Sinds de invoering van de Wmo 2015 werken bestuursorganen steeds vaker zonder beschikkingen. Zij zien het keukentafelgesprek als dé gelegenheid om afscheid te nemen van als onnodig ervaren bureaucratie en ingewikkelde administratieve processen. Maar de keerzijde is dat burgers verstoken blijven van hun wettelijk recht op rechtsbescherming.1
Ondanks de kritische noten die de Nationale Ombudsman en de Centrale Raad van Beroep (CRvB) hierover al hebben gekraakt, is een verandering in de praktijk nog altijd ver te zoeken.2 Argumenten als dejuridisering en efficiëntie voeren de boventoon. De Algemene wet bestuursrecht wetgever heeft de ontstane problematiek erkend en bereidt een wetswijziging voor. Op grond van die voorgenomen regelgeving maakt het straks niet meer uit of een bestuursorgaan bewust of onbewust de burger rechtsbescherming ontzegt. Deze kan te allen tijde terecht bij de bestuursrechter, zowel wegens feitelijk (niet) handelen van de overheid als bij een besluit. En ook als het feitelijk handelen een besluit betreft van een uitvoeringsorganisatie die door de gemeente voor de uitvoering is ingeschakeld. Het voornemen ziet er verder op toe dat de termijn waarbinnen een burger rechtsbescherming in kan roepen naar een periode van zes maanden gaat. Het is niet alleen de Wmo 2015 die hieronder komt te vallen, maar het betreft ook andere wetten als de Participatiewet (PW) en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs).3 Het aanvankelijke idee om ook de Jeugdwet (JW) hieronder te scharen is komen te vervallen.4 Vanuit verschillende kanten is over de invoering hiervan al het nodige geschreven en gezegd.5 De rechtbank Arnhem doet een fikse duit in het zakje middels een glasheldere uitspraak in een voorlopige voorziening. Deze kwalificeert de huidige uitvoeringspraktijk zelfs als ‘evident onrechtmatig en in strijd met de wet’.6 Voor ons doorgaans zo genuanceerde bestuursrecht een ongekend krachtige kwalificatie. Wat speelde er en wat maakt dat de rechtbank tot zo’n uitzonderlijk hard oordeel kwam?
De kwestie
Een 64-jarige alleenwonende mevrouw ondervindt een diversiteit aan beperkingen. In de uitspraak is terug te vinden dat het gaat om zogenoemde multiproblematiek. Hernia’s, oorontstekingen, luchtwegproblemen, sclerodermie, neuropathie, lupus, de ziekte van Sjögren, osteoporose, fibromyalgie, dystrofie in been en hand, dystonie, hypermobiliteitssyndroom, chronische pijnsyndroom, een verbrijzelde voet, burn-out. Daarnaast kampt mevrouw met psychische problematiek die haar belemmert bij het naar buiten gaan. Thuis gebruikt mevrouw een zogenaamde trippelstoel. Het vervoer buitenshuis wordt ondersteund door middel van een brommobiel. Om mevrouw toch zoveel mogelijk zelfstandig te kunnen laten functioneren is haar via de AWBZ een pgb toegekend en vanuit de Wmo een pgb voor huishoudelijke hulp voor zwaar huishoudelijk werk, licht huishoudelijk werk, was verzorging, boodschappen en maaltijdbereiding. Kortom, een heel scala aan beperkingen en dito financiële voorzieningen. Een onderzoek door het wijkteam bracht onregelmatigheden aan het licht ten aanzien van de besteding van het pgb. Zo zouden gelden van het pgb huishoudelijke hulp zijn besteed aan tuinonderhoud. Gedurende het onderzoek kwam er bij het wijkteam ook nog een fraudemelding binnen van een hulpverlener aan wie de mevrouw had opgedragen om niet verleende uren zorg te declareren en de inkomsten daarvan contant aan mevrouw af te dragen. Ook een andere hulpverlener bleek met deze handelwijze te maken te hebben gehad. Onnodig te zeggen dat één en ander aanleiding gaf tot nadere besluitvorming. Het toegekende pgb werd omgezet naar zorg in natura. Echter: besluitvorming op welke manier? In de uitspraak is hierover terug te vinden dat dit een uitdrukkelijk punt is geweest dat ter zitting ter sprake is gekomen. Het bestuursorgaan stelde zich op het standpunt dat er in dit geval zelfs veel besluiten waren genomen, maar dat die niet op schrift waren of worden gesteld. Uit de interne aantekeningen zou voldoende blijken hoe zij tot haar besluitvorming was gekomen. Daarnaast, zo stelde de gemeente, was er ook nog een extern adviesrapport waar deDe Wmo 2015 schrijft een aantal processtappen voor. De gemeente heeft die niet gezet, omwille van ‘efficiëntie en dejuridisering’.