In de negentiende eeuw verenigde de gegoede burgerij zich in de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Doel was een beschavingsoffensief om het ‘gemeene volk’ op te voeden. Thomas Bersee laat aan de hand van tweehonderd jaar beschavingswerk zien dat het Nut aan de wieg stond van onze huidige opvattingen omtrent redzaamheid, participatie, burgerschap en sociale inclusie.
DOOR Thomas Bersee
Foto: iStock/alexanderfarnsworth
In het huidige beschavingsoffensief is een grote rol voor eigen initiatief van inwoners, zoals met stadstuinen.
De wortels van vrijwel alle moderne ideeën over opvoeding en onderwijs reiken terug tot de achttiende eeuw, ook wel de eeuw van de Verlichting genoemd. Tolerantie, vrijheid en gelijkheid waren het parool. Er was een optimistisch geloof in de menselijke rede en in de maakbaarheid van de samenleving. Comenius pleitte voor een leven lang leren, Voltaire stelde ‘onderwijs is alles’ en John Locke betoogde dat elk kind als een onbeschreven blad ter wereld komt om vervolgens gevormd te worden tot mens. Een invloedrijke buitenbeen was Jean-Jacques Rousseau, die sprak over de conflictueuze spanning tussen de natuurlijke staat van de mens en de corrumperende werking van opvoeding en maatschappij. Niettemin was de algemene idee dat mens en samenleving door opvoeding en onderwijs beter en gelukkiger zouden worden. ‘Kennis is deugd’ was daarbij het motto [1].