Bij mantelzorg denken mensen nogal eens aan vrouwen van middelbare leeftijd die voor hun ouders zorgen. Recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau laat zien dat de werkelijkheid veel genuanceerder is. Ondersteuning zou zich moeten richten op uiteenlopende groepen mantelzorgers, en die hulp kan door heel veel mensen en organisaties worden geboden.
Een mantelzorger kiest doorgaans niet voor deze rol: mensen helpen elkaar omdat het nodig is. Zeker als het om een partner of een nabije verwant gaat, dan helpen mensen bijna vanzelfsprekend. Ondanks dat mensen elkaar graag hulp bieden, gaat het helpen niet altijd goed: velen worden overvallen door een zorgvraag en realiseren zich niet dat ze nogal al eens lang en intensief hulp zullen gaan geven en daarbij ondersteuning nodig hebben.
Partners
Veel mantelzorg wordt gegeven door mensen tussen de 45 en 64 jaar. Zij bieden vaak hulp aan (zeer) oude ouders en combineren dat vaak met een baan. Maar ook een op de vijf 75 plussers geeft zelf hulp aan een naaste. Het gaat vaak om langdurige en intensieve hulp aan hun partner die vanuit liefde en genegenheid wordt gegeven. Een deel heeft zelf ook te maken met een verslechterde gezondheid. Partnerhelpers en degenen die intensief helpen ervaren met regelmaat een hoge belasting en verliezen vaker hun geduld. Dit betekent dat deze helpers (onder wie veel ouderen) een kwetsbare groep vormen en wellicht extra ondersteuning nodig hebben.