Bestaanszekerheid met karamel-zeezout

Door: Ralf Embrechts

“Kent u dat woord, bestaanszekerheid? Hebt u er wel eens van gehoord? Bestaanszekerheid, net iets te lang voor Twee voor Twaalf, 17 letters, bij Scrabble vast 3 keer woordwaarde. Het is flink in de mode als nieuwerwetse term voor het aloude armoede. Bestaanszekerheid, laat dat eens even van uw linker kwab naar uw rechterhelft op en neer gaan, het staat er echt, uw bestaan wordt gezekerd, kent u die uitdrukking?“

Zo zou dominee Gremdaat zijn bespiegelingen over het woord bestaanszekerheid kunnen beginnen. Overal plopt de term op.  We weten allemaal dat de sociaal domein zijn periodieke modewoordjes heeft: maatwerk gaat al heel lang mee, totdat het weer gewoon werk werd; zelfredzaamheid, tot dat die doorsloeg; de participatiesamenleving hebben we afgeschaft toen de koning hem in zijn troonrede noemde; impact gooit ook hoge ogen, inclusie is nu de troetelschijf en jawel hoor … daar komt met stip, uit het niets, nieuw binnen op de eerste plaats: b e s t a a n s z e k e r h e i d .  

Naast de nummer 1 positie in de hitlijsten inmiddels volop aan te treffen op de titelbladen van beleidsnota’s. Alsof er een nieuwe smaak is verzonnen, bestaanszekerheid met karamel-zeezout. Inmiddels heb je ook ‎al wethouders en beleidsmedewerkers met dezelfde smaak. ‎Maar wat bedoelen we eigenlijk met dat woord? 

Toch maar eens opgezocht in een ouwe vertrouwde encyclopedie en die vertelt: Bestaanszekerheid is de zekerheid dat men de beschikking heeft over de middelen om zijn levensonderhoud en levenspatroon te waarborgen volgens de geldende normen van welvaart en welzijn. En het gaat nog een tandje verder: Het gaat hier om adequate en duurzame toegang tot (beschikking over) inkomen en middelen om in de basisbehoeften te voorzien, met inbegrip van adequate toegang tot voedsel, drinkwater, gezondheidsvoorzieningen, onderwijskansen, huisvesting, tijd voor gemeenschapsparticipatie en sociale integratie.

Het woord staat ook al even in onze grondwet. Het eerste lid van artikel 20 draagt de overheid op een beleid te voeren, dat is gericht op de bestaanszekerheid van de bevolking en op spreiding van welvaart. Het tweede lid geeft de wetgever de opdracht om op het terrein van de sociale zekerheid regelend op te treden. In het derde lid is vastgelegd, dat Nederlanders hier te lande die niet in het bestaan kunnen voorzien, een recht op bijstand hebben, onder opdracht aan de wetgever dit recht nader te regelen. Deze regeling is sinds 2015 neergelegd in de Participatiewet.

Nou stijgt het woord ook helemaal in mijn achting. Als ik nou goed bekijk wat dat woord bestaanszekerheid echt betekent dan is het toch heel makkelijk: je zekert iemands bestaan. Punt. Dat spreekt boekdelen. Dus overal waar wethouders en beleidsambtenaren met chocoladeletters bestaanszekerheid op nota’s schrijven, bedoelen ze dat ze het bestaan van de inwoners zekeren.

Waaaw, dat is superfijn.!

Maar is dat ook zo? De praktijk leert dat het bestaan van mensen vaak aan een zijden draadje hangt en maar voor een klein beetje gezekerd is. Want bij het minste of geringste laat de overheid je los, of grossiert diezelfde overheid in regels of sterker nog fouten van eigen makelij. Dat is geen bestaanszekerheid meer. Dat is bestaans-on-zekerheid.

Het bestaan van iemand zekeren dat doe je niet half of maar een klein beetje. Dat is alles of niets. En omdat in de grondwet staat dat het alles is, dan is het ook alles. Dus voortaan staat er met grote letters boven de voordeur van iedere de sociale dienst geschreven … Wees gerust, uw bestaan is gezekerd, wees welkom.

Ralf Embrechts is sociaal ondernemer, directeur bij MOM Tilburg en oprichter van Quiet

Ook interessant om te lezen:

Er zijn geen berichten gevonden

Inloggen


Sluit venster