Hoe bescherm je als gemeente op passende wijze de privacy van burgers die hulp nodig hebben? Dat blijkt lastig. De verwachtingen zijn hoog. Burgers zien graag dat hun privacy wordt gerespecteerd, maar willen ook een overheid die veiligheid garandeert, niet steeds naar de bekende weg vraagt en zuinig omgaat met belastinggeld.
Gemeenten zijn sinds januari 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning, arbeidsparticipatie en zorg voor chronisch zieken en gehandicapten. Gemeenten en hulpverlenende organisaties moeten daarvoor gegevens van burgers verwerken die vaak privacygevoelig zijn. Niet alleen NAW-gegevens en de hulpvraag maar ook gegevens over de lichamelijke en geestelijke gezondheid, het strafrechtelijke verleden en inkomensgegevens worden regelmatig vastgelegd. Dat betekent voor gemeenten een grote extra verantwoordelijkheid. Lokale rekenkamers hebben tot taak de kwaliteit van het gemeentelijke bestuur te onderzoeken. Onlangs hebben de rekenkamers van Amsterdam en Eindhoven onderzoek gedaan naar de privacy van burgers met een hulpvraag.1
De basis
Het college van Burgemeester en Wethouders is verantwoordelijk voor een goede verwerking van persoonsgegevens van burgers, ook als de gegevensverwerking door anderen wordt gedaan voor de gemeente. Het is belangrijk om daar op een passende manier mee om te gaan omdat privacyregelgeving niet mag worden veronachtzaamd, maar de kwaliteit van de hulpverlening ook niet moet gaan lijden onder een te rigide interpretatie van de regels. Opvallend is dat zowel in Amsterdam als Eindhoven de basis voor een goede omgang met privacy nog onvoldoende op orde is. Zo is het privacybeleid gedateerd (Amsterdam) of ontbreekt (Eindhoven). En is de naleving van de privacyregels in beide steden onvoldoende gewaarborgd. Taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden zijn onvoldoende afgebakend en ingevuld. Naleving van de privacyregels wordt nog niet (Amsterdam) of onvoldoende (Eindhoven) gemonitord.