens uit het zicht

Verkiezingscampagne

De laatste weken voor de landelijke verkiezingen konden we horen wat de landelijke politici de komende jaren voor Nederland willen realiseren, maar over de vraag hoe ze dit willen bereiken en of hun voorstellen überhaupt uitvoerbaar zijn werd nauwelijks gesproken.

Verhouding tussen politiek en burger

Zo wordt er al heel lang gesproken over meer maatwerk en minder bureaucratie bij de dienstverlening van de overheid. De verhouding tussen overheid en burger staat al jaren onder druk. In de jaren ’80 zette de politiek in op een efficiëntere overheid en werd de burger beschouwd als kostenpost. Hierdoor werd de afstand tussen overheid en burger groter. Onder de kabinetten Balkenende werd de focus verlegd naar meer zelfredzaamheid, omdat men vond dat mensen te snel een beroep deden op steun van de overheid. Dit had voor mensen die graag willen meedoen in de samenleving maar hierbij ondersteuning nodig hebben vaak nadelige gevolgen. Na de Bulgarenfraude in 2013 benaderde de overheid burgers steeds meer op basis van wantrouwen, De burger werd van een kostenpost, een verwende burger en vervolgens een potentiële fraudeur. De Toeslagenaffaire heeft laten zien waar dit toe kan leiden.

Nauwelijks geslaagde Participatiewet

Dat de verhouding tussen burger en overheid onder druk staat blijkt onder andere uit de wijze waarop de Participatiewet de afgelopen jaren is uitgevoerd. Uit de eindevaluatie van het Sociaal Cultureel Planbureau van de Participatiewet blijkt dat de doelstellingen uit deze wet nauwelijks zijn  behaald. Voor de mensen die voorheen recht hadden op een plek bij een sociale werkplaats daalde de kans op een reguliere baan. De arbeidskansen voor mensen met arbeidsvermogen stegen weliswaar, maar hun inkomenspositie verslechterde en het betrof voornamelijk tijdelijk werk. Ook bleek uit de evaluatie dat maar een minderheid van de doelgroepen de steun vanuit de sociale diensten als een bijdrage ervaarden bij het vinden van een baan.

Eigen ervaring

Nadat ik mijn studie Bestuurskunde had afgerond was het een pittige opgave om een baan te vinden. Omdat ik hoger opgeleid ben, kreeg ik hierbij geen ondersteuning. Enigszins logisch, maar hoe vertel je jouw toekomstige werkgever dat je ondanks je beperking ook over talenten beschikt? Verberg je je beperkingen zoveel mogelijk om vooral je talenten naar voren te laten komen, of ben je vanaf het begin heel open over je beperkingen om zo eerlijk mogelijk te zijn? Hierbij is het opmerkelijk dat overheidsbeleid de arbeidsparticipatie voor mensen met een beperking juist bemoeilijkt.

Mijn volgende ervaring is hier exemplarisch voor. Ik had enige tijd geleden twee deeltijdbanen. Voor het woon-werkverkeer maakte ik gebruik van een aangepaste auto die deels door het UWV wordt gefinancierd. Ik dreigde mijn vervoermiddel echter kwijt te raken, omdat ik te dicht bij mijn werk woonde en daardoor te weinig kilometers maakte. Ik ben toen vol motivatie gaan solliciteren om een baan te vinden die verder van mijn woonplaats ligt. Echter, ik kreeg maar zeer kort de tijd om een dergelijke baan te vinden. Ik begrijp heel goed dat een vervoersvoorziening duur is, maar hoe kan de overheid zoveel druk leggen op een persoon die juist zo graag wil participeren? Gelukkig heb ik op tijd een baan kunnen vinden bij de werkgever waar ik nog steeds met veel plezier werkzaam ben.

Oplossingsrichting

De overheid dient te komen tot een meer menselijke maat, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat ieder persoon anders is. Zoveel mogelijke situaties in regels proberen te gieten is niet de juiste manier om dit te bereiken, dit levert namelijk alleen maar meer bureaucratie op. Ik denk dat het beter is om algemene uitgangspunten te formuleren voor de uitvoering van beleid. Hiermee krijgen de mensen die in de zorg, sociale zekerheid en andere publieke domeinen werken de ruimte om maatwerk te bieden. Om de situatie waarin burgers zich verkeren scherp op het vizier te hebben moeten deze publieke dienstverleners zoveel mogelijk in direct contact met hen staan. Hiermee kunnen signalen van fraude ook eerder worden herkend. Hiernaast zou toegankelijkheid de norm moeten zijn op alle leefgebieden, zoals onderwijs, wonen, vrije tijd, openbaar vervoer en werk. Nu worden oplossingen nog te vaak los van het reguliere georganiseerd. Hiermee wordt deelnemen aan de maatschappij voor mensen met beperking onvoldoende gefaciliteerd.

Door: Mark Homan, Bestuurslid Vereniging Cerebrale Parese Nederland.

Hoe overleef ik Covid-19?

Als ik op een dinsdag ochtend de eerste NOS nieuws header zie met de tekst ‘lagere inkomens lopen meer risico op overlijden door Covid-19’, dan voelt dat niet echt goed, op zijn zachtst gezegd. 

Door: Ruud van den Tillaar

Het effect van inkomensverschillen op coronasterfte is groter voor mensen jonger dan 70 jaar dan voor 70-plussers. Voor 70-minners met een laag inkomen is de kans om te sterven aan Covid-19 bijna drie keer zo groot als die voor 70-minners met hoge inkomens. Drie maal zoveel kans op overlijden is 300 procent meer! Het artikel sluit af met de geruststellende woorden dat voor mensen met lagere inkomens die hogere kans op overlijden ook geldt voor andere ziektes. Ik zou bijna zeggen: als dat geen reden is om in opstand te komen? Hoe eerlijk of hoe gelijk is de samenleving in de afgelopen decennia geworden? Er is niet veel veranderd volgens mij en de vraag is dan ook: wat gaan we daar aan doen in een beschaafd land als Nederland?

Terugvorderingen

De overheid probeert zo goed als ze kan de gaten dicht te lopen voor het bedrijfsleven en het MKB. Is dat omdat de kans dat zij komen te overlijden ook driemaal zo hoog is? Of spelen andere motieven daar een rol? Kijk naar de toeslagenaffaire. Die treft over het algemeen mensen die al een laag inkomen hadden en door alle terugvorderingen helemaal op het absolute minimumniveau zijn beland. Kijk hoe lang het duurt voordat dit  opgelost is voor deze groep mensen. En ondertussen hebben zij drie keer zoveel kans om te sterven aan Covid-19…

De slachtoffers van de toeslagenaffaire zitten nog steeds in onzekerheid. Wanneer krijgen ze iets te horen? Wat krijgen ze te horen van de belastingdienst? De gemeenten benaderen de slachtoffers wel actief maar hebben weinig instrumenten om op dit moment van betekenis te zijn. Ze doen hun best, maar ook deze ambtenaren zullen argwanend bekeken worden door de slachtoffers omdat ook zij onderdeel zijn van het systeem dat de Nederlandse overheid heet. 

Pauzeknop

Als er al geld overgemaakt wordt, dan kan het zomaar zijn dat private schuldeisers dat proberen in te pikken. De slachtoffers zijn vaak nog niet of nauwelijks op de hoogte van het onlangs vastgestelde moratorium. Met deze pauzeknop op de invordering van schulden wordt voorkomen dat schuldeisers beslag kunnen leggen op de tegemoetkoming van 30.000 euro. De bedoeling is dat er rust en ruimte wordt geboden aan deze ouders door samen met schuldeisers de schulden op te lossen en een restantbedrag over te houden voor een nieuwe duurzame start. Om dat te bereiken zijn er landelijke kaders nodig om dit in de uitvoeringspraktijk ook echt mogelijk te maken. 

Deze slachtoffers zitten vaak jarenlang in de schuldenproblematiek en hebben hierdoor chronische stress ontwikkeld. Als je nu het vooruitzicht hebt op een eenmalige compensatie van 30.000 euro en opeens staat dat op je bankrekening, wat zou je dan doen? Gaan zij rationele besluiten nemen over de besteding van dat geld? Gaan zij naar de overheid om hulp te vragen over hoe zij dit geld het beste kunnen besteden? Ik denk het niet. Dat zou ik zelf ook niet doen als ik in hun positie zou zitten, schat ik in. De kans dat zij met dat geld omgaan op een manier die hun niet gaat helpen om een gezonde financiële toekomst te krijgen, is reëel. 

Goede toekomst

Het onderzoek Weten is nog geen doen van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid laat zien dat mensen door stress niet de meest slimme keuzes maken, zelfs niet als ze een hoog IQ hebben. Als we dat weten, waarom helpen we deze mensen dan niet echt? Of doen we net alsof we het niet weten omdat dat toevallig beter uitkomt? Gun ook deze mensen een goede toekomst waarmee we er voor zorgen dat ze een grotere kans hebben op het letterlijk en figuurlijk overleven in een complexe samenleving als de onze. 

Ruud van den Tillaar is algemeen directeur bij Kredietbank Limburg, bestuurslid bij de NVVK en bij SAM.

Drempels bij het stemmen voor mensen met een beperking

De verkiezingen zijn weer achter de rug. Maar had iedereen ook echt een stem? Natuurlijk krijgt iedere stemgerechtigde keurig een stempas thuisgestuurd. Maar dat is nog niet de garantie dat iedere stemgerechtigde ook daadwerkelijk zijn of haar stem kan uitbrengen.

Door: Irene Thuis

Het is al vele jaren bekend dat stemmen voor mensen met een beperking nog niet zo eenvoudig is. En ook voor ouderen zijn er soms belemmeringen. Kijk naar het stemmen per post dit jaar. Prima actie in het kader van de coronacrisis. Alleen moet dan wel volledig duidelijk zijn hoe het precies werkt.

Hoezeer we ook proberen elkaars taal te spreken, in de praktijk lijkt dat vaak niet te lukken. Vele advertenties in de krant of andere media hebben niet voorkomen dat zeker zeven tot acht procent van de oudere mensen de papieren niet op de juiste manier hebben teruggestuurd.

Gemeenten voelen zich niet verantwoordelijk

Voor mensen met een verstandelijke of andere beperking, is het nog ingewikkelder. In het kader van het stemgeheim, mag je niet zomaar met iemand samen het stemhokje in. Wél met iemand die fysiek niet in staat is om het gewenste bolletje rood te kleuren. Maar ook een deel van de mensen met een andere beperking hebben net dat klein beetje hulp nodig. Zij hebben tenslotte ook stemrecht. En ze willen graag gehoord worden. Woon je in een instelling, dan heeft een begeleider misschien nog even tijd om het stemmen goed uit te leggen. Er kan zelfs geoefend worden zodat je weet hoe het gaat. Maar als je gewoon thuis woont, wie helpt je dan?

Het allergrootste deel van de gemeenten voelt zich niet verantwoordelijk om hun burgers op dit vlak te ondersteunen. Sterker nog, men realiseert zich vaak helemaal niet dat er nogal wat drempels gevoeld worden. ‘Maar het stemlokaal is toch geschikt voor gehandicapten?’, is dan de reactie. Ja, op een aantal plekken past de rolstoel door de deur of is er geen trap.

Wakker schudden

Maar is er ook aan gedacht dat er misschien veel te veel prikkels zijn en onlogische looproutes, waardoor iemand met een autismestoornis op de drempel maar besluit om toch niet naar binnen te gaan? Een waargebeurd scenario, opgetekend uit de mond van een normaal begaafde autistische ervaringsdeskundige. Hij schudde mij en de destijds aanwezige gemeenteraadsleden wakker. Dat was vier jaar geleden… Het stemlokaal, ook in ons eigen kantoor, is niet veranderd en zeker niet prikkelarmer geworden. Het positieve van corona is dit keer wel dat er een extra vrijwilliger is die mensen de weg wijst en hen attent maakt op het desinfecteren van de handen en de looproute. En laat dát nou net iets zijn wat voor bepaalde mensen met een beperking al heel erg kan helpen.

Alle stemmen gehoord

Over een jaar hebben we opnieuw verkiezingen; voor de gemeenteraden. We hopen dan van de coronacrisis af te zijn en ik ben bang dat we dan ook van de extra vrijwilligers alweer afscheid hebben genomen. We hebben dus nog een jaar de tijd om na te denken hoe we ervoor gaan zorgen dat écht alle stemmen gehoord kunnen worden. Want iedereen telt mee, beperking of geen beperking.

Irene Thuis is directeur/bestuurder bij MEE Zuid Limburg.

De uitvoering is altijd de klos

Dat er bij de overheid veel mis gaat in de uitvoering is natuurlijk al veel langer bekend. Door de toeslagenaffaire is het opeens weer groot nieuws. En ook in de verkiezingsdebatten wijzen politieke partijen beschuldigend naar elkaar. Maar waarom eigenlijk? Zijn dit geen krokodillentranen van de grootste veroorzaker van dit fenomeen: de Tweede Kamer zelf?

Door: Ton van Nieuwkerk, wethouder in de gemeente Waterland.

Iedereen die wat langer in ‘Den Haag’ heeft meegelopen weet dat de uitvoering vaak het kind van de rekening is. Belangrijke oorzaak is het politieke compromis. Het politieke compromis is heilig en alles is daaraan ondergeschikt. Het patroon is altijd hetzelfde en eenvoudig te verklaren. Als twee politieke standpunten elkaar moeten vinden, dan ga je in het midden zitten. En neem je de uitvoeringsproblemen bij een vaak onduidelijk compromis op de koop toe.

Uitvoeringsproblemen zijn alleen maar lastig voor de politiek. Het komt ook vaak pas op het einde van de procedure, de uitvoeringstoets, boven tafel. Dan zijn alle compromissen al gesloten en is er geen politieke ruimte (met bijbehorend gezichtsverlies) meer. En de Belastingdienst, het UWV en de gemeenten zitten met de gebakken peren: uitvoeren a.u.b.

Niet verliezen staat centraal

Zo ging het, zo gaat het en zo zal het - ben ik bang - altijd gaan. Alleen het kabinet Rutte/Samsom maakte hierop een uitzondering. Hier kwam het compromis via ‘kwartetten’ tot stand. Bij de totstandkoming kreeg dit Kabinet hiervoor veel applaus, maar gaandeweg de rit verstomde het snel. Met name de PvdA-kiezer wist feilloos de door de VVD binnengehaalde kwartetten te herinneren (marktwerking zorg en bouwen/wonen) en strafte bij de eerstvolgende verkiezingen meedogenloos.

En ik snap die kiezer ook. Net zoals in de sport doet verliezen (de verloren kwartetten) veel meer pijn dan de vreugde van een overwinning (de gewonnen kwartetten). Daarom ook de vele remises in mijn favoriete sport, de schaaksport. Of, voor de oudere lezer, het catenaccio voetbal uit Italië. Niet verliezen staat centraal.

Incidentenpolitiek

Ik voel dan ook altijd een zekere irritatie als juist de Tweede Kamer - meester van het politieke compromis - de oplossing van uitvoeringsproblemen weer op de agenda zet. Ook de toeslagenaffaire is immers mede herleidbaar uit de harde lijn waarom de Tweede Kamer zelf vroeg als reactie op de Bulgarenfraude.

En dan kom ik op een tweede verklaring voor veel uitvoeringsproblemen: de incidentenpolitiek. Bij elke ontsnapte tbs’er, aandachttrekkend krantenbericht of welk ander incident dan ook, is er een grote kans dat de Tweede Kamer in een extra debat vraagt om aanvullende maatregelen en dus nog meer niet uit te voeren regels.

Littekens

Ik merk het ook zelf als wethouder. Ik spreek met veel inwoners over hun persoonlijke problemen. En wat mij in elk gesprek weer opvalt is hoe in de praktijk goedbedoelde wetten, kaders en afspraken toch onbedoeld verkeerd uitvallen. Goedbedoelde regels zorgen ervoor dat veel mensen hun inkomen, zorg of woning verliezen. Gelukkig kunnen we op gemeentelijk niveau dan vaak nog veel repareren, maar altijd blijft daar een litteken ‘van het niet gehoord voelen’ over.

Ik denk dat eerlijkheid ook hier loont. Veel problemen in de uitvoering horen, hoe pijnlijk ook, bij ons politiek polderstelsel. Je kunt ze alleen bestrijden als de Tweede Kamer bereid is om minder te polderen, veel algemenere wetten te maken, veel te decentraliseren en veel over te laten aan de professionals.

Elkaar gevangen houden

Maar dan moet de kiezer ook niet meer roepen om strengere straffen, niet meer bij elk incident vragen om extra maatregelen en dat iemand uit Amsterdam altijd gelijk moet worden behandeld als iemand uit Breda. En dat zie ik niet snel gebeuren. Zo houden de kiezer en de politiek elkaar gevangen en zal ook morgen in de krant weer over een nieuw probleem geschreven worden.

Ook de journalistiek speelt hierbij een belangrijke rol, maar daarover een andere keer. Mijn blog heeft namelijk een maximaal aantal woorden. Ook een uitvoeringsprobleem...

Alles op rood

COPYRIGHT

Lang geleden was ik een keer in het casino. Een beetje dom, ik geef het toe. Want ik dacht: ‘Ik leen 50.000 euro, zet alles op rood, en ka-ching, vijftig procent kans dat ik daarna leuke dingen kan gaan doen.’ Het werd zwart.

Door: János Betkó, redactielid Sociaal Bestek en beleidsmedewerker bij de gemeente Nijmegen.

Dat was balen. Voor iemand in mijn positie (mooie baan met vast contract, goed netwerk, koophuis, etc.) echter geen compleet drama. Ik verhuurde mijn zolderkamer aan een student. Ging in de avonduren een beetje bijklussen als zpp’er. In het weekend vond ik vrijwilligerswerk, tegen een bescheiden vrijwilligersvergoeding. Ik haalde mijn boodschappen uit de lagere rekken en bij een goedkopere supermarkt. En ik ging Marktplaats op, verkocht mijn oude gitaren en Magic-kaarten. Mijn lego was dermate ‘van vroeger’ dat het goed geld opleverde. Ook kon ik terecht bij familie en vrienden, die me geld wilden lenen of zelfs geven. Overigens nadat ze me uitgebreid inwreven dat ik een sukkel was.

Ondertussen in de bijstand…

Maar stel, ik had in de bijstand gezeten, en had een dergelijke financiële tegenslag gehad. Als ik dan een kamer had verhuurd aan een student, was het ingehouden op mijn uitkering. Als het me zou lukken een klein baantje te vinden of een aantal uur als zelfstandige aan de slag te gaan, zou het worden ingehouden op mijn uitkering. Dat vrijwilligersbaantje, dat zou ik niet mogen doen zonder expliciete toestemming van de gemeente, want het zou ten koste kunnen gaan van de tijd die ik ook kon besteden aan het zoeken naar werk.

Fraudeur

De boodschappen zou ik sowieso al bij de goedkoopste supermarkt gedaan hebben, want de bijstand is geen vetpot. Spullen verkopen op Marktplaats, u raadt het al: korting op de uitkering. En als ik die regel onverhoopt niet zou kennen en het zou doen zonder het op te geven? Dan was ik een fraudeur, moest ik een deel van mijn uitkering terugbetalen en kreeg ik een boete. Nog meer schuld en ellende! Idem voor eventuele hulp van familie en vrienden – al wordt de overheid daar misschien wat makkelijker in, na de recente mediarel over de mevrouw wiens boodschappen door haar moeder werden betaald.

Onmogelijk

Mocht u er aan twijfelen: nee, natuurlijk was ik niet zo stom om daadwerkelijk 50.000 euro op rood te zetten (ik zou het natuurlijk op zwart hebben gezet, duh). Maar ik hoop dat ik het verschil heb kunnen aantonen tussen wanneer je onverwachts in de problemen komt vanuit een situatie waarin je het goed voor elkaar hebt, versus wanneer je in een uitkeringssituatie zit. De dingen die je als werkende mens kunt doen om te dealen met financiële ellende, zijn systematisch uitgesloten voor bijstandsgerechtigden.

Dichtgetimmerd

De Participatiewet is behoorlijk dichtgetimmerd, en dient alleen om een inkomen aan te vullen tot het absolute minimum, totdat de ontvanger weer aan het werk is. Dat maakt het vanuit de bijstand vrijwel onmogelijk je inkomen tijdelijk te verhogen. Zo ontneemt de overheid mensen in de bijstand de kans om op eigen kracht te ontsnappen aan schulden. En omdat mensen in de bijstand ook nog eens weinig buffer mogen hebben, is de kans dat ze in de problemen komen des te groter.

Column: Inclusie is oké, maar niet tegen elke prijs

En waar begin je dan? Wel, waar ik als wethouder van een centrumgemeente voor Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang ben geëindigd. Want daar zag ik van dichtbij het effect van de versnelde afbouw van bedden in de ggz, in combinatie met een achterblijvende capaciteit van ambulante hulp.

Terugkerend circus

Ik zag kwetsbare mensen die zich moesten zien te redden in wijken met beperkte sociale draagkracht. Dat is een omgeving die op zijn zachts gezegd niet herstel bevorderend is. Terugval naar de instelling ligt op de loer. En na een kort verblijf daar begint het circus weer opnieuw. En opnieuw… Het resultaat is een slordige 100.000 meldingen van personen met verward gedrag in januari 2020. Een verdubbeling ten opzichte van 2012! Laat dat even op u inwerken.

Inclusie als wensbeeld

In de kern sta ik nog steeds achter de inclusiegedachte die Dannenberg in 2015 zijn rapport ‘Van beschermd wonen naar een beschermd thuis’ voorstond. Inclusie als wensbeeld. Maar de vraag dient zich aan of inclusie tegen elke prijs moet worden nagestreefd. Wat is de toegevoegde waarde van psychisch kwetsbare mensen blootstellen aan een stressvolle omgeving waarin zij het tempo niet kunnen bijhouden? In hoeverre kun je van bewoners in de wijk verwachten dat zij een adequaat vangnet vormen voor problemen waar zelfs professionals soms geen raad mee weten?

Veilige tussenhaven

Er is een groep mensen die te goed is voor verblijf in een ggz-instelling, maar die het tegelijkertijd (nog) niet aan kan om zelfstandig te wonen. Voor deze groep mensen zouden, veel meer dan nu het geval is, veilige tussenhavens gerealiseerd moeten worden. Geen intra-, geen extra-, maar kleinschalige geclusterde intermurale woongelegenheden. Bij voorkeur gesitueerd in de nabijheid van de ggz-instelling of in een omgeving met voldoende sociale draagkracht.

Goed samenspel

Voor deze intermurale woonmilieus is goed samenspel nodig tussen gemeenten, ggz-instellingen, woningcorporaties en zorgverzekeraars. In de slipstream van deze ketenpartners noem ik ook het zogenoemde voorliggend veld; een lokaal georganiseerd zorg- en welzijnslandschap dat ondersteunend is. Ontschotting van financiering is daarnaast dringend gewenst, net als het terugdringen van perverse prikkels.

Regionaal

Als we in een beschaafd land als het onze echt werk willen maken van de juiste zorg op de juiste plek voor deze doelgroep, dan kan er geen sprake meer zijn van vrijblijvendheid. Er is dus behoefte aan regionale woon-zorg-visies, met oog voor intermurale voorzieningen. Regionaal, want in veruit de meeste gevallen zal de schaal van de individuele gemeente te klein zijn om hier adequaat beleid op te voeren. Bindende prestatieafspraken met woningcorporaties dragen bij aan een gedeelde verantwoordelijkheid.

Ander arrangement

Dit vraagt ook om een ander arrangement tussen gedecentraliseerde gemeentelijke taken en de toezicht houdende verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid. Een betrokken Rijksoverheid zorgt voor voldoende middelen en beleidsruimte. Ze regisseert daar waar dat echt nodig is. Daadkrachtige regio’s voorzien in een uitgebalanceerd zorglandschap waarin niemand meer tussen wal en schip hoeft te geraken. Ik hoop dat ik daar na 17 maart vanuit de Tweede Kamer mijn steentje aan mag bijdragen. Andrew Harijgens was tot haf mei 2020 wethouder in Bergen op Zoom. Hij had in zijn portefeuille onder meer het sociaal domein, informatiemanagement en ICT-gegevensbeheer en duurzaamheid. Nu staat hij op de kandidatenlijst van Groen Links voor de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021.

Column: Schuldhulpverlening is de groeimarkt van de toekomst

Voor het coronatijdperk waren er zo’n 1,4 miljoen huishoudens die hulp nodig hadden. Het bereik was echter slecht 0,2 miljoen. Onderzoek van Schuldenlab.nl en Deloitte laat zien dat door corona eind 2021 minimaal 1,6 miljoen en maximaal 2,5 miljoen huishoudens hulp nodig zullen hebben. Als je werkzaam bent in de schuldhulpverlening, ben je de komende jaren wel onder de pannen, zo lijkt het.

Moeilijk product

Maar niets is minder waar. Vanuit de doelgroep bekeken is schuldhulpverlening namelijk een moeilijk product. Dit heeft een viertal redenen. Ten eerste is er de schaamte, waardoor mensen moeilijk in beweging komen om hulp te zoeken. De tweede reden zelfoverschatting: mensen denken dat ze hun financiële problemen zelf wel op kunnen lossen. Met name bij vroegsignalering speelt dat een prominente rol.

Imagoprobleem

Het imagoprobleem van de schuldhulpverleningsbranche is de derde reden waarom de klanten zich niet vanzelf melden. En last maar zeker niet least wordt de schuldhulpverlening uitgevoerd door, of onder regie van, de overheid. Diezelfde overheid is de grootste schuldeiser van Nederland. Deze verwarring stimuleert de doelgroep niet om verleid te worden.

Vele winkels

Als mensen met financiële problemen al in beweging komen, zien ze vaak door de vele schuldhulpverleningswinkels het bos niet meer. Er zijn maatjes, klapperprojecten, wijkteams, maatschappelijk werk, websites, gemeenten, kredietbanken, intergemeentelijke regelingen, bewindvoerders en nog veel meer. Waar moet je zijn voor het juiste product? Bovendien is de weg naar de juiste winkel overal anders. Van grote winkelketens kunnen we genoeg leren om dat beter te organiseren.

Het winkelpersoneel

Wachten tot de klant binnenloopt is niet meer voldoende, we zullen anders en outreachender moeten werken. De klant is koning moet het motto worden. Het winkelpersoneel zal moeten worden opgeleid om klanten te verleiden en klanten vast te houden tot ze het juiste product hebben gekozen. Eenmaal in de winkel mag de klant niet weglopen zonder een schuldhulpverleningsproduct.

Werk gaat verdwijnen

Technologische en slimme afspraken maken dat er werk gaat verdwijnen. PSD2-toepassingen (een soort zelfscankassa’s) leveren straks met een druk op de knop een budgetplan of een overzicht van inkomsten en uitgaven. Schuldenknooppunten bieden razendsnel een overzicht van alle schulden. En met collectief schuldregelen koopt het waarborgfonds de schulden in één keer af, waardoor er nog maar één schuldeiser is.

Nieuw vakmanschap

De ambachtelijke bureaucratische manier van schuldhulpdienstverlening komt fors onder druk te staan. Dat betekent dat vakmanschap zich moet ontwikkelen naar de nieuwe context. Laten we klanten gaan verleiden om te kopen met een reden. We zien namelijk dat uitzicht op financiële bestaanszekerheid fungeert als een vliegwiel voor vooruitgang op andere leefgebieden.

Begin vandaag

Zo levert ons product een bijdrage aan de (geestelijke) gezondheid en aan de maatschappelijke en economische participatie. Begin er vandaag mee, morgen kan het al te laat zijn. Maak de omslag van administratieve medewerker naar dynamische accountmanager die dag in dag uit het verschil maakt voor zijn klanten. Ruud van den Tillaar is algemeen directeur bij Kredietbank Limburg, Bestuurslid bij de NVVK (Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren) en SAM (Vereniging van en voor professionals in het sociaal domein).

Inloggen


Sluit venster