Jonggehandicapten met arbeidsvermogen vallen niet langer onder de verantwoordelijkheid van UWV, maar onder de gemeenten. Aan hen de taak om regie te voeren op de samenwerking om deze jongeren naar, al dan niet betaald, werk te begeleiden. In dit artikel worden tien succesfactoren benoemd.
Sinds de invoering van de Participatiewet is de Wajong niet meer toegankelijk voor jonggehandicapten met arbeidsvermogen. Deze jongeren vallen onder de doelgroep van de Participatiewet en daarmee onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Tegelijkertijd hebben gemeenten met de Wet op de jeugdzorg en de Wmo 2015 een belangrijkere rol gekregen in de zorg en arbeidstoeleiding van jonggehandicapten met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het is nu de taak van gemeenten om daar regie over te voeren. In deze veranderende context moet de samenwerking op dit gebied (deels) opnieuw vorm krijgen. Dit is een belangrijke opgave, temeer omdat het kansen biedt voor meer regie en afstemming tussen de verschillende domeinen waar een kwetsbare jongere mee te maken krijgt. UWV, tot de invoering van de Participatiewet de centrale partij in de netwerken rond jonggehandicapten, heeft onderzoeksbureau Regioplan opdracht gegeven te onderzoeken wat de belangrijkste succesfactoren zijn voor een goede samenwerking bij het begeleiden van deze jongeren naar (betaald) werk.1
Bestaand
Een groot deel van de Wajong-instroom vóór 2015 bestond uit jongeren afkomstig uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het praktijkonderwijs (pro).2