De hervormingen in de langdurige zorg per 2015 hebben gevolgen voor allerlei zorggebieden, zo ook voor huisartsenzorg. Door middel van elf interviews kregen we inzicht in ervaringen en meningen van huisartsen over de huidige toegang tot zorg en ondersteuning.
In het kader van een deelstudie van de landelijke evaluatie van de Hervorming Langdurige Zorg1, werden in de tweede helft van 2017 elf huisartsen geïnterviewd door twee onderzoekers van het Sociaal en Cultureel Planbureau. De meeste huisartsen zijn geworven via een oproep via de LHV. Er is niet gestreefd naar representativiteit, wel is gezocht naar diversiteit. Onder de geworven respondenten waren meer vrouwelijke huisartsen (zeven) dan mannelijke huisartsen (vier). Vertegenwoordigd zijn huisartsen uit plattelandsgebieden, verstedelijkte dorpen en stedelijke gebieden. Een van de respondenten maakte deel uit van een regionale huisartsencoöperatie waarin ruim honderd huisartsen samenwerken. Onder de respondenten zijn vier kaderhuisartsen ouderengeneeskunde.
Thuiswonend
Langer zelfstandig wonen is een speerpunt in het landelijke beleid. Volgens de wetgever willen mensen dit zelf en is het ook goedkoper. Om deze reden zijn er strengere criteria gekomen voor opname in een instelling, wat nu alleen mogelijk is als er blijvende 24uurs-zorg of -toezicht nodig is. Verder is het de bedoeling dat huisartsen ‘zorg in de wijk’ leveren, in samenwerking met andere eerstelijnszorg zoals de wijkverpleging, die sinds 2015 vanuit de eerste lijn beschikbaar is.2 Deze zorg moet eraan bijdragen dat de groter geworden groep van thuiswonende mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen. Huisartsen vervullen bovendien een belangrijke rol in de route naar (langdurige) zorg en ondersteuning. Zij kunnen naar andere wettelijke kaders verwijzen, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Ook zijn ze een relevante samenwerkingspartner voor de bij die wetten betrokken partijen. Huisartsen hebben een specifieke taak gekregen in het indiceren van eerstelijnsverblijf (ELV) vanuit de Zorgverzekeringswet.3