Werkgevers hebben wat betreft de WGA twee opties: hun werknemers publiek verzekeren via UWV of een verzekering afsluiten bij een private verzekeraar en eigenrisicodrager worden. Zijn er verschillen tussen beide groepen werknemers in de ervaren re-integratieactiviteiten en successen in de periode vóór de WIA? UWV Kenniscentrum zocht het uit.
De Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) is onderdeel van de WIA, de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Dit is een werknemersverzekering voor mensen die arbeidsongeschikt raken en nog kans hebben op herstel. Werkgevers die een verzekering afsluiten bij een private verzekeraar en eigenrisicodrager worden, blijven samen met hun verzekeraar na WGA-instroom tien jaar lang direct verantwoordelijk voor het betalen van de WGA-uitkering en de re-integratie van de uitkeringsgerechtigde. In het publieke stelsel is de re-integratie belegd bij UWV, evenals de betaling van de WGA-uitkering. Hoewel het publieke stelsel een premiedifferentiatie naar WGA-risico kent, zijn de financiële prikkels bij eigenrisicodragerschap directer verbonden met de WGA-instroom van langdurig zieke werknemers. De verwachting is dan ook dat eigenrisicodragers en de private verzekeraar meer of effectiever re-integratieactiviteiten ondernemen dan publiek verzekerde werkgevers en daarmee vaker werkhervatting en herstel bereiken van langdurig zieke werknemers nog vóór instroom in de WIA. Tussen ziekmelding en instroom in een WGA-uitkering zitten twee jaar ziekte, de zogenoemde ‘wachttijd’ voor de WIA. Eigenrisicodragerschap is één van de pijlers in het beleid rond preventie van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid.