Op de uitvoering van de schuldhulpverlening is de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) van toepassing. De Awb voorziet in (spel)regels om contacten tussen onder meer burgers en de overheid in goede banen te leiden. Hoe geven gemeenten de uitvoering momenteel vorm? En hoe kunnen ze dat beter doen?
Een inventarisatie van het lectoraat Schulden & Incasso wijst uit dat nog geen twintig procent van de gemeenten op juiste wijze beschikkingen verleent. En dat terwijl het van belang is om de Awb op een deugdelijke wijze toe te passen.
Voor huishoudens die hulp zoeken voor hun schuldenproblematiek ligt een beroep op de gemeentelijke schuldhulpverlening het meest voor de hand. Het is gratis en elke gemeente is verplicht het aan te bieden. Er zijn wel alternatieven maar die kennen nadelen en drempels. Budgetbeheer en -coaching kost al snel vijftig tot zeventig euro per maand. Dat bedrag is voor de meeste schuldenaren te hoog om maandelijks te missen. Een schuldregeling met kwijtschelding is voor schuldenaren überhaupt lastig in te kopen. Want in art 47 en 48 van de Wet op het consumentenkrediet staat dat schuldhulpverlening tegen betaling verboden is.1 Het besef dat schuldenaren weinig alternatieven hebben, geeft gemeenten de grote verantwoordelijkheid om schuldhulpverlening op een deugdelijke wijze aan te bieden. Een correcte toepassing van de Awb is in dat kader een van de pijlers. Door op de juiste momenten en wijze een beschikking te nemen laat de gemeente zien dat zij het contact met de burger serieus neemt. Een juiste toepassing van de Awb zorgt er voor dat de burger de rechtsbescherming heeft die hem toekomt.2 Een minder belangrijk maar wel positief neveneffect is dat wanneer gemeenten de beslistermijnen van de Awb volgen, ze niet het risico lopen dat ze op enig moment een dwangsom moeten betalen.