Hoe hoger de leeftijd, hoe hoger het aandeel arbeidsgehandicapten onder werkzame personen. Bij mannen geldt dit in sterke mate voor deeltijders. In beroepen waar relatief veel lichamelijk werk wordt verricht, zijn relatief veel mannen arbeidsgehandicapt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de agrarische beroepen.
In 2015 telde de werkzame beroepsbevolking 551 duizend (6,6%) arbeidsgehandicapten. Dit zijn personen die door een langdurige aandoening of handicap hinder ondervinden bij het uitvoeren dan wel verkrijgen van werk. De beperkingen kunnen zich op verschillende manieren uiten in het werk. Zo kan men mogelijk niet voor alle taken die bij een functie horen worden ingezet, of bijvoorbeeld alleen met extra hulpmiddelen. De beperking kan zich ook uiten in een gelimiteerd aantal uren dat men per week inzetbaar is. Het aandeel arbeidsgehandicapten is dan ook groter onder personen die in deeltijd werken. Dit geldt in sterkere mate voor mannen. Mannen met een deeltijdbaan hebben meer dan twee keer zo vaak een arbeidshandicap als mannen met een voltijdbaan. Bovendien is het aandeel met een arbeidshandicap onder mannen met een deeltijdbaan groter dan onder vrouwen met een deeltijdbaan: 9,2 procent tegenover 8,1 procent. Bij voltijdbanen is dat andersom: 4,6 procent bij mannen tegenover 6,3 procent bij vrouwen.
Behalve dat arbeidsgehandicapten vaker dan niet-arbeidsgehandicapten in deeltijd werken zijn zij ook veel minder vaak aan het werk, namelijk 32,4 procent tegen 70,5 procent.