Bijstandsgerechtigden kunnen bij de gemeente een uitkering aanvragen. Tien jaar geleden ontvingen bijna 356 duizend personen tot de AOW-gerechtigde leeftijd een algemene bijstandsuitkering. In augustus 2016 waren dat er bijna 459 duizend. Van hen had bijna een derde deze uitkering al vijf jaar of langer.
Personen die niet voldoende inkomen of vermogen hebben om van te leven, kunnen in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering. Met deze uitkering kan in het dagelijks levensonderhoud voorzien worden. Wat wordt verstaan als ‘voldoende’ vermogen hangt af van iemands leefsituatie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen (echt)paren, alleenstaande ouders en alleenstaanden. Zo mochten paren en alleenstaande ouders in 2016 maximaal 11.840 euro aan vermogen hebben. Voor paren telt het inkomen en eigen vermogen van de partner ook mee. Alleenstaanden hebben een lager maximaal toegestaan vermogen (5.920 euro), omdat zij voor minder personen hoeven te zorgen. Wanneer iemand boven deze grens zit, kan in het eigen levensonderhoud worden voorzien. De persoon heeft dan geen recht op bijstand totdat het surplus is opgemaakt. Iemands leefvorm is ook van invloed op de hoogte van de bijstandsuitkering. Begin 2016 kregen paren van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd samen netto 1.390 euro per maand, inclusief vakantietoeslag.
Alleenstaanden en alleenstaande ouders ontvingen 972 euro, waarbij alleenstaande ouders ook nog extra kindgebonden budget kregen. Daarnaast is de kostendelersnorm van belang voor de hoogte van de uitkering. De kostendelersnorm houdt in dat met hoe meer andere volwassenen een bijstandsontvanger de woning deelt, hoe lager de uitkering wordt. De bijstandsontvanger kan de woonkosten namelijk met deze mensen delen. Zo ontvangt iemand die met drie anderen woont nog maar veertig procent van de gehuwdennorm, dus 556 euro.