Dit is het laatste jaar van de Banenafspraak. Tenminste vanuit overheidsperspectief, want het bedrijfsleven heeft nog tot 2026 de tijd. Terwijl de overheid in de gehele breedte (landelijk, provinciaal, gemeentelijk, bijkomende diensten en de hele onderwijswereld) de doelstellingen niet haalt, valt over een slordige tien maanden het Banenafspraak-doek.
Ik vind dit een gotspe.
Even de cijfers. De laatste officiële meting (over het jaar 2021) laat zien dat er 11.842 mensen uit de doelgroep Banenafspraak bij de overheid werken. De verwachting is dat de overheidssector in 2022 op of rond de jaardoelstelling van 2500 banen uit zal komen. Dat lukte overigens ook in 2020 en tevens in het allereerste begin vanaf 2015.
Het kan dus wel.
Maar ergens onderweg is een achterstand opgebouwd. Die is niet uit onwil ontstaan. Overal lopen er wel gemotiveerde projectleiders rond. Het beleid is inmiddels wel ingericht, alleen de uitvoering blijft soms achter. Maar in alle overheidssectoren zijn goede voorbeelden te vinden die wel hun doelstellingen halen.
Het heeft mij altijd bevreemd dat de overheid de taakstelling in twee jaar minder moest halen dan het bedrijfsleven. Dit terwijl het aantal dat behaald moest worden relatief zeker niet lichter is. Naar mijn mening pleit alles ervoor om de overheid ook tot 2026 respijt te geven. Het is toch geen rare gedachte om de periode waarin de banenafspraak loopt, gelijk te trekken met het bedrijfsleven?
Ik zeg echt niet dat twee jaar respijt ertoe zal leiden dat de hele achterstand ingelopen gaat worden. Dat lijkt mij ambitieus, maar dat de eindstand dan zo'n 5 tot 7.000 hoger wordt, is zeker haalbaar. Dat verkleint het gat ten opzichte van de doelstelling en biedt een veel betere uitgangspositie voor het leven na de Banenafspraak.
Want ja, het project Banenafspraak eindigt dus. Hoewel eindigen een raar woord is in dezen. Eenmaal begonnen met het aanstellen van mensen met een arbeidsbeperking in de organisatie, houd je daar natuurlijk niet mee op omdat een project stopt.
Het Sociaal Akkoord, waarin de Banenafspraak is gemaakt, voorziet dat na afloop van de Banenafspraak de behaalde aantallen overeind blijven. Aangezien er altijd mensen doorstromen, zullen er dus steeds opnieuw nieuwe mensen aangenomen moeten worden.
Maar dat is volgens mij volstrekt onvoldoende. Nederland kan en mag er niet mee ophouden. Inclusie moet steeds normaler en vanzelfsprekender worden, en daarvoor zal het altijd nodig zijn dat er doelstellingen om verder te gaan gesteld zullen moeten worden. Verdere inclusie blijft ook nodig omdat, ondanks het succes van de Banenafspraak, de deelname van brede groepen met een arbeidsbeperking nog steeds achterblijft. Ook als we Nederland internationaal vergelijken en ook als we kijken naar de situatie voor de invoering van de Participatiewet.
Of daar paardenmiddelen als een quotum voor nodig zijn is de vraag. Ik denk dat breed gedeelde doelstellingen op het gebied van diverse personeelssamensteling steeds meer gemeengoed worden. Niet alleen als het gaat om mensen met een arbeidsbeperking, maar ook over groepen als statushouders, ouderen of mensen, die lang in de bijstand zitten. En als dat al niet zou zijn, dan dwingt de arbeidsmarkt je er wel toe. De ‘reguliere’ bestanden zijn leeg. Werkgevers zullen zich op andere groepen moeten gaan richten om mensen te vinden.
En overheden zijn ook werkgevers. Ook zij hebben in de toekomst nieuwe aanwas nodig. En ook zij zullen er niet aan ontkomen anders te gaan kijken naar de groepen die ze werven. De Banenafspraak helpt ze daar bij. Daarom roep ik de politiek op de termijn op te rekken tot 2026 en zo gelijk te trekken met het bedrijfsleven. Het beleid staat, de structuur staat, de succesverhalen zijn er: er is een beweging op gang gekomen! Geef die een kans. Dat is belangrijker dan nu de bijl te laten vallen omdat nu eenmaal ooit het jaartal 2024 is afgesproken.
Aart van der Gaag is namens de werkgeversorganisaties boegbeeld en inspirator Banenafspraak