De Nederlandse overheid borgt de toegang tot publieke voorzieningen door deze geheel of deels te bekostigen. Niet alle huishoudens hebben in gelijke mate profijt van deze bekostiging. Huishoudens met een niet-westerse hoofdkostwinner lijken wel behoefte aan ondersteuning te hebben, maar de toegang tot gemeentelijke ondersteunende voorzieningen niet goed te vinden.
De Nederlandse overheid int bij huishoudens jaarlijks in totaal circa 250 miljard euro aan sociale premies, belastingen en eigen bijdragen voor publieke voorzieningen. De overheid keert eveneens circa 250 miljard uit aan uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid en als bijdrage aan publieke voorzieningen in het kader van zorg, ondersteuning, onderwijs, wonen, sport, cultuur en recreatie en vervoer (Olsthoorn et al. 2017). Aangezien het bedrag dat huishoudens per jaar ontvangen van de overheid in veel gevallen niet gelijk is aan het bedrag dat zij betaald hebben, gaat deze operatie van inning en uitkering gepaard met een omvangrijke herverdeling.
Ten eerste onderscheiden we herverdeling in de secundaire sfeer1, waarin de overheid het inkomen uit arbeid en vermogen door middel van sociale premies, uitkeringen en inkomstenbelasting herverdeelt tot het secundaire inkomen. Het secundaire inkomen betreft ongeveer het bedrag dat mensen jaarlijks in totaal op de rekening zien verschijnen. In de secundaire sfeer dragen Nederlandse huishoudens circa 200 miljard euro af en ontvangen zij circa 110 miljard euro.
Wanneer huishoudens ten tweede gebruik maken van door de overheid bekostigde zorg, onderwijs, ondersteuning, volkshuisvesting, sport, cultuur en recreatie, en vervoer, ontvangen zij inkomen in natura. Een student die 2000 euro betaalt voor een opleiding die 20.000 euro kost, waarbij de overheid de rest bijpast, ontvangt 18.000 euro in natura van de overheid. Omgekeerd verliezen huishoudens inkomen wanneer zij btw, motorrijtuigenbelasting, onroerendezaakbelasting, et cetera betalen. Wanneer we het inkomen uit voorzieningen optellen bij het secundaire inkomen, en de uitgaven aan btw en dergelijke hier van aftrekken, komen we op het tertiaire inkomen. In de tertiaire sfeer ontvangen Nederlandse huishoudens circa 140 miljard euro en dragen zij circa 50 miljard euro af (Olsthoorn et al. 2017).