Essaywedstrijd – 1e prijs
De vertrouwensbreuk tussen de overheid en haar burgers is groot. Nederlandse burgers voelen zich weinig gehoord. Myrthe Weijman beschrijft mogelijke oplossingen in dit prijswinnende essay.
DOOR Myrthe Weijman
Nederlanders stemmen in groten getale op populistische partijen, in de Tweede Kamer worden steeds vaker moties van wantrouwen ingediend en blunders tijdens de coronacrisis zorgen voor een deuk in het overheidsimago. Het voelt alsof de invloed van de normale burger op de politiek nihil is geworden. Toegegeven, de basiskennis van veel Nederlanders op het gebied van de politiek is niet erg groot: niet altijd wordt begrepen wie in besturend Nederland welke knopen doorhakt of waarom de overheid een bepaalde koers volgt, vooral als duidelijk is dat maar een klein deel van de kiezers (en hun vertegenwoordigers) deze koers steunt. Het alledaagse leven van de gemiddelde Nederlander is ook al druk genoeg, zonder dat die zich in de dagelijkse politiek moet gaan verdiepen.
Behoefte van de burger
De vraag is niet of het terecht is dat Nederlanders geen vertrouwen meer hebben in de overheid: de gemiddelde overheidsfunctionaris zal met de beste capaciteiten en bedoelingen zijn of haar werk uitvoeren. Het is ook niet de vraag óf het zo is dat er minder vertrouwen in de overheid is: helaas is dit algemene kennis geworden, zelfs voor politieke leken. Dit gebrek aan vertrouwen is immers de reden dat de overheid mensen vraagt om mee te denken over oplossingen voor deze vertrouwensbreuk. De vraag is welke behoefte de burger heeft en hoe daar het beste aan tegemoet kan worden gekomen. Dit essay gaat daarom in op de vraag aan welke behoefte van de burger momenteel tekort wordt gedaan. Vandaaruit wordt ingegaan op de oplossingsrichtingen die de overheid erbij kunnen helpen een servicegerichte rol op zich te nemen, uiteraard met een onmisbare rol voor de burger zelf.
De lerende overheid
Het is voor een lerende overheid essentieel om burgers een educatief en toegankelijk platform te bieden waar de overheid hoort waar zij naar moet luisteren. In theoretische termen: de Nederlandse overheid moet de burgerinspraak zodanig inrichten dat deze de kenmerken vertoont van een deliberative democracy.
Mensen moeten wel het gevoel hebben dat het uitmaakt dat ze het oneens zijn met het beleid.
Dit is een vorm van democratie, bedacht door de politiek filosofen John Rawls en John Stuart Mill, waarbij uitwisseling van informatie en argumenten op het gebied van beleid centraal staan. De belangrijkste kenmerken van dit idee gaan terug tot Aristoteles, die betoogde dat de mens een ‘politiek wezen’ is, dat politieke participatie nodig heeft om zijn of haar eigen leven waarde te geven en te ontwikkelen. Dit idee impliceert dat politieke participatie niet alleen draait om de uitkomst maar om de burger zelf, en om de beleving van de burgers dat zij gehoord en gezien worden door degene die hen bestuurt. De coronacrisis laat zien dat politieke spanningen versterkt worden in crisistijd, wat te maken heeft met het gevoel de controle verloren te zijn. Een deel van de vertrouwensbreuk kan hierdoor verklaard worden: mensen zijn het niet per se altijd oneens met het overheidsbeleid, maar ze moeten wel het gevoel hebben dat het uitmaakt of zij het oneens zijn. Als zij dat gevoel niet hebben, ontstaat een kloof. Daarom is het van belang dat de Nederlandse democratie deliberatiever wordt.
Versterking van de inbreng van de burger
In praktische termen zou een platform voor de burger om zichzelf te uiten de vorm kunnen aannemen van een raadgevend, digitaal ‘referendum’. De burger kan zodanig aangeven hoe hij of zij zich voelt over een bepaald wets- of beleidsvoorstel. Daarmee wordt aan de overheid teruggekoppeld hoe men de uitvoering van het beleid heeft ervaren (of ervaart). Zoals het woord ‘raadgevend’ al aangeeft, is het niet de bedoeling om dit referendum bindend te maken. Een dergelijk referendum heeft als doel om de burger zijn of haar mening te laten geven. De uitkomsten van een dergelijk referendum zullen grondig geanalyseerd moeten worden en kenbaar worden gemaakt aan de betreffende besluitnemers. Als terugkoppeling zal de overheid via hetzelfde platform duidelijk maken waarom het advies wel of niet is opgevolgd, dat wil zeggen wat de redenen zijn voor het (door)voeren van bepaald beleid. Dit biedt transparantie aan de burgers, omdat het hen laat zien dat er weloverwogen keuzes worden gemaakt, en de overheid geeft de burger bewijs dat er is geluisterd (ook al wordt het advies niet opgevolgd).
Daarnaast kunnen er burgergroepen worden opgericht waarin burgers samenkomen om publieke onderwerpen te bespreken. Indien gewenst kunnen er ook gesprekken plaatsvinden met individuele burgers. Het is van belang dat, zolang er genoeg vrijwilligers zijn, deze groepen worden gevormd op basis van een goede afspiegeling van de samenleving. De bijeenkomsten van deze groepen moeten worden georganiseerd, gefinancierd en gepromoot door de overheid. Het is van belang dat de gesprekken die hier plaatsvinden niet worden geleid door overheidsfunctionarissen. Dit kan weerstand oproepen op het moment dat het vertrouwen in de overheid al laag is. De leiding van een gesprek kan door bijvoorbeeld een psycholoog, socioloog of politicoloog plaatsvinden, waardoor veel nieuwe inzichten kunnen ontstaan in onderliggende (persoonlijke) problematiek op het gebied van een gebrek aan vertrouwen in de overheid. Dit soort inzichten zijn vaak minstens zo belangrijk als het functioneren van de overheid zelf.
Uiteraard zijn er nog andere praktische invullingen mogelijk voor de uitwerking van deze ideeën. Het gaat er in eerste instantie om een breed kader te schetsen waarin een deliberative democracy kan functioneren. Daarna pas zijn vragen aan de orde die met de praktische invulling te maken hebben, zoals: Hoe groot moeten deze burgergroepen zijn? Hoe vaak moeten zij samenkomen? Over welke onderwerpen en op welke schaal moeten deze ‘referenda’ worden gehouden? Het belangrijkste is dat burgers actief worden betrokken bij politieke processen en dat de overheid daadwerkelijk op de hoogte is van de publieke opinie.
Effectieve en duurzame inbreng van de burger
In bovenstaande suggesties komen belangrijke elementen terug die de overheid kunnen helpen bij het herstel van het burgervertrouwen, maar er zijn er uiteraard nog vele andere uitvoerbare variaties van de deliberative democracy denkbaar. Om de inbrengende rol van de burger zo effectief en duurzaam mogelijk te maken, is het belangrijk dat de burger gezien en gehoord wordt; dat de manier waarop dit gebeurt zeer duidelijk gecommuniceerd wordt en dat het laagdrempelig is om deel te nemen; dat de politieke mening van de burger zo duidelijk mogelijk kenbaar wordt gemaakt aan de overheid; en dat de overheid terugkoppelt en beleid toelicht, maar dat de burger niet per definitie een doorslaggevende rol heeft bij beslissingen waar expertise voor nodig is.
Daarnaast is het van groot belang dat de burger bij de uitvoering van beleid, niet wordt bevestigd in zijn of haar grootste kritiek op de overheid. Een belangrijk advies daarbij is: stel een nieuw beleid in burgerparticipatie niet bloot aan de risico’s van bureaucratie. Alhoewel burgerparticipatie zeker kan leiden tot verbetering van het beleid door verschillende perspectieven toe te voegen, is het niet efficiënt. Efficiëntie van burgerparticipatie is niet het doel. Als het wordt gezien als een taak die zo snel mogelijk moet worden uitgevoerd, worden ontevreden burgers slechts bevestigd in deze ontevredenheid. De ontevredenheid van de Nederlandse burgers zal verminderen wanneer zij de mogelijkheden ervaren om hun onvrede te uiten. Dat is waar vertrouwen in de overheid uiteindelijk om draait: burgers die daadwerkelijk de mogelijkheid krijgen om gehoord en serieus genomen te worden.
Myrthe Weijman heeft als MSc Political Science en BA Wijsbegeerte een grote interesse in de filosofische beginselen van hedendaagse politieke debatten. Deze passie heeft haar, samen met haar grote liefde voor schrijven (en toenemende rusteloosheid tijdens de lockdown), ertoe bewogen om mee te doen aan deze essaywedstrijd.