De onbalans en het onrecht van de Participatiewet in balans

Vanuit de oppositiepartijen, maar ook vanuit de samenleving, klinkt de roep om meer ruimte te creëren voor het financieel helpen van elkaar. Het voelt oneerlijk als een persoon in de bijstand wordt ondersteund met een geldbedrag, en dat het gevolg is dat minder bijstand wordt verstrekt. Daarom moet het strikte complementaire worden losgelaten en moeten we naar een doelmatig complementaire karakter. Het gevoel over wat als onrechtvaardig wordt ervaren, wordt in de wetgeving en de besluitvorming zwaarder gewogen dan de feiten en de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert. Deze beweging hebben we al gezien bij de inkomstenvrijlating en zien we nu ook bij de vrijlating van giften. De emotie voert daarin de boventoon. Dat neemt altijd het risico van ongelijke behandeling met zich mee.

Gelijke gevallen ongelijk behandeld

Met het doelmatig complementair karakter is niet langer leidend dat een persoon niet meer over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Daarmee wordt ten onrechte artikel 11 van de Participatiewet en artikel 20 lid 3 van de grondwet losgelaten. (‘Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege’). Met het loslaten van het complementaire karakter verliezen we niet alleen de vangnetgedachte maar het neemt ook met zich mee dat er geen sprake meer is van één sociaal minimum. Zo kan het voorkomen dat op basis van de emotie die nu wordt gebruikt bij het tot stand komen van de wetgeving, de ene persoon meer of minder te besteden heeft dan de ander, terwijl beide van de bijstand afhankelijk zijn.  

Wie zegt dat werken loont?

Daan is 25 jaar en is op 15 juli 2022 afgestudeerd. Zijn studiefinanciering is op 1 augustus 2022 beëindigd. Hij heeft een baan en kan op 1 november 2022 beginnen. Hij meldt zich op 1 augustus 2022 voor een bijstandsuitkering. Het toeval wil dat Emma zich in precies dezelfde situatie bevindt. Beiden krijgen bij de melding voor bijstand te horen dat er een zoektijd geldt van vier weken. Daan neemt contact op met zijn ouders. Zijn ouders schenken hem een bedrag van € 1000,00 om de komende maand door te komen. Emma treft het wat minder: haar moeder kan niets bijdragen in de kosten van haar levensonderhoud. Uit nood geboren accepteert ze een baan als vakantiekracht voor de duur van drie weken. Bij de beoordeling van de aanvraag moet de aanvraag van Daan worden toegekend. De gift van € 1000,00 die Daan heeft gekregen mag niet tot de middelen worden gerekend. De middelen waarover Daan in de maand augustus beschikt bedragen € 2.195,66. Emma daarentegen, krijgt geen uitkering over de maand augustus en moet het doen met ongeveer € 1300,00.

 Wie het eerlijk vindt, mag het zeggen!  

Tjalling Smit, Juridisch Adviseur

Ook interessant om te lezen:

Inloggen


Sluit venster