In Nederland woont van de 85 tot 89-jarigen driekwart nog zelfstandig, van de 90 tot 95-jarigen nog zestig procent. In een studie laat het Sociaal en Cultureel Planbureau zien welke hulpbronnen ouderen in staat stellen langer zelfstandig te blijven.
In deze studie hebben we een groep van 1768 65-plussers veertien jaar lang gevolgd; ouder worden gaat in de tijd. Om inzicht te krijgen hoe ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen hebben we naar ontwikkelingen in de levensloop in de derde (vitale) en vierde (kwetsbare) levensfasen gekeken, die overigens niet zo scherp te onderscheiden zijn. De longitudinale benadering levert inzichten op over de duur van zelfstandig wonen, de duur van het zorggebruik, de veranderingen in het gebruik van typen zorgvoorzieningen en de invloeden van persoonlijke achtergronden, fysieke en sociale hulpbronnen in de omgeving, ingrijpende levensgebeurtenissen zoals het overlijden van een partner. Door met een brede blik over een lange periode te kijken, levert deze studie nieuwe inzichten op over hoe burgers ouder worden met zorg in Nederland.
Factoren
Er is een aantal bepalende factoren voor langer zelfstandig wonen aan te wijzen. Ten eerste de gezondheid: gezondheidsproblemen hebben het grootste effect op het zelfstandig blijven wonen. Van de 65-plussers zonder chronische aandoening woont driekwart na veertien jaar zelfstandig; van de groep met meer dan een chronische aandoening is dat slechts de helft, en van de mensen met dementie nog maar een derde. De anderen zijn verhuisd naar een verzorgings- of verpleeghuis of zijn overleden.