In 2030 is het aantal kinderen in armoede gehalveerd. Althans, dat is de overheidsambitie. Maar de streefcijfers zijn nog lang niet in zicht. Bovendien zijn op lokaal niveau de mogelijkheden om deze cijfers te beïnvloeden beperkt. Biedt de ambitie om sociale uitsluiting terug te dringen een alternatief voor de puur economische benadering?
DOOR Keimpe Anema
Helaas, er zijn kinderen die opgroeien in armoede. In 2019 ging het in Nederland om ruim 251 duizend kinderen, volgens de lage-inkomensdefinitie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit betekent maximaal een netto maandinkomen van 2080 euro voor een paar met twee kinderen en 1660 euro voor een eenoudergezin met twee kinderen. Inmiddels is steeds meer bekend over wat het betekent op de korte en lange termijn om de kindertijd in armoede door te brengen.
Enerzijds is dit geruststellend, want opgroeien in armoede hoeft niet problematisch te zijn en vaak is de band tussen ouder en kind goed [1]. Daarbij geven veel kinderen aan tevreden te zijn met de thuissituatie. Anderzijds laat onderzoek ook zien dat opgroeien in armoede tot een groter risico leidt op sociale uitsluiting en dat het een gezonde ontwikkeling van het kind in de weg kan staan. Dit is sterker het geval bij gezinnen die langdurig met armoede te maken hebben en elke dag moeite moeten doen om rond te komen. Naast de nodige geldzorgen en spanningen thuis, betekent dit minder mogelijkheden voor (nieuwe) kleren, persoonlijke verzorging, sociale activiteiten of noodzakelijke zaken als internet.