Wie een psychische, verstandelijke of lichamelijke beperking heeft, kan baat hebben bij wonen in een groep. Maar passende plekken in instellingen of beschermde woonvormen zijn schaars. Groepen ouders creëren daarom steeds vaker zelf groepswoningen. Is dat een zegen of zorg voor gemeenten?
Initiatieven van burgers in de zorg voor kwetsbare medeburgers passen goed bij de gedachte van de ‘participatiemaatschappij’ die de overheid voorstaat (van Houwelingen et al. 2014). Een voorbeeld hiervan zijn wooninitiatieven die groepen ouders voor hun kinderen met een beperking opzetten. Bij deze zogenoemde ouderinitiatieven nemen ouders eigen regie en creëren ze samen een groepswoning voor hun kinderen waar deze zo zelfstandig mogelijk kunnen zijn met de benodigde zorg en ondersteuning. De bewoners, die veelal een verstandelijke of psychische beperking (zoals autisme) hebben, hebben eigen appartementen of kamers en beschikken over een gemeenschappelijke ruimte voor groepsactiviteiten zoals koken, sociaal contact en begeleiding. Vaak kennen bewoners elkaar al van school of dagbesteding, en hebben ze een goede ‘klik’ met elkaar. De zorg wordt meestal betaald uit een persoonsgebonden budget (pgb).
Het is onbekend hoeveel van dergelijke initiatieven er precies zijn, maar het gaat vermoedelijk om honderdtallen. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau naar deze ouderinitiatieven komt naar voren dat deze woonvormen door de betrokkenen zeer gewaardeerd worden, maar worden bedreigd door financiële tekorten en organisatorische vraagstukken (Plaisier en De Klerk 2018). Door de hervormingen in de langdurige zorg ontvangt een deel van de ouderinitiatieven hun zorg voornamelijk uit de Wmo. Het beleid van een gemeente kan doorslaggevend zijn in het al dan niet voortbestaan. In sommige gemeenten gaat het goed, maar er zijn ook ouders die zich door hun gemeenten (nog) niet voldoende gesteund voelen. Als een ouderinitiatief ‘omvalt’, zal naar verwachting een deel van de bewoners (degenen met een ernstige beperking) in een traditionele zorginstelling of beschermd wonen terechtkomen en een ander deel zal weer bij hun (oude) ouders moeten gaan wonen. Zelfstandig wonen is vaak te hoog gegrepen vanwege het risico te weinig ondersteuning te krijgen en te vereenzamen.